Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

WJD 2011 (2/2): Gesterkt in het geloof

24 juni 2011

De Wereldjongerendagen zullen plaats vinden te Madrid van 16 tot 21 augustus in aanwezigheid van Benedictus XVI. Dit jaar hebben ze het volgende centraal thema: “In Christus geworteld, op Hem gegrondvest, gesterkt in het geloof”(Kol. 2, 7). De paus legt dit thema uit in zijn boodschap voor de WJD 2011, waarop didoc.be in twee delen commentaar geeft.

 

 

In navolging van de H. Paulus nodigt de paus ons uit “gesterkt in het geloof” te zijn. Maar wat betekent dat? Wat is het geloof? Waarom zijn sommigen gelovig en anderen niet? Is het geloof noodzakelijk? Is er een verband tussen geloof en geluk?

 

Het geloof is een antwoord op een goddelijke uitnodiging en een genade

De Catechismus van de Katholieke Kerk (CKK) brengt ons onder het nr. 142 een eerste definitie van het geloof: “Door zijn openbaring ‛spreekt de onzichtbare God, uit de overvloed van zijn liefde, tot de mensen als tot zijn vrienden en gaat Hij met hen om, teneinde hen uit te nodigen tot de gemeenschap met Hem en hen daarin op te nemen’. Het overeenstemmend antwoord op deze uitnodiging is het geloof”.

 

Het geloof is een antwoord op een uitnodiging die God tot ons richt door een historisch gebeuren: “Want zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben” (Joh. 3, 16).

 

De vraag van het geloof wordt niet gesteld in termen van nut, van belang, van verhouding kwaliteit/prijs zoals wanneer men overweegt om een product te kopen of zich in te schrijven in een vereniging. Dit punt is belangrijk, want vele jongeren stellen de vraag: waartoe dient het geloof? Wat brengt het bij? Wat zijn de voor- en nadelen?

 

Het uitgangspunt van het geloof is geen theorie of ideologie, maar een gebeuren: God is mens geworden en heeft voor mij zijn bloed vergoten en is gestorven op het kruis. Dat doet Paulus zeggen: “Ik leef in het geloof aan de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en die zich voor mij heeft overgeleverd” (Gal. 2, 20). Dat deed een andere heilige zeggen: “Als iemand gestorven zou zijn om mij van de dood te vrijwaren!…— God stierf. En ik blijf onverschillig” (H. Josemaría, De Weg, 437).

 

“Het geloof is een gave van God” (CKK 153). De Katechismus brengt in herinnering dat, toen de H. Petrus de godheid van Christus beleed, Jezus hem verklaarde dat deze openbaring hem niet was gegeven “door het vlees en het bloed, maar door zijn Vader die in de hemel is” (Mat. 16, 17). Het geloof is vooreerst een gave van God. Zonder deze gave, kan men niet geloven. Het is daarom dat ongeletterden een veel intenser geloofsleven kunnen hebben dan sommige geleerden.

 

Het geloof is veel meer dan een intellectuele overtuiging. Door de waarneming van de natuur geloofde Aristoteles in het bestaan van God. Maar hij had niet het geloof, het ware, de gave Gods die zulke zekerheid geeft dat men, zoals de martelaars, bereid is te sterven, eerder dan het te verraden.

 

Als het geloof een gave is, is het gratis (het is een “gratia”, een genade) en is het voor iedereen, want God “wil dat alle mensen zouden gered worden en tot de kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2, 4). Indien het God is die deze genade verleent, dan volstaat het ze Hem te vragen. Zoals iedere genade, geneest, zuivert en verheft het geloof onze natuur en in het bijzonder ons verstand. Zoals André Frossard het zegt: “Het geloof is wat het verstand toelaat te leven boven zijn middelen”.

 

Het geloof is onze gewone wijze van kennen

De meeste dingen die wij kennen, kennen wij door een stap van geloof, d.w.z. van vertrouwen in een geloofwaardige bron. Ik weet dat de stad Moskou bestaat, ook al ben ik er nooit geweest, omdat mij gezegd werd dat deze stad bestaat, omdat ik ze op televisie heb gezien en omdat een reeks andere feiten het getuigenis daarvan bevestigen en het geloofwaardig maken, zodat het belachelijk zou zijn het bestaan van Moskou te ontkennen. Het is ook zo voor een heleboel andere waarheden die wij kennen door dat wij vertrouwen schenken aan een geloofwaardige getuigenis.

