Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De dood maakt deel uit van het leven

12 november 2020

 

De pandemie die we nu meemaken heeft ons “bewust gemaakt van een realiteit die wij verbloemd hebben”, een realiteit die “ondraaglijk geworden is in onze hedonistische maatschappij”: de dood. Dat stelt de aartsbisschop van Parijs Mgr. Aupetit vast. Maar waarom zouden wij de dood weer integreren in ons leven? En hoe?

 

Is het omdat hij als kind de avonturen van Popeye verkoos boven heiligenlevens, zoals Le Monde schreef, dat Mgr. Michel Aupetit een aanhanger is van efficiënte slagzinnen en intellectuele woordenwisselingen, in het bijzonder over bio-ethische kwesties? Wie weet. In 1951 geboren als zoon van een spoorwegbeambte, werkte hij 11 jaar als huisarts, inmiddels is hij aartsbisschop van Parijs. Gedurende de pandemie heeft Mgr. Aupetit een boek geschreven over de dood. Wat betreft de “absolute terreur” die Covid veroorzaakt, is de kernvraag die hij stelt: waarom zijn wij bang voor de dood, die we deze laatste tientallen jaren onophoudelijk hebben trachten te verbergen om op te houden er een “vertrouwd mysterie” van te maken? Al vindt zijn boek zijn oorsprong in de lockdown, ontvouwen zijn woorden zich en geven ze een brede beschouwing over de manier de dood te overdenken, en van daaruit, over ons leven.

Nadat hij hygiënische maatregelen voor de kerken getroffen heeft, bekritiseert Mgr. Aupetit de lockdown als zodanig niet. Hij vreest echter dat het laatste woord aan zulke maatregelen gegeven zal worden. “Beschermt elkaar” is een aanmaning om met voorzichtigheid te handelen, vaak ten koste van onze menselijkheid. Want het is wel degelijk in het geven van zichzelf, in het risico van de ontmoeting, dat deze mensheid groeit. Deze beschouwingen zijn een passende voorbereiding op de feesten van Allerheiligen en Allerzielen die de katholieken vorig weekend vierden.

Het onderhoud

De pandemie in de wereld waardoor wij getroffen worden heeft ons “bewust gemaakt van een realiteit die wij verbloemd hadden”, een realiteit “die ondraaglijk geworden is in een hedonistische maatschappij”: de dood. En het antwoord dat wij kregen was “ons met alle middelen te beschermen tegen de dood. In werkelijkheid hebben wij ons beschermd tegen het leven. Het leven is een risico, maar een magnifiek risico. Het bewuste voorzorgsbeginsel dat voortaan in de grondwet is verankerd komt er in feite op neer dat men weigert echt te leven om niet het risico te lopen te sterven.” Dat zijn de woorden waarmee Mgr. Aupetit zijn boek begint. Woorden die een diepe overtuiging onderlijnen: het is door onze dood sereen te aanvaarden, zonder er een obsessie of een taboe van te maken, dat deze dood een “essentiële voorwaarde wordt van de aanwezigheid van ons eigen leven”. Niet dat men zich zou moeten onttrekken aan zorgen, of aan de geneeskunde, maar dat “men er zich vredig op zou voorbereiden wanneer hij komt”, want de voortdurende obsessie tegenover de dood, zelfs verborgen, verhindert ons om voluit te leven”. Heel zijn werk, met als ondertitel “Meditatie voor een levensweg”, staat stil bij die uitdaging de dood de juiste plaats te geven, opdat dat ogenblik van vertrek een daad van afstand nemen, van overgave en van eenwording zou worden.

