Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Een schandaal dat niet bestaat

4 september 2012

 

Op 15 augustus 2012, hoogdag van de Tenhemelopneming, werden de Franse katholieken uitgenodigd te bidden voor het gezin. Met dit initiatief wilden de bisschoppen het paar man-vrouw verdedigen, als reactie op het wetsontwerp om het huwelijk open te stellen aan paren van hetzelfde geslacht en op het debat over het homo-ouderschap. Patrick Kéchichian reageert hier op de polemiek die deze tekst uitlokte.

 

 

De Kerk is het gewoon “de voetmat te zijn waarop men zijn voeten veegt” heeft kardinaal Barbarin opgewonden gezegd. In feite is iedere gelegenheid daartoe goed. Deze keer betreft het een gebed opgesteld door Mgr. Vingt-Trois, aartsbisschop van Parijs, Voorzitter van de Bisschoppenconferentie van Frankrijk, voor het feest van de Tenhemelopneming. Men kan zonder meer de opvallende wanverhouding noteren tussen de fijngevoeligheid van deze tekst en de felle beschuldigingen die hij opwekt.

 

Immers dit gebed doet geen aanval of beschuldigt niemand, zeker niet de homoseksuelen. Ik haal de vierde aanroeping aan,— deze die voor een hetze zorgt —, maar die, nota bene, na drie andere komt, waarvan er één gericht is tot hen die “recent verkozen zijn om de wetten te maken en te regeren”. Ziehier de aanstootgevende zin, die deugdzame zielen — die zeker zijn van hun goed recht —, doet sidderen:  “Voor de kinderen en de jongeren: dat wij allen elkaar helpen de weg te ontdekken naar het geluk; dat zij niet verder het voorwerp mogen zijn van de verlangens en de conflicten van de volwassenen, maar kunnen genieten van de liefde van een vader en een moeder”. Ik ga me niet toeleggen op een ontleding van de tekst, maar is het niet duidelijk dat wat hier verdedigd wordt, niet vergezeld is van enige veroordeling aan het adres van personen of groepen die niet dezelfde visie van de mensheid en van haar wetten delen?

 

En indien deze groepen en deze personen niet aarzelen hun mening te geven, waarom zou de Kerk dan niet haar mening geven over een onderwerp dat op de eerste rij staat van haar zorgen? Het mag mishagen aan hen die laïciteit verwarren met strijdend anti-clericalisme. Ja, enerzijds een zeer actuele, maar voorbijgestreefde, mening waarvan de eventuele gegrondheid gemeten wordt bij middel van peilingen, die zelf een samentelling zijn van convergente opinies. Anderzijds een overwogen mening, trouw aan twintig eeuwen (en veel meer, vermits men moet teruggaan tot de Genesis, het eerste boek van het Oude Testament) van godsdienstige antropologie.

 

Het is hier dat het misverstand, aangevuld met een grote dosis oneerlijkheid, overduidelijk wordt. Wie dat wil, kan inderdaad de evolutie van de zeden verheffen tot een onaantastbare wet, die men zelfs, indien men daaraan vasthoudt, als een vooruitgang kan doen doorgaan, deze “théorie d’abusement et de désabusement”, zoals Charles Péguy het zegde. Maar men mag niet ontkennen dat de Kerk met zachtheid en zachtmoedigheid, met een heilige onverzettelijkheid, het blijvende van een antropologische visie verkondigt, waarin de bevestiging van de onaantastbare rechten van iedere man en iedere vrouw wortelt. Deze werd niet ineen geklust uit een gril, een boze vlaag of categoriebelangen. Ze is ontstaan uit de goddelijke Openbaring zelf, zoals de Heilige Schrift en de hele Traditie die vastleggen.

 

Wanneer de Kerk een deel van deze waarheid waarvan zij de bewaarster is, aanhaalt, gaat zij dan haar rol te buiten? Wanneer de regering en het Parlement hun advies geven over het huwelijk en beslissen de aard ervan te veranderen, is het dan niet gewettigd dat de Kerk, die van Christus de waardigheid van het huwelijk en van de band tussen man en vrouw geleerd heeft (waardigheid verheven tot een sacrament), ook haar stem laat horen? Een stem die niet tracht de andere af te dekken, maar die niet aanvaardt dat ze zelf onverstaanbaar wordt gemaakt door spottende opmerkingen en kwade beschuldigingen.

 

Wat verwijt men aan Kardinaal Vingt-Trois? Dat hij de woorden uitspreekt, waarvoor hij er is om ze te laten horen, die hij de plicht heeft, niet in het heimelijke van de sacristie te bewaren, maar in het openbaar te doen kennen en begrijpen? Deze woorden, die niet van een partij of van een opiniegroep zijn, vindt hij niet uit, hij berekent ze niet volgens de belangen van de omstandigheden, hij verdraait ze niet. Hij kan enkel de meest gepaste uitdrukkingen en zinnen zoeken, de minst kwetsende. Wat hij dan ook gedaan heeft, — we herhalen het, — met grote kiesheid. Maar over de grond van de zaak kan het standpunt van de Kerk niet veranderen. Haar sterkte en tevens haar zwakheid berusten in deze onaantastbaarheid. Daarna moet elkeen beslissen volgens zijn geweten.

 

Want, wat men ook zegt, de rol van de Kerk is helemaal niet te evolueren met haar tijd. Wanneer zij dat zou gedaan hebben in de voorbije eeuwen, zou het al een aardig tijdje geleden zijn dat men haar niet meer zou horen. Haar rol is evenmin haar blik te versluieren en zich boos te maken over de evolutie van de zeden, maar waakzaam te blijven in functie van de waarheid die zij ontvangen heeft.

 

Om deze waarheid te verdedigen en overal en ten allen tijde uit te leggen, te pas en te onpas — erin begrepen onder de beledigingen. Dus, waar is het schandaal? Waar zijn de vooroordelen? Misschien niet daar waar het roepen van kwaadwilligen beweert ze te ontdekken.

 

Deze tekst werd gepubliceerd op 19-8-12 in “Le Monde ” onder de titel “Mariage gay : le mauvais procès fait à l’Eglise”; hij werd overgenomen door de Osservatore Romano in het Franse van 21-8-12, waaraan wij hem hebben ontleend, zowel als de titel. Patrick Kéchichian was literair criticus aan “Le Monde”; hij is thans medewerker aan “La Croix” en aan “La Revue des deux mondes”. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.