Niet enkel in München, maar in heel Duitsland wachtte men vol ongeduld op het rapport over seksueel misbruik in het aartsbisdom München-Freising. Het gaat namelijk over de periode waarin het diocees bestuurd werd door de toenmalige kardinaal Ratzinger (tussen 1977 en 1982) en door de huidige aartsbisschop, kardinaal Marx (sinds 2008), die van 2014 tot 2020 ook voorzitter was van de Duitse Bisschoppenconferentie.
Een artikel dat op 4 januari verscheen in het weekblad Die Zeit onthulde de “zaak van priester Peter H.”; met “interne documenten uit München en uit Rome” bracht het zware beschuldigingen uit tegen de emeritus paus.
Het rapport van een advocatenkantoor uit München — dat het onderzoek uitvoerde op vraag van het aartsbisdom München, maar onafhankelijk — gaat over seksueel misbruik dat gedurende 75 jaar (1945-2019) in het aartsbisdom zou zijn gepleegd en onder het bestuur van zes aartsbisschoppen, waarvan, naast Benedictus XVI en Rheinhard Marx, enkel Friedrich Wetter (1982-2008) nog in leven is, die het diocees tussen die twee bestuurde. Desondanks is alle aandacht gericht op de jaren van het bestuur van Benedictus XVI en meer concreet op de zaak van “priester Peter H.”, die in het rapport “priester X” of “geval X” wordt genoemd; als we de nummering volgen van het rapport volgen, gaat het om “geval 41”.
Een heel boekdeel voor één enkel geval
Het advocatenbureau geeft aan dit geval bijzondere aandacht: er is een speciaal boekdeel van bijna 400 bladzijden aan gewijd, terwijl de andere vier gevallen waarin men oorspronkelijk de toenmalige kardinaal Ratzinger beschuldigt “dat hij niet op passende wijze of in overeenstemming met de normen in geval van (vermeend) misbruik gereageerd heeft waarvan hij kennis had” beslaan de bladzijden 682 tot 754 van de ongeveer 1200 bladzijden van het belangrijkste boekdeel van het rapport. Alles bijeen, bundelt het rapport over deze duurtijd van 75 jaar 65 gevallen waarin men ervan uitgaat dat “de beschuldigingen bewezen zijn”; in 146 gevallen komt men tot de conclusie dat ze “op zijn minst plausibel zijn”, terwijl ze in 11 gevallen weerlegd zijn, al voegen we eraan toe dat in 141 gevallen (38% van het totaal) “er onvoldoende grond is om een definitief oordeel uit te spreken”.
Bij het volgen van hun algemene methodologie hebben de advocaten die het rapport opstelden, ook Benedictus XVI benaderd om hem de gevallen waarin zij vonden dat hij niet correct gehandeld had uiteen te zetten, om hem de kans te geven op deze beschuldigingen te reageren. De emeritus paus heeft op alle vragen die hem gesteld werden geantwoord.
In een van de vijf gevallen die men hem ten laste legt, “geval 22”, komt het rapport tot de conclusie dat het aanvankelijk vermoeden “niet bevestigd werd”. Nochtans — los van het “speciaal geval”, nummer 41 —, is men van mening dat in de gevallen 37, 40 en 42 kardinaal Ratzinger handelde “met een gebrek aan gevoeligheid en ingesteldheid om de feiten op te helderen wat betreft de aanwijzingen over mogelijk onbehoorlijk gedrag, met name door priesters.”
Om tot deze conclusies te komen, volgen de auteurs van het rapport telkens dezelfde methodologie. Eerst zetten ze de beschuldigingen uiteen, aan het adres van de toenmalige aartsbisschop Ratzinger; vervolgens geeft het rapport een samenvatting van de antwoorden die Benedictus XVI gestuurd heeft om het hoofd te bieden aan deze beschuldigingen. Tenslotte herhalen de advocaten deze antwoorden op een duidelijk beschuldigende toon waarin duidelijk de “jubelende stemming” van de advocaten doorklinkt omdat ze denken de “beschuldigde te betrappen” op een leugen. Natuurlijk zonder de emeritus paus de mogelijkheid tot een repliek geven.
