Het geloof doorgeven is een oud probleem dat altijd actueel is geweest in de tweeduizend jaar geschiedenis van de christelijke gemeenschap.
Deze gemeenschap heeft zich altijd beschouwd als de bode van een verkondiging die haar werd geopenbaard en die verdient doorgegeven te worden. Het gaat om een oude vraag, maar ook om een thema dat van brandende actualiteit is. De pausen, van Paulus VI tot Benedictus XVI, hebben niet opgehouden aan te dringen op de noodzaak het doorgeven van het geloof te verbeteren.
Deze probleemstelling wordt dikwijls verbonden met het begrip “nieuwe evangelisatie”. In deze context bevestigde Johannes Paulus II dat het doorgeven van het geloof nieuw moet zijn “in zijn vurigheid, in zijn methoden, in zijn uitdrukkingswijze”. In dit artikel zullen wij bijzonder aandacht schenken aan de vernieuwing van de methoden.
Er zijn externe factoren die een hindernis vormen voor het verspreiden van de christelijke boodschap en waar men moeilijk tegen kan optreden. Maar men kan vooruitgang maken in andere gebieden, die binnen ons bereik zijn. Wie de christelijke ervaring wil mededelen moet het geloof kennen dat hij wil doorgeven en tevens de spelregels van de publieke communicatie.
Uitgaande enerzijds van de belangrijkste documenten van de Kerk, en anderzijds van de essentiële bibliografie uit de sector van de institutionele communicatie, zal ik mijn bedenkingen in een reeks principes vatten. De eerste daarvan hebben betrekking op de boodschap die moet verspreid worden; de volgende op de persoon die de mededeling doet; en de laatste op het middel om deze boodschap aan de publieke opinie door te geven.
1. De boodschap: positief
Vóór alles moet de boodschap positief zijn. Het publiek krijgt allerlei informatie voorgeschoteld en neemt nota van de kritiek en de opwerpingen. Maar het identificeert zich vooral met projecten, met positieve voorstellen en zaken.
Johannes Paulus zegt in zijn apostolische aansporing Familiaris consortio dat de moraal een weg is naar het geluk en niet een reeks verboden. Deze gedachte werd door Benedictus XVI dikwijls herhaald onder verschillende vormen: God geeft ons alles en neemt niets af; de leer van de Kerk is geen codex van beperkingen, maar een licht dat vrij aanvaard wordt.
De christelijke boodschap moet worden doorgegeven zoals zij is: een grenzeloos “ja” tot de man, tot de vrouw, tot het leven, tot de vrijheid, tot de vrede, tot de ontwikkeling, tot de solidariteit, tot de deugden… Om het geloof aan de anderen passend door te geven, moet men het eerst aldus positief begrijpen en ervaren.
In deze context krijgen bepaalde uitspraken van kardinaal Ratzinger een bijzondere waarde: “De kracht waarmee de waarheid zich opdringt, moet de vreugde zijn, die ervan de duidelijkste uiting is. De christenen zouden daarop moeten wedden en zich in blijheid aan de wereld laten kennen”. Het doorgeven door het uitstralen van vreugde is de meest positieve benadering.
2. De boodschap: interessant
Op de tweede plaats moet de boodschap interessant zijn, betekenisvol voor de toehoorder en niet alleen voor hem die spreekt. Thomas van Aquino beweert dat er twee types van communicatie zijn: de locutio, een woordenstroom die geen enkele belangstelling wekt bij hen die luisteren; en de illuminatio, die erin bestaat iets uit te drukken dat licht brengt in de geest en het hart van de gesprekspartners over een aspect dat hen werkelijk raakt.
Het geloof doorgeven is niet redetwisten om te winnen, maar een dialoog houden om te overtuigen. De wens te overtuigen zonder de andere te verslaan moet ten diepste de houding kenmerken van hem die communiceert. Het luisteren wordt dan iets fundamenteels: het laat toe te weten wat belang heeft bij de gesprekspartner, waarover hij piekert. Zijn vragen kennen vooraleer antwoorden voor te stellen.
Verwijzen naar zichzelf is tegengesteld aan het belang van de boodschap: zich beperken tot het spreken over zichzelf is geen goede basis voor een dialoog.