Welnu, wat is er gebeurd tijdens de pandemie toen “stervende mensen niet begeleid konden worden”? Wat zegde onze collectieve reactie over onze relatie tot dood en leven? Ze drukte “een diepe menselijke ontreddering” uit, legt de aartsbisschop van Parijs uit. “Onze samenleving heeft de zin voor het algemeen welzijn verloren, voor wat goed is voor de mens en voor de schepping die hem omgeeft. In de politieke sfeer is ‘het algemeen welzijn’ vervangen door het begrip algemeen belang dat ‘het belang van het grootste deel of nog het kleinste aantal machtigen’ is. Als de politiek niet meer gericht is op het algemeen welzijn, verliest zij haar legitimiteit. Verstoken van de noodzakelijk antropologische grondslagen om het hoofd te bieden aan de pandemie en de maatschappelijke crisis die ermee gepaard gaat, riskeert zij, zoals Johannes Paulus bevestigde, weg te zinken in een ‘geniepig totalitarisme’.”

“De angst voor de dood leidt tot gezondheidsmaatregelen omkaderd door een poging om economisch te overleven”, betreurt Mgr. Aupetit. Nochtans, “beperkt de mens zich niet tot hygiënische en materiële omstandigheden”. Opdat de tijd na Covid beter zou zijn, zullen we dus niet zozeer moeten proberen ons te “beschermen” maar ons “perspectief te veranderen”. Niet langer “vechten tegen de dood, maar leren strijden voor het Leven. Men moet de zin voor het algemeen welzijn terugvinden, de zin voor een integrale ecologie. Men moet werken aan een politieke, economische, sociale en religieuze ommekeer die eerbied heeft voor de waardigheid van de mens. De laatste encycliek van paus Franciscus, Fratelli tutti, biedt waardevolle aanwijzingen om deze weg van verandering in te slaan”.

– U betreurt het uitwissen van de dood in ons leven. Waaraan ziet U dat, en hoe verklaart U dat?

We proberen de dood uit te wissen uit angst voor onze beperkingen, onze zwakheden, onze kwetsbaarheid. Onze samenleving wordt gekenmerkt door de uitsluiting van ouderen, van personen met een handicap, armen zieken en stervenden. Door deze mensen te marginaliseren, snijden we ons af van de wortels van onze menselijkheid. Ieder van ons is ooit een embryo geweest in de schoot van zijn moeder en ieder van ons zal op een dag sterven. Het begin en het einde van het leven, de kwetsbaarheid, zijn juist de plaatsen waar de menselijke natuur zich aan zichzelf openbaart. De vitaliteit en de creativiteit van een samenleving worden gemeten aan het vermogen om menselijke beperkingen te integreren door voor het leven te kiezen. De angst voor de dood drukt in feite de angst om te leven uit. Mensen sterven niet zozeer aan Covid maar door eenzaamheid. De gezondheidsmaatregelen en de medische behandeling ontslaan ons niet van kosteloze en heilzame gebaren, van tederheid en troost die de zieke in zijn strijd ondersteunen. De gave van het leven maakt van ons broers in mensheid.

– Hoe kan een juiste integratie van de dood in ons leven smaak geven aan het leven? Hoe zou zorg om de dood de aantrekkelijkheid en de diepzinnigheid van onze dagen kunnen verruimen?

De dood maakt deel uit van het leven. In de mate waarin we leven, kunnen we ook onze beperktheid aanvaarden. Ieder van ons ervaart de levenskracht die tot uiting komt in het hart van onze zwakheid. Dat wonder is aan het werk in het hart van elke mens. Men kan ontmoedigd zijn, lijdend, ziek, uiterst beperkt, maar er is toch één dimensie die ons nooit ontnomen zal worden: de liefde. Tot op het einde blijven we vrij om lief te hebben. Als arts en later als priester heb ik zoveel gebaren van verzoening, van tederheid meegemaakt, beleefd tot de laatste ademtocht. Het is de liefde die openstaat voor het leven en voor een steeds dieper, groter, ruimer, hoger leven, voor een leven dat men het eeuwig leven noemt. Wij hebben het leven ontvangen door de liefde, omwille van de liefde geven we ons leven. Beminnen betekent zonder ophouden kiezen voor het leven om het te geven. Ik beleef het celibaat voor het Koninkrijk van God. Het leven waarvan ik getuige ben bij het volk dat me toevertrouwd werd, is het leven van God. De liefde die ik hen wil meedelen is de liefde van Christus die zijn leven geeft voor ons. Dat vieren we in de Eucharistie. De Heer geeft zich onder de gedaanten van brood en wijn. Hij is tegenwoordig in ons dagelijks leven. Elke dag draagt het stempel van het grootste van alle wonderen: de Verrijzenis van Christus. Dat betekent dat er geen beperking, geen zwakheid, geen lijden, geen dood is die niet al geïntegreerd is in het eeuwig leven. Geloven wij dat?