Uit dat alles trekken ze conclusies als: “De auteurs van het rapport zien bij Benedictus XVI geen wil om zelfkritisch na te denken over zijn eigen handelingen en zijn eigen rol en ten minste een medeverantwoordelijkheid in de ontoereikendheid van zijn reacties zowel tegenover de aangeklaagden als tegenover de slachtoffers te aanvaarden”. In een ander geval zegt men: “De auteurs van het rapport gaan ervan uit dat zijn verhaal niet klopt met de werkelijkheid. Dat verhaal schijnt hun des te minder aannemelijk aangezien de diocesane bisschop een bijzondere plicht heeft jegens de hem toevertrouwde priesters, onder meer omwille van het sacramentele fundament en het bijzonder karakter van hun relatie”.
Veronderstellingen
Wat “geval 41” betreft, waar men in dit rapport zoveel belang aan hecht, beperkt de discussie zich hoofdzakelijk tot een werksessie die plaatsvond op 15 januari 1980 in de diocesane curie in München. In zijn schrijven van 82 bladzijden aan de advocaten, zegt Benedictus XVI dat hij zich niet kan herinneren deze bijeenkomst bijgewoond te hebben. Door een dialectisch evenwichtspelletje (in de akte staat niet dat hij “afwezig” was; dus was hij aanwezig), verzekert het rapport dat aartsbisschop Ratzinger tegenwoordig was (*).
Welnu, zelfs in het geval dat het geheugen van de emeritus paus op een fout betrapt werd en hij toch op deze bijeenkomst aanwezig was, is er geen enkel bewijs dat er toen gesproken werd over het geval van priester “X” (**). In de persconferentie die volgde op de presentatie van het rapport, beantwoordde advocaat Wastl van het kantoor in kwestie, een vraag op vage wijze: “ik kan mij niet voorstellen dat men zegt dat een priester van een ander diocees komt en dat niemand naar de reden vraagt. En als men wist dat hij in psychiatrische behandeling was, dat men niet vraagt waarom. Het is evident dat het feit dat ik me dat niet kan voorstellen niet wil zeggen dat ik de letterlijke inhoud van de bijeenkomst ken”.
De Corriere della Sera publiceerde donderdagnamiddag een verklaring van aartsbisschop Georg Gänswein: “Benedictus XVI was tot vanmiddag niet op de hoogte van het rapport dat meer dan 1.000 bladzijden telt. Hij zal de tekst in de komende dagen met de nodige aandacht bestuderen. De emeritus paus betuigt, zoals hij reeds herhaaldelijk in de jaren van zijn pontificaat deed, zijn ontroering en zijn schaamte voor het misbruik door clerici op minderjarigen, en geeft blijk van zijn persoonlijke nabijheid en zijn gebed voor alle slachtoffers, waarvan hij sommigen leerde kennen ter gelegenheid van zijn apostolische reizen”.
Wat kardinaal Reinhard Marx betreft — die ervan beschuldigd wordt in twee gevallen onjuist te hebben gehandeld en ook niet de nodige aandacht geschonken te hebben aan de kwestie, vermits hij pas in 2018, namelijk tien jaar na zijn aankomst op de zetel van München, begonnen is zich daarmee bezig te houden — hij heeft ook aangekondigd dat hij het rapport met de betroffen personen zal bestuderen en dat hij de “eerste perspectieven” zou voorstellen op 27 januari aanstaande.
Veroordeeld ten opzichte van de publieke opinie
De reacties op de publicatie van het rapport lieten niet op zich wachten: zij richtten zich evenzeer op Benedictus XVI als, in mindere mate, op kardinaal Marx en hun vermeende “fouten”, veel meer dan op de gevallen van misbruik zelf. Zo onderlijnt de voorzitster van het “Centraal Comité van Duitse katholieken”, Irme Stetter-Karp, dat het rapport “duidelijk aanwijzingen bevat die bewijzen dat Benedictus XVI, in zijn periode als aartsbisschop van München, een ontoereikende houding heeft aangenomen in vier gevallen. De emeritus paus heeft toegelaten dat priesters die misbruik pleegden hun ambt verