“Wat is postmoderniteit?” is het eerste artikel in een reeks van tien. In deze teksten trachten verschillende auteurs na te denken over de hedendaagse wereld en de denkbeelden die ons leven en handelen beheersen. Ze bespreken ook de troeven van de christelijke boodschap in deze postmoderne cultuur die haar voor nieuwe uitdagingen stelt.
“Dit is niet meer van onze tijd”, wordt gezegd, vaak om te suggereren dat iets voorbijgestreefd is en de kritiek van “onze tijd” niet kan doorstaan. Soms is het wel zo. Maar, laten we nu eens de bal terugkaatsen. Wat is “onze tijd” precies? En word ik dan verondersteld mij kritiekloos te laten meevoeren door de tijdsgeest? Niet zeer glorieus. Laten we ons dan, als kinderen van onze tijd afvragen: “Ken ik überhaupt de heersende tijdsgeest, de geest van het postmodernisme, die ik inadem en mij doordringt?” En laten we de collectieve zelfkritiek aandurven.
1. Postmoderniteit, postmodernisme en moderniteit: vijanden?
De postmoderniteit en het postmodernisme laten zich niet makkelijk in een definitie strikken. Strikt genomen moeten ze van mekaar onderscheiden worden, maar het blijft een omstreden kwestie. De postmoderniteit verwijst naar de historische periode die op de moderniteit volgt, alsook naar haar politieke en socio-economische kenmerken. Het postmodernisme is een allegaartje van stromingen die in de cultuur van de tweede helft van de 20ste eeuw ontstaan, eerst in de architectuur, vervolgens in de rest van de kunstwereld, en tenslotte in de filosofie. Het gaat om stromingen die zo’n diepe stempel op onze manier van leven en denken drukken, dat we van een postmoderne mentaliteit kunnen spreken.
Al deze postmoderne stromingen kunnen we onder één noemer brengen: het zijn kritische reacties op de moderniteit, met name op het rationalisme van de moderniteit. De postmoderne denkers zijn ontgoocheld door de balans van het moderne rationalisme: de verlichte ideeën (gelijkheid en vrijheid), de grote ideologieën (marxisme en liberalisme), de politieke en economische systemen (democratie en vrije markt), en zelfs de natuurwetenschappen en de techniek, die ons een zekere vooruitgang voorspiegelden, hebben hun beloften niet ingelost. Argwanend verwerpen ze de rationalistische theorieën, in de mate dat deze de pretentie hebben alles te kunnen verklaren en een betere en vreedzame wereld te maken. Een aanblik op de eerste helft van de 20ste eeuw volstaat om vast te stellen dat deze pretenties op een ontnuchterende sisser zijn uitgelopen.
Niet alleen het rationalistisch dogmatisme wordt door de postmoderne denkers op de korrel genomen, ook de godsdiensten, en in het algemeen, alle “grote verhalen” die een aanspraak maken op de waarheid. Het is Jean-François Lyotard die in zijn boek La condition postmoderne (1979) de term “postmodernisme” in de filosofie introduceert en het einde van de “grote verhalen” afkondigt. Een theorie uitdokteren om al het theoretiseren ongerijmd te verklaren zou absurd zijn. Daarom stelt Lyotard ook geen nieuwe theorie voor, maar een methode om de “grote verhalen” in diskrediet te brengen: de parodie, de humor.
Merk op, de postmoderniteit maakt niet een totale breuk met het verleden. Sommigen zeggen dat ze net de laatste etappe van de moderniteit is, die de grond omploegde en er zaden van onttovering en crisis van zingeving in zaaide, waarvan de postmoderniteit nu de vruchten plukt. Het is een feit dat er nog veel moderne elementen stevig in onze postmoderne cultuur geworteld zijn. Neem nu de instrumentele rede, die haar rijk in de moderne tijd vestigde door ons leven doeltreffend in te richten en welzijn te garanderen; ze wordt in onze postmoderne samenleving nog altijd veel hoger aangeschreven dan de wijsheid.
Er zijn ook nog altijd veel overtuigde modernisten, vooral onder wetenschappers zoals Richard Dawkins, die het heersende postmodernisme trachten tegen te gaan. Eén confrontatie heeft veel stof doen opwaaien, met name deze tussen een aantal Franse postmoderne filosofen (met inbegrip van Lyotard) en twee wetenschappers, de Amerikaan Alan Sokal en de Belg Jean Bricmont, die over de eersten een boek geschreven hebben met de suggestieve titel Intellectueel bedrog (1997)
Uitgaande van het denken van twee boegbeelden van het postmodernisme, de Italiaan Gianni Vattimo en de Fransman Michel Foucault, schetsen we nu de hoofdkenmerken van het postmodernisme.
2. Het “zwakke denken” van Gianni Vattimo: het relativisme
Vattimo maakt de uitspraak van Nietzsche tot de zijne: “Er zijn geen feiten, alleen interpretaties.” Hij beweert dat iedereen de feiten interpreteert volgens zijn positie in de geschiedenis, cultuur of maatschappij waarin hij leeft. Het is te vergelijken met wat relativiteitstheorie zegt over de tijd: dat ze van de positie van de waarnemer afhangt. Elke interpretatie zou dus relatief zijn, en als dusdanig, is geen enkele opinie méér waard dan een ander. Dit is de essentie van het “zwakke denken”, die zichzelf ongegeneerd presenteert als de garantie voor wederzijds begrip en sociale vrede. De “sterke waarheden”, daarentegen, zoals bij voorbeeld “het mens-zijn van het menselijk embryo” of “de goddelijkheid van Christus”, worden als de aanstokers van intolerantie en geweld beschouwd.
Vattimo vindt ook dat we tot de uiterste consequenties van het denken van Nietzsche en Heidegger moeten durven gaan. Nietzsche had de “dood van God” afgekondigd. Wij moeten inderdaad durven aanvaarden, zegt Vattimo, dat God niet op zijn plaats is, noch in de filosofie, noch in het publiek leven, omdat God absoluut is, en er is niets absoluuts, want alles is relatief, alles is zwak. Van zijn kant had Heidegger het “vergeten-van-het-zijn” en de teloorgang van de metafysica aangeklaagd; hij wou de filosofie opnieuw een stevig metafysisch fundament geven. Vattimo stelt echter dat de realiteit sowieso geen ultiem fundament heeft, en dat we dus zonder nostalgie het “zijn” mogen vergeten en de metafysica grafwaarts mogen begeleiden.
3. De “dood van de mens” van Michel Foucault
Met zijn uitspraak “God is dood” bedoelde Nietzsche dat de mens geen bovennatuurlijke en morele horizon heeft en dat hij hiermee moet leren leven. In het kielzog van Nietzsche verklaart Michel Foucault dat de mens ook gedoemd is om te verdwijnen “zoals aan de oevers van de zee een gelaat in het zand” (1966). De “dood van de mens” is een geliefde thema van vele postmoderne denkers, waarmee ze de unitaire identiteit van de persoon ontkennen. Het “subject” of “ik” bestaat gewoon niet voor hen! Dat de rede of het hart het centrum van het “ik” zou zijn, is een uitvinding van de moderniteit, zeggen ze, en in feite zijn rede en hart alleen maar maskers waarachter niets consistents bestaat. Voor de postmoderne denkers is de mens “gefragmenteerd” door zijn wisselende impulsen; als hij al een identiteit heeft, dan is die zo polymorf en zo wisselvallig als het puur verlangen.
Als we zien hoe sommigen leven, lijkt Foucault een punt te hebben. Voor nogal wat van onze tijdsgenoten is het leven alleen maar een aaneenschakeling van losse belevenissen, zonder eenheid of continuïteit, zonder leidraad of doel, behalve dan die van de impulsen van het moment. Op de werkvloer kom je heel ordelijke en doeltreffende mensen tegen, die in hun vrije tijd wanordelijk blijken te zijn, wiens affectief leven een puinhoop is, en die zich ook soms totaal laten gaan door destructieve neigingen, zoals drankzucht. Wie zomaar achter zijn impulsen aanloopt, steekt zich inderdaad achter “maskers” weg, en bewijst hiermee dat hij maar een zwakke identiteit heeft. Maar het ligt aan hem. Hij is ook de enige die er iets aan kan doen, met een beetje orde en ideaal.
4. Andere kenmerken van het postmodern denken
Naast het relativisme en de gefragmenteerde mens vermelden we nog enkele andere belangrijke kenmerken van het postmodern denken, met hun voor- en nadelen.
Pluralisme en “recht op anders-zijn”. Op zich is er niets mis met pluralisme. Het is een verdienste van het postmodernisme te hebben geijverd tegen de discriminatie van de vrouw, de culturele minderheden en de personen met een verschillende geaardheid, en tegen de hegemonie van het Westen (het etnocentrisme), enz. En het mag nog beter. Het is wel zo dat het pluralisme en de relativistische mentaliteit een ideale voedingsbodem vormen voor het claimen van het “recht op anders-zijn”. En in naam van dit recht worden vaak alle opinies a priori evenwaardig verklaard en elk rationeel debat in de kiem gesmoord. Als “recht op anders-zijn” betekent eerbied voor de persoon die anders denkt, akkoord! Maar als het betekent eerbied voor om het even welke manier van anders denken, zonder rationeel debat toe te laten, neen bedankt!
