Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De mens begrijpen om het huwelijk te begrijpen

8 maart 2012

 

In dit artikel brengt de auteur de toestand in kaart van het huwelijk als instelling en van het gezin in het Westen.

 

 

 

 

Een “historisch keerpunt”

Ik meen dat er in de loop van de dertig jaar sedert de publicatie van Familiaris consortio een radicale verandering is opgetreden in de manier waarop het Westen het huwelijk, en dus ook het gezin, beschouwt. We hebben te maken met een historisch keerpunt in de westerse cultuur. Ik zal pogen dit kort te omschrijven.

 

Het Westen heeft het steeds moeilijk gehad om op praktisch vlak de christelijke voorstelling van huwelijk en gezin te aanvaarden. Men zou deze houding aldus kunnen omschrijven: “Deze manier om het huwelijk op te vatten en voor te stellen is waar, mooi, maar ze is in haar geheel niet haalbaar”. Dus kort samengevat is het niet haar waarheid die in vraag gesteld wordt, maar haar realisatie. In de christelijke leer is het vooral het principe van de onontbindbaarheid die men als niet te realiseren opvat en ook, vooral in de 20ste eeuw, de leer omtrent de verantwoordelijke voortplanting.

 

Deze vorm van betwisting heeft er zonder twijfel voor gezorgd dat de Kerk haar leer steeds meer verdiept en gepreciseerd heeft. De tussenkomsten van het leergezag volgden elkaar steeds talrijker op, te beginnen bij Leo XIII tot aan het belangrijk onderricht van de zalige Johannes Paulus II.

 

Deze laatste jaren hebben nochtans een echte historische wending gekend die nog steeds actueel is. Het is niet meer de realisatie van de christelijke voorstelling die in vraag wordt gesteld, maar haar waarachtigheid. Of beter, het is de waarheid van het huwelijk als instelling als zodanig die geleidelijk aan wordt betwist. Ik verduidelijk, vertrekkend van dit punt.

 

Het Westen is er altijd vanuit gegaan dat het huwelijk als instelling, zelfs in de verscheidenheid van vorm waarin het juridisch gereglementeerd en dagelijks beleefd werd, een eigen natuur had. Niet alles berust op gebruiken en is dus bespreekbaar in het huwelijk. Er is een “harde kern”, d.w.z. een waarheid van het huwelijk, onafhankelijk van historische wisselvalligheden.

 

Wat is er gebeurd, en wat gebeurt er nog steeds? Men ontkent dat er in het huwelijk “iets” is dat conventies niet kunnen veranderen. Meer bepaald is het huwelijk door zijn natuur niet een legitieme heteroseksuele verbintenis die er op gericht is kinderen te verwekken en op te voeden. Het huwelijk kan ook een legitieme homoseksuele verbintenis zijn, en de voortplanting kan legitiem nagestreefd worden los van de echtelijke seksualiteit. Wie bepaalt of het huwelijk zich afspeelt tussen personen van verschillend of gelijk geslacht? Dat valt onder de autonome beslissing van het individu, beslissing die de juridische systemen eenvoudigweg moeten erkennen zonder enige discriminatie.

 

Ik hoop dat men duidelijk ziet waarin deze historische wending waarover ik sprak bestaat. Men zegt niet: de christelijke voorstelling van het huwelijk is onmogelijk te realiseren. Men zegt: ze is fout.

 

De antropologie verdiepen

Op dit punt moet ik deze beschrijving van dit historisch keerpunt een beetje verduidelijken. Het huwelijk is iets bijzonders in de christelijke leer. Het is een van de zeven sacramenten, maar het is niet door Jezus Christus “uitgevonden”. Het sacramenteel karakter veronderstelt altijd wat wij het natuurlijk huwelijk kunnen noemen, en “wat het huwelijk als instelling als zodanig omschrijft”, zoals ik eerder heb vermeld. Vermits het dat is wat de christelijke leer bevestigt, betreft de aanval tegen de waarheid van het huwelijk ook de christelijke voorstelling; deze wordt aangevallen in zijn wortels.

 

Ik zeg “ook” omdat dit onderwerp van verdeeldheid niet enkel de Kerk betreft maar ook — ik zou durven zeggen, vooral — de burgerlijke maatschappij en haar hoogste juridische organisatie, namelijk de Staat. Ik hervat het thema van de historische wending om het te voltooien. Deze mutatie omtrent de essentie zelf van het huwelijk heeft een mutatie veroorzaakt omtrent de essentie van de fundamentele relaties die een gezin uitmaken: vaderschap/moederschap — kindschap — verwantschap tussen broers en zussen.

 

Als ik de heteroseksualiteit niet als een wezenlijk element van het huwelijk als instelling beschouw, moet ik daarom de definitie van vaderschap – moederschap wijzigen. Het ontstaan van de persoon en zijn afstamming zijn geworteld in de biologie, en tegelijkertijd stijgen ze hier boven uit zonder ze te ontkennen. Het is in de biologie van de persoon dat de afstamming van de persoon is ingeschreven (Johannes Paulus II, Brief aan de Gezinnen 9,1 van 2 februari 1994). Als men de fundamentele relatie vaderschap/moederschap – kindschap aan de biologie onttrekt, moet men ze weer opnieuw herdefiniëren. Wie is vader/moeder? Wie het zaad heeft gegeven of wie zich het kind toe-eigent? Wie de eicel gegeven heeft of wie het kind ontvangt? De relatie kan dan bepaald worden volgens aanvaarde conventies en wettelijk opgetekend. De gehechtheid aan conventies die zich meester gemaakt heeft van het huwelijk als instelling heeft onvermijdelijk gevolgen voor het gezin als instelling.