– U nodigt ons uit om te sterven aan onszelf. Wat wil dat zeggen? Riskeert men dan niet zichzelf te vergeten? Riskeert men dan niet onze persoonlijke talenten geen vruchten te doen opbrengen?

Wij zijn doordrongen van het heersende individualisme waar iedereen alleen aan zijn eigen succes denkt. Wat een illusie. Als wij het leven ontvingen, zijn waar we zijn, doen wat we doen, is dat dan ook niet dankzij onze ouders, onze vrienden, onze levensgemeenschappen, de vorige generaties? We zijn oneindig schatplichtig en we schieten te kort in dankbaarheid. Als we ons een gebaar of woord van iemand anders herinneren dat doorslaggevend is geweest, begrijpen we in hoeverre we verantwoordelijk zijn voor onze broer en zus. Men kan enkel leven geven door zich te versterven, door lief te hebben buiten zichzelf. Zo brengen de talenten vruchten voort.

– Wat kunnen de feesten van Allerheiligen en Allerzielen ons vandaag specifiek leren?

Ik wens dat deze tijd voor iedereen een tijd van genade zou zijn. Het is goed zich de gebaren, de daden, de gezichten te herinneren van mensen die ons nabij of verder af waren en die ons voorgingen in het eeuwig leven om hun aanwezigheid aan onze zijde opnieuw te ontdekken. Want het eeuwig leven is reeds hier en nu. Deze woorden van Johannes Paulus II kunnen ons helpen om deel te nemen aan dat mysterie van de gemeenschap van de heiligen [de gemeenschap tussen de levenden en de doden NvdR]: “‘Wat jullie doen, jullie doen het voor mij.’ De menselijke daden gaan veel verder dan de omgeving en de sociale en politieke perimeter. Elke menselijke daad gaat langs Jezus Christus en bereikt, door Hem, de anderen tot aan de uiteinden van de wereld. Want wat ik doe, hetzij goed hetzij kwaad, doe ik in de eerste plaats Hem aan. Tussen mij en mijn naaste, of die verre onbekende die ik nooit zal ontmoeten, is er zijn persoon, die ik niet zie en die de eerste is om mijn tranen op te vangen of om mijn slagen te ontvangen, die weerklinken tot in de hemel. Door mijn menselijke natuur aan te nemen heeft Hij me in gemeenschap gebracht met de totaliteit van het zichtbare en onzichtbare universum, met de levenden en de doden, en het geweld dat ik in het duister meen te plegen, doet in de verte een onbekende engel huiveren. Maar de kleinste verdienste door zijn genade verworven zal ook de meest behoevende ten goede komen, die zonder me te kennen wacht op mijn goede wil, wetend of totaal onwetend van deze spirituele omkeerbaarheid die van de arme de voortdurende schuldeiser maakt van de rijke. Sinds de menswording hebben de menselijke daden een oneindige weerslag. Zo stel ik me de gemeenschap van de heiligen voor.”

Bosco d’Otreppe is journalist bij “La Libre Belgique”, verantwoordelijk voor de rubriek “Debatten” en voor de religieuze actualiteit. Deze tekst werd gepubliceerd op 1/11/2020 onder de titel “Regarder la mort en face, c’est aussi contempler la beauté de la vie”. Bron: https://www.lalibre.be/debats/opinions/regarder-la-mort-en-face-c-est-aussi-contempler-la-beaute-de-la-vie-5f9c4b617b50a6525bb1fa5f.Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck.