In de algemene audiëntie van 3-10-12 heeft de paus herinnerd welke de plaats is van de liturgie in het christelijk leven. Wij publiceren hier de belangrijkste passages uit deze toespraak.
Dierbare broeders en zusters,
In mijn vorige catechese begon ik met één van de uitgelezen bronnen van het christelijk gebed: de heilige liturgie die, zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk zegt, “deelname is aan het gebed van Christus, dat gericht is tot de Vader in de heilige Geest. In dit gebed van Christus ontspringt en eindigt elk christelijk gebed” (nr. 1073). Ik zou vandaag willen dat wij ons de vraag stellen: maak ik in mijn leven voldoende ruimte vrij voor gebed en vooral, welke plaats heeft het liturgisch gebed in mijn verhouding tot God, vooral de Heilige Mis, als deelname aan het gemeenschappelijk gebed van het Lichaam van Christus dat de Kerk is?
Om op deze vraag te antwoorden, moeten wij vooreerst in herinnering brengen dat gebed de levende band is van Gods kinderen met hun oneindig goede Vader, met Zijn Zoon Jezus Christus en Zijn Heilige Geest (cf. ibidem, nr. 2565). Zo is het gebedsleven gewoonlijk het feit in Gods aanwezigheid te zijn en er zich bewust van te zijn, in relatie te leven met God, zoals men de relaties in het leven gewoonlijk beleeft met onze dierbaarste verwanten, met echte vrienden; meer nog, het is de band met de Heer die licht geeft aan al onze andere relaties. Deze levensgemeenschap met de drie-ene God is mogelijk omdat wij door het doopsel in Christus zijn, omdat wij begonnen één met Hem te worden (cf. Rom. 6, 5).
Inderdaad, alleen in Christus kunnen wij als Zijn kinderen in dialoog treden met God de Vader, anders is dat niet mogelijk, maar in gemeenschap met de Zoon kunnen ook wij zeggen wat Hij zei: “Abba”. In gemeenschap met de Zoon, kunnen wij God als een echte Vader kennen (cf. Mt. 11, 27). Daarom bestaat christelijk gebed in het feit voortdurend en steeds nieuw naar Christus te kijken, met Hem te spreken, stil bij Hem te verwijlen, naar Hem te luisteren, met Hem te handelen en te lijden.
(…)
Door aan de liturgie deel te nemen, maken wij ons zo de moederlijke taal van de Kerk eigen, leren wij in en voor haar spreken. Natuurlijk, zoals ik reeds zei, gebeurt dat geleidelijk, beetje bij beetje. Ik moet mij langzaam onderdompelen in de woorden van de Kerk, met mijn gebed, met mijn leven, mijn leed, mijn vreugde, mijn denken. Het is een weg die ons omvormt.
(…)
Ik zou aan een andere belangrijk aspect willen herinneren. In de Catechismus van de Katholieke Kerk lezen wij: “In de liturgie van het Nieuwe Verbond is elke liturgische handeling, in het bijzonder de viering van de Eucharistie en de Sacramenten, een ontmoeting tussen Christus en de Kerk” (nr. 1097); het is dus de “gehele Christus”, heel de gemeenschap, het Lichaam van Christus, verenigd met zijn Hoofd, die de viering doet. Liturgie is dan geen vorm van “zelfmanifestatie” van een gemeenschap, doch in tegendeel een uittreden uit het simpele “zichzelf zijn”, uit het op zichzelf geplooid zijn, en een toetreden tot het grote feestmaal, een toetreden tot de grote levensgemeenschap waarin God zelf ons voedt. Liturgie impliceert deze universaliteit en dit universele karakter moet altijd opnieuw tot ieders bewustzijn doordringen. Christelijke liturgie is de eredienst van de universele tempel die de verrezen Christus is, wiens armen uitgestrekt zijn op het kruis om iedereen in de omhelzing van Gods eeuwige liefde te omvatten. Dat is de eredienst van de open Hemel. Het is nooit alleen het gebeuren van een afzonderlijke gemeenschap, gesitueerd in tijd en ruimte. Het is belangrijk dat elke christen zich in dit universele “wij” opgenomen voelt en er werkelijk in opgenomen is, dat het fundament en de toevlucht is van het “ik” in het Lichaam van Christus, de Kerk.
