Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Heeft het persoonlijke geweten het laatste woord in de moraal?

4 september 2012

 

In een recent artikel brengt de aartsbisschop van Mechelen-Brussel in herinnering wat het geweten is. Het is wel een norm voor onze daden, maar op voorwaarde dat het oprecht de morele waarheid zoekt, wat voor een christen veronderstelt dat hij zich door Gods’ Woord en door de leer van de Kerk laat formeren.

 

De morele wet, met God als ultieme grond en actief erkend door onze rede, moet altijd in de praktijk worden gebracht door ons vrij engagement. We zijn niet alleen zuivere rede. We zijn ook een unieke vrijheid. Tussen de stem van de rede en mijn individueel geweten is er dus een afstand die mijn ‘praktisch’ oordeel, geleid door de deugd van wijsheid, moet invullen: ‘Concreet moet ik in deze of gene situatie het ene doen en het andere voorkomen.’ Het persoonlijk geweten is dus de subjectieve norm van de moraliteit van onze handelingen, dat wil zeggen: de morele norm zoals die in ieders eigen geweten weerklinkt. Inderdaad, hoe objectief de morele waarde ook mag zijn, ze kan me niet dwingen, buiten de beslistheid van mijn persoonlijk geweten om. Het is ontegensprekelijk het objectieve goed, zoals ik dat inschat, dat mij interpelleert. In die zin is de subjectieve norm van de moraal de ultieme regel van het morele leven. Zozeer zelfs dat, als ik (te goeder trouw en zonder fout van mijn kant) me vergis in mijn moreel oordeel, ik toch moreel juist handel, terwijl ik objectief een verwerpelijke daad stel.

 

Beweren dat ik juist handel als ik handel conform mijn perceptie van het goede (of met andere woorden erkennen dat de praktische rede mij enkel verplicht door het prisma van mijn eigen geweten) lijkt te leiden tot subjectivisme en dood te lopen in een moraal van zuivere oprechtheid. Dit slaat nergens op. Mijn geweten is natuurlijk de ultieme subjectieve norm van mijn moreel leven, maar alleen op voorwaarde dat ik echt wil beantwoorden aan de objectieve eisen van de natuurwet. Anders zou het betekenen dat de persoon zelf de maker is van de morele waarde. Mijn geweten schat als rechter wel degelijk de morele waarden in, maar dat betekent niet dat het geweten ze ook grondvest! Het is zoals in de rechtspraak waar een rechter het gedrag van een verdachte beoordeelt, zonder zelf de wetten te maken die zijn oordeel bepalen.

 

Om in alle waarheid (en niet alleen in alle oprechtheid) werkelijk het goede te doen, moet ik dus mijn geweten verhelderen en ontwikkelen, opdat mijn persoonlijk oordeel zo dicht mogelijk het ideale oordeel van de juiste rede zou benaderen. In die zin dien ik mezelf onder de morele wet te plaatsen om zodoende aan Gods wil te beantwoorden. Als christenen moeten we ons bijgevolg niet enkel laten verlichten door ons denken, maar ook door de leer van Jezus, van het Nieuwe Testament en van de Kerk. Alleen op die voorwaarde kan ik, wanneer ik besluit te handelen volgens mijn geweten, zeggen dat ik juist handel.

 

Met andere woorden: de persoon meet de morele waarde die nagestreefd moet worden enkel door zich eerst zelf door haar te laten meten. Hij mag dan wel de uiteindelijke rechter zijn, hij is geenszins de auteur van het wetboek. Vanuit dit oogpunt heb ik het steeds lichtvaardig gevonden dat sommige bisschoppenconferenties, na de publicatie van de encycliek Humanae Vitae, lieten weten dat iedereen kon handelen volgens zijn geweten (onder meer tegen de oproep van Paulus VI in), op voorwaarde dat men goed geïnformeerd  was over de kwestie en, op basis van deze deskundigheid, zich gedwongen zag tot een tegengestelde mening. Maar in de moraal is het niet alleen zaak goedgeïnformeerd te zijn, maar ook zich te laten formeren door het Woord Gods en het leergezag van de Kerk.

 

Deze tekst werd gepubliceerd in het nummer van juni 2012 van Pastoralia, het tijdschrift van het aartsbisdom Mechelen-Brussel.