Onverschilligheid en oppervlakkigheid. Als alle opinies evenwaardig zijn, doet het er niet toe wat iemand precies denkt en waarom hij dat denkt. Zus of zo, whatever. In gesprekken zal de ene zeggen “weet ik veel”. Een andere zal ervoor ijveren dat de diverse opinies in een flou artistique gehuld blijven, waarin iedereen zich terugvindt. En de grote hoop zal zijn mening uiten met holle clichés of nietszeggende ontboezemingen (“iedereen zijn waarheid”), zoals er miljarden op internet te vinden zijn. De grote levensvragen zullen dus zelden in een diepgaande en serieuze dialoog aan bod komen, maar eerder in oppervlakkige en vrijblijvende debatten. Maar anderzijds is de ondertoon van gesprekken in het algemeen minder gespannen of agressief dan vroeger, vooral bij jongeren. Er zijn minder (negatieve) vooroordelen en zelfs meer openheid naar andere levens- of geloofsopvattingen toe, uit respect voor het anders-zijn.
Neoromanticisme en sentimentalisme. Eenmaal de rede onttroond, hebben andere vermogens al snel haar plaats ingenomen. L’imagination au pouvoir? Meer nog. Het zijn de emoties, de passies en de tendensen, verheven tot ware criteria, die nu heersen over ons leven en denken. “Leer luisteren naar je hart”, is de boodschap. Het hart is het, dat ons in de jungle van het leven zou leiden, door ons vrij te maken van normen en rolpatronen, die ons al eeuwen door opvoeding en cultuur zijn opgelegd. Dit sentimentalisme doordrenkt alles: het dagelijks leven, de media, de muziek, en ook de religie, waarvan de waarde soms alleen wordt gemeten aan haar knuffelgehalte. De “grote verhalen” prikkelen onze passies niet meer, maar de “nieuwe technologieën” des te meer, omdat ze onze dorst naar het sensationele meteen kunnen lessen. Het spreekt vanzelf dat we niet vies moeten zijn van onze gevoelens. Net daarom moeten we ze niet aan hun lot overlaten: gevoel voor maat en zelfbeheersing met een vleugje gezond verstand komen van pas om het hart in balans houden.
Religieus relativisme en religieus revival. Ten opzichte van de godsdienst heeft de postmoderne mens een ambivalente houding. Enerzijds staat hij warempel open voor een wereldvisie die ruimer is dan die van het radicaal sciëntisme van de moderne mens, en waarin hij God een plaats gunt. Dit gaat gepaard met een vernieuwde interesse voor spirituele en religieuze ervaringen. In het algemeen zijn de traditionele waarden weer hip. We mogen zelfs spreken van een religieuze revival, waar enige sentimentalisme weliswaar niet vreemd aan is. Maar anderzijds ontsnapt de godsdienst ook niet aan het proces van relativering, zodat de postmoderne mens de godsdienst vaak louter als een cultureel of een esthetisch fenomeen is gaan zien. Ook gelovigen laten soms gedwee toe dat geloofswaarheden en ritussen plat gerelativeerd worden, d.w.z. van hun absolute inhoud ontdaan.
Esthetiek en humor. Postmoderne auteurs laten de vorm primeren op de inhoud. Als ze zich uitdrukken, zijn ze meer gefocust op het esthetische, het existentiële, het emotionele, dan op het rationele. Ironie, emotie en genie gaan lopen met de hoofdrol en de eer. De rationele argumenten krijgen een figurantenrol. En de waarheid mag de pot op. We kunnen daarom treuren, maar kunnen er ook ons voordeel uit halen. Het postmodernisme leert ons de gevoelens, de lachspieren, de social skills, in één woord, de emotionele intelligentie, meer aan bod te laten komen in onze relaties en in ons sociaal leven. Maar daartoe is het echt niet nodig om de rationele argumenten en de waarheid buiten spel te zetten. Dit is de uitdaging.
5. Besluit
De postmoderniteit heeft zijn voor- en nadelen. Als kinderen van onze tijd zijn we er ongetwijfeld door beïnvloed. Laten we niet wachten op de generaties van de 22ste eeuw om de postmoderniteit aan opbouwende kritiek te onderwerpen. Het komt onze generatie toe om eraan te beginnen en het conformisme van zich af te schudden, dat zich in onze eigen tijdsgeest verstopt. Het zal er op aankomen onze ware identiteit te herontdekken, die ons leven eenheid geeft. Dit is onze “roeping tot de waarheid en de liefde” (Benedictus XVI).
Jacques Leirens is priester, Dr. in de Geneeskunde en de Filosofie. De inleiding van deze tekst werd aangepast op 22-4-14.