 

Het geloof in God deelt in deze wijze van kennen, maar het gaat nog veel verder. Om twee redenen is het geloof in God anders dan het geloof in een menselijke persoon:

  • het gezag van de getuige: God, per definitie, kan niet dwalen of ons niet in dwaling brengen
  • deze getuige is Liefde, Hij houdt van ons, Hij neemt het initiatief zich aan ons te laten kennen en door zijn almacht is Hij in staat een graad van gehechtheid aan zijn Persoon te schenken die geen enkele andere getuige in ons kan opwekken.

Het geloof is een menselijke daad

Het geloof is tevens een “authentiek menselijke daad” (CKK, 154), een daad die de voorrechten van het menselijk handelen eerbiedigt: het gebruik van het verstand en de vrijheid. Enerzijds is het verstandelijk te geloven of, anders gezegd, het geloof kan beredeneerd worden, en anderzijds zijn wij volledig vrij te geloven.

 

Het verstand bezorgt de redenen om te geloven; de genade bezorgt het licht en de kracht om te geloven: de instemming van de wil en een nog groter licht voor het verstand. Daarom kon de H. Anselmus zeggen: “Ik geloof om te begrijpen en ik begrijp om beter te geloven”. In het geloof zijn het licht en de kracht om te geloven iets goddelijks: dat is wat verklaart dat het geloof zijn martelaren heeft, personen die meer in God geloven dan in hun eigen leven.

 

Een tegenwerping: “Ik zie Christus niet”

Wat voor velen een bezwaar is tegen het geloof, is voor Jezus een voorrecht: “Zalig zij die geloven zonder gezien te hebben” (Joh. 20, 29). Want talrijk zijn zij in het Evangelie die Christus hebben gezien met eigen ogen, maar die niet geloofd hebben; terwijl wij, die niet zien met onze ogen, Hem kunnen zien met de ogen van het geloof die sterker zijn, want zij hebben rechtstreeks deel aan Gods macht.

 

In zijn boodschap voor de WJD 2011 herinnert Benedictus XVI eraan dat, zoals de hedendaagse wetenschap, de apostel Thomas Christus wilde “aanraken”, terwijl wij uitgenodigd worden Hem “aan te raken” door het geloof: “Beste jonge mensen, leer Jezus te ‛zien’ en te ‛ontmoeten’ in de Eucharistie, waar Hij aanwezig en dichtbij ons is, en zelfs tot voedsel voor onze reis wordt. In het sacrament van de boete openbaart de Heer zijn barmhartigheid en schenkt ons altijd zijn vergeving. Herken en dien Jezus in arme mensen, in zieken, in onze broeders en zusters met problemen en hen die hulp nodig hebben. Ga een persoonlijke dialoog aan met Jezus Christus en onderhoud die in geloof. Leer Hem beter kennen door de Evangeliën te lezen en de Katechismus van de Katholieke Kerk. Praat met Hem in gebed en stel je vertrouwen op Hem. Hij zal nooit dat vertrouwen beschamen!” (nr. 4).

 

Is het geloof er voor iedereen? Is het noodzakelijk?

Anders gezegd, is het mogelijk het geloof niet te ontdekken, wanneer men het oprecht zoekt? Het antwoord is neen: wie de gelegenheid heeft de christelijke leer te kennen en echt het geloof wil hebben, wanneer hij dat met volharding aan God vraagt, krijgt het. Maar alles schuilt in de uitdrukking “echt willen”, in de oprechtheid en de coherentie van deze stap in het diepste van het geweten.

 

“Zonder het geloof is het onmogelijk welgevallig te zijn aan God” (Heb. 11, 6). Het geloof is noodzakelijk om het heil te verkrijgen. Het geloof is geen salonvraag of een onderwerp voor een literaire kring. Het is de kernvraag van het bestaan. Ons leven op aarde zal een succes zijn of een mislukking naargelang het antwoord dat wij geven op de uitnodiging die God tot ons richt: zoals we dit in het begin hebben gelezen, “God nodigt ons uit tot de gemeenschap met Hem en ons daarin op te nemen” hier op aarde en voor altijd in de eeuwigheid, indien we “ja” antwoorden op deze uitnodiging.

 

Het geloof is ook de sleutel van het geluk, en van het geluk voor de eeuwigheid: “Gij hebt ons voor U gemaakt, Heer, en ons hart blijft onrustig tot het in U rust” (H. Augustinus).

 

Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.