 

In welke situatie bevindt het Westen zich tenslotte wat betreft huwelijk en gezin? Ik kan daarop antwoorden vertrekkend van een voorbeeld. Men kan een gebouw op twee manieren verwoesten. Met een bom maak ik het met de grond gelijk; ik kan het ook beetje bij beetje afbreken. In het eerste geval blijft me niets anders meer over dan stof en puin. In het tweede geval heb ik nog alle brokken maar ik heb geen gebouw meer. Het is het tweede dat het huwelijk en het gezin overkomt. Er resten ons alleen nog stukken. Wij blijven spreken van echtgenoten, van vaderschap/moederschap; de juridische systemen hebben nog hun instellingen. Maar het zijn stukken, woorden die geen eenduidige lading meer dekken omdat men hen uit de context gehaald heeft die hen bepaalde. (…)

 

Familiaris consortio is het basisdocument voor elke huwelijkspastoraal. Reeds in 1974 schreef Karol Wojtyla: “Een eerlijk begrip van de realiteit van het huwelijk en van het gezin, gebaseerd op het geloof, vereist een verdieping van de antropologie van de persoon en van de gave, alsook een verdieping van het criterium van de gemeenschap van personen (“communio personarum”).

 

Familiaris consortio heeft een brede en sterke antropologische gedachte ingeleid en er een vereiste van gemaakt waar je niet omheen kunt om de christelijke leer omtrent het huwelijk te begrijpen en te doen begrijpen.

 

De drie decennia die ons scheiden van de afkondiging van Familiaris consortio hebben aangetoond hoe profetisch deze visie wel was.

 

Drie uitdagingen

De noodzaak van de antropologische gedachte, als essentiële dimensie van de christelijke voorstelling van het huwelijk, heeft een steeds dringender karakter aangenomen, vooral uit theoretisch oogpunt. Noodzakelijk is een heropbouw van een visie van de mens, die vertrekkend vanuit het geloof, werkelijk zal kunnen antwoorden op de vragen van de mens over zichzelf en over zijn bestemming. Maar alvorens deze heropbouw kan gebeuren moet de christelijke gedachte drie fundamentele uitdagingen die de huidige wereld ons toewerpt het hoofd bieden en opnemen: de uitdaging van het metafysisch nihilisme, de uitdaging van het morele cynisme en de uitdaging van het asociale individualisme.

 

De uitdaging van het nihilisme: deze berust op het ontkennen van het oorspronkelijk verband tussen onze rede en de realiteit. Een ontkenning die voor gevolg heeft dat men de realiteit zelf beschouwt alsof het om een illusie of om een spel gaat waarvan de regels zuiver conventioneel zijn. Het is een uitdaging voor het realisme van het geloof, omdat ze vertrekt van het ontkennen van het vermogen van de rede om verder te gaan dan dat wat kan geverifieerd worden. Als de christelijke gedachte deze uitdaging niet aanneemt zullen we niet uit het conventioneel constructivisme geraken waarin de burgerlijke doctrine over het huwelijk is terechtgekomen.

 

De uitdaging van het cynisme: wanneer men iedere samenhang betwist in de werkelijkheid, verliest men de zin voor de essentiële tegenstelling die bestaat tussen goed en kwaad, en terzelfder tijd ook de zin voor de vrije keuze. Alle keuzes hebben dezelfde betekenis, en dus heeft geen enkele keuze betekenis. De ethiek, bedoeld als gevoel voor het behoud van de mens, is dood. Het is een uitdaging voor het realisme van de hoop, omdat ze vertrekt van het ontkennen van het ultieme doel van het leven. Als de christelijke gedachte niet ingaat op deze uitdaging zullen we niet uit het onvermogen geraken om de tegenstelling aan te tonen die bestaat tussen het goede dat de echtelijke liefde is en het vage, steriele gevoel van een liefde die niet meer weet hoe zichzelf te omschrijven, en die iedere vorm van samenleven op hetzelfde niveau plaatst.

 

De uitdaging van het individualisme: deze is het gevolg van de twee voorgaande uitdagingen. Het menselijk samenleven wordt gedacht als een co-existentie, gereglementeerd door tegenovergestelde egoïsmen. Het is een uitdaging voor het realisme van de christelijke liefde, omdat ze vertrekt van de pure, eenvoudige ontkenning van de antropologische en ethische eigenschap van de nabijheid. Als de christelijke gedachte deze uitdaging niet aanneemt, zal zelfs de mogelijkheid om op zinnige en verstaanbare wijze over het christelijk huwelijk te spreken op het spel gezet worden.

 

Huwelijk en gezin vormen een van de bevoorrechte wegen om een theologisch en filosofisch begrip te verwerven van de waarheid over de mens, en op die weg, is het vandaag onvermijdelijk dat men geprovoceerd wordt door deze drievoudige uitdaging.

 

Kardinaal Carlo Caffarra is aartsbisschop van Bologna. Hij was voorzitter van het Instituut Johannes Paulus II voor het Gezin. Bron:http://www.zenit.org/article-30097?l=french waar deze tekst gepubliceerd werd onder de titel “La réflexion anthropologique, pour faire comprendre le mariage”. De ondertitels werden door onze redactie toegevoegd. De tekst werd uit het Frans vertaald door Helene Luyten.