Wij moeten daarbij de logica voor de geest houden en aanvaarden van Gods menswording: Hij is dichtbij gekomen, aanwezig geworden, in de geschiedenis en de menselijke natuur binnengekomen door één van ons te worden. Deze aanwezigheid is in de Kerk, Zijn Lichaam, ononderbroken. Dan is liturgie niet de herinnering aan gebeurtenissen uit het verleden, maar de levende aanwezigheid van het Paasmysterie van Christus, die tijden en ruimten overstijgt en één maakt. Als het centrale karakter van Christus in de viering niet naar voor komt, is het geen christelijke liturgie, die helemaal afhankelijk is van de Heer en door Zijn scheppende aanwezigheid ondersteund wordt. God handelt door Christus en wij kunnen slechts handelen tenzij door en in Hem. De overtuiging dat liturgie niet “van ons” is, mijn “doen”, doch Gods handelen in en met ons, moet elke dag in ons groeien.
Bijgevolg is niet het individu — priester of gelovige — noch de groep die door de liturgie gevierd worden, maar liturgie is vooreerst Gods handeling door de Kerk, die haar geschiedenis heeft, haar rijke traditie en creativiteit. Deze universaliteit en openheid die heel de liturgie eigen zijn, is één van de redenen waarom zij niet kan bedacht of veranderd worden door een gemeenschap of specialisten, en waarom zij trouw moet zijn aan de vormen van de universele Kerk.
Zelfs in de liturgie van de kleinste gemeenschap is heel de Kerk altijd aanwezig. Daarom bestaan er geen “vreemden” in de liturgische gemeenschap. De Kerk neemt in haar geheel — hemel en aarde, God en de mensen — aan iedere liturgische viering deel. Christelijke liturgie — zelfs wanneer ze gevierd wordt op één plaats en in een concrete ruimte, die het “ja” uitdrukt van een bepaalde gemeenschap — is van nature katholiek, komt uit het al en leidt naar het al, in eenheid met de paus, de bisschoppen, de gelovigen van alle tijden en plaatsen. Hoe meer een gemeenschap van dit besef doordrongen is, des te vruchtbaarder wordt de betekenis van de liturgie in haar gerealiseerd.
Dierbare vrienden, de Kerk maakt zich op vele manieren zichtbaar: in liefdadigheid, missionering, in het persoonlijk apostolaat dat elke christen in zijn eigen midden moet doen. Maar de plaats waar men de Kerk ten volle ervaart, is de liturgie: zij is de handeling waarin wij geloven dat God in onze werkelijkheid binnenkomt, waarin wij Hem kunnen ontmoeten en aanraken. De handeling waardoor wij in contact komen met God: Hij komt tot ons en wij worden door Hem verlicht. Daarom, als wij ons in het nadenken over de liturgie alleen concentreren op “de manier” waarop wij haar aantrekkelijk, interessant, mooi kunnen maken, lopen wij het gevaar het wezenlijke te vergeten: liturgie wordt voor God gevierd en niet voor onszelf; het is Zijn werk; Hij is het onderwerp; en wij moeten ons voor Hem openstellen en ons door Hem en door Zijn Lichaam dat de Kerk is, laten leiden.
Vragen wij de Heer iedere dag de heilige liturgie, vooral de Eucharistieviering, te beleven door te bidden in het “wij” van de Kerk die haar blik niet op zichzelf richt maar op God, en door ons een deel te voelen van de levende Kerk van alle tijden en plaatsen.
Bron: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=4706.