3. De boodschap: duidelijk
Ten derde, de boodschap moet duidelijk zijn. De communicatie is niet vooreerst wat de spreker uitlegt, maar eerder wat de bestemmeling begrijpt. Zulks wordt bewaarheid in alle gebieden van de kennis (wetenschap, technologie, economie): om te communiceren moet men het complexe van de argumenten en het ondoorzichtige van de taal vermijden. Het is passend duidelijke argumenten te zoeken en eenvoudige woorden, ook op religieus gebied. In deze zin zou men, om de christelijke boodschap te verspreiden, op de waarde van de redenaarskunst, van de letterkunde, van de zinnebeelden, van de cinema, van de publiciteit, van de beelden en de symbolen moeten beroep doen.
Soms, wanneer de communicatie niet lukt, wijt men de fout aan de bestemmeling: men beschouwt de andere als onbekwaam om te begrijpen. Maar de regel moet andersom zijn: zich telkens weer inspannen duidelijker te zijn tot men het gestelde doel bereikt.
4. De communicator: geloofwaardig
Opdat een bestemmeling de boodschap zou aanvaarden, moet de persoon of de organisatie die ze voorstelt, geloofwaardig zijn. Zoals de geloofwaardigheid gegrond is op de waarheid en de morele integriteit, zo snijden leugen en twijfel ieder proces van communicatie tot de wortel af. Het verlies van geloofwaardigheid is een der ernstigste gevolgen van bepaalde crisissen die de laatste jaren plaatsgrepen.
5. De communicator: empathie
Voor de communicator is het tweede principe de empathie. De communicatie is een relatie tussen personen en geen anoniem mechanisme van verspreiding van ideeën. Het Evangelie richt zich tot personen: politici en kiezers, journalisten en lezers. Personen met hun eigen zienswijze, hun gevoelens en hun emoties. Wanneer men op een koele manier spreekt groeit de afstand die de gesprekspartners scheidt.
Een Afrikaans auteur beweerde dat de volwassenheid van een persoon tot uiting komt in zijn bekwaamheid te ontdekken dat hij de anderen kan “kwetsen” en dientengevolge te handelen. Onze maatschappij is overbevolkt met gebroken harten en onzekere intelligenties. Men moet fysische pijn en morele smart met fijngevoeligheid benaderen. De empathie betekent niet dat men moet verzaken aan zijn eigen overtuiging, maar wel zich in de plaats van de ander stellen. In de huidige maatschappij zijn het de zinvolle en minzame antwoorden die overtuigen.
6. De communicator: hoffelijk
Het derde principe voor de persoon die communicatie doet is de hoffelijkheid. De ervaring in de publieke debatten toont ons dat de persoonlijke beledigingen en de wederzijdse uitsluitingen legio zijn. Indien men in dit kader niet zorgt voor beleefdheid, loopt men het risico het christelijk aanbod te identificeren met één van de aanwezige radicale houdingen. Met het risico naïef te lijken, denk ik dat men van zulke houding moet afstand nemen. Duidelijkheid is niet onverzoenbaar met vriendelijkheid.
Met vriendelijkheid kan men een dialoog aangaan; zonder vriendelijkheid is de mislukking van vooraf verzekerd: wie partijdig was vóór de discussie, zal het nog zijn nadien; en wie tegen u gekant was, zal zelden van gedacht veranderen.
Ik herinner me een plakbrief aan de ingang van een “pub” bij het kasteel van Windsor, in het Verenigd Koninkrijk. Deze vermeldde ongeveer dit: “In dit lokaal zijn de gentlemen welkom. En een gentleman is evenzeer gentleman vóór het drinken van een biertje als erna”. Men zou er kunnen aan toevoegen: een gentleman is evenzeer gentleman wanneer men hem gelijk geeft als wanneer men hem ongelijk geeft.
7. De wijze van communicatie: professioneel
“Gaudium et Spes” brengt in herinnering dat iedere menselijke activiteit zijn eigen aard heeft, die men moet ontdekken, gebruiken en eerbiedigen als men eraan wil deelnemen. Ieder gebied van de kennis heeft zijn methodologie; iedere activiteit haar normen; en ieder beroep zijn logica. De evangelisatie zal niet gebeuren vanuit een positie die men buiten de menselijke realiteiten inneemt, maar wel middenin deze realiteiten: het zijn de politici, de bedrijfsleiders, de journalisten, de professoren, de scenarioschrijvers, de syndicalisten die betere gewoontes kunnen binnen brengen in hun respectieve gebieden.
De heilige Josemaría Escrivá herinnerde eraan dat ieder beroepsmens, die zich inzet in zijn geloof en in zijn beroep, de passende voorstellen en oplossingen moet vinden. Wanneer het gaat om een parlementair debat, met politieke argumenten; een medisch debat, met wetenschappelijke argumenten, en zo verder. Dit principe is van toepassing op de communicatiewereld die de laatste jaren een buitengewone ontwikkeling kent, zowel door de stijgende kwaliteit van de verhalende vormen als door het telkens weer grotere gehoor dat men vindt en de iedere dag actievere deelname van de burger.
8. De wijze van communicatie: transversaliteit
Het tweede principe van de wijze van communicatie zou transversaliteit kunnen genoemd worden. Professionalisme is onmisbaar wanneer het in een debat gaat om godsdienstige overtuigingen. Transversaliteit, wanneer het gaat om politieke overtuigingen.
Hier is het de moeite de toestand in Italië te vermelden. Bij het invullen van hun inkomstenaangiften, stippen 80% van de Italianen het vak van de Kerk aan, want zij willen economisch de activiteiten ervan steunen. Zulks betekent dat de Kerk het vertrouwen verdient van een grote meerderheid van de burgers, over de politieke verdeeldheid heen.
9. De wijze van communicatie: gradualiteit
Het derde principe voor de communicatiewijze is de stapsgewijze toepassing of gradualiteit. De sociale tendensen hebben een complex leven: zij ontstaan, groeien, ontwikkelen zich, veranderen en sterven. De communicatie van ideeën is dus nauw verwant met de “cultuur”: zaaien, begieten, snoeien, zuiveren, wachten,… vooraleer te oogsten.
Het verschijnsel van de secularisering heeft zich de laatste eeuwen versterkt. Processen met een zo lange ontstaansduur worden niet in enkele jaren, maanden of weken opgelost. Kardinaal Ratzinger legde uit dat onze visie op de wereld een “mannelijk” paradigma schijnt te volgen, waarin belangrijk is: de actie, de doelmatigheid, de programmatie en de snelheid. En hij besloot dat het zou passen meer ruimte te geven aan een “vrouwelijk” paradigma, want de vrouw weet dat al wat op het leven betrekking heeft een wachttijd nodig heeft en geduld vereist.
Het tegengestelde van dit principe is de spoed en het activisme die leiden tot ongeduld en dikwijls ook tot ontmoediging, want het is onmogelijk grote doeleinden te bereiken in een korte tijd.
10. De wijze van communicatie : naastenliefde
Aan de voorgaande negen principes zou het passen nog een ander toe te voegen dat aan alle hierboven vermelde aspecten raakt: de boodschap, de communicator en de wijze van communicatie. Het is het principe van de naastenliefde.
Bepaalde auteurs hebben onderlijnd dat tijdens de eerste eeuwen de Kerk zich snel ontwikkeld heeft, want zij was een onthalende gemeenschap waar het mogelijk was de ervaring van liefde en vrijheid te beleven. De christenen behandelden hun naaste met naastenliefde. Zij zorgden voor kinderen, armen, ouderlingen, zieken. Dat alles maakte het christendom tot een onweerstaanbare aantrekkingspool.
De naastenliefde is de inhoud, de methode en de stijl van het doorgeven van het geloof: zij maakt de christelijke boodschap positief, interessant en aantrekkelijk; zij brengt geloofwaardigheid, empathie en kiesheid bij de personen die de communicatie doen; en ze is de kracht die toelaat geduldig, onthalend en met openheid op te treden. Want de wereld waarin wij leven is al te dikwijls een harde en een koude wereld, waarin velen zich uitgesloten en mishandeld voelen, en op wat licht en wat warmte wachten. In deze wereld is het grote argument van de katholieken de naastenliefde. Dank zij de naastenliefde is de evangelisatie altijd en waarlijk nieuw.
Juan Manuel Mora is Vice-Rector van Institutionele Communicatie aan de Universiteit van Navarra. Tussen 1991 en 2006 werkte hij aan het departement van Communicatie van het Opus Dei te Rome. In zijn specialisatie, de Institutionele Communicatie, combineerde hij de professionele uitoefening en het consult met onderwijs en onderzoek. Deze tekst is een aangepaste versie van een artikel dat werd gepubliceerd in “L’Osservatore Romano” van 21 augustus 2011 onder de titel “Proviamo a convincere senza voler sconfiggere” (“Trachten we te overtuigen zonder te willen verslaan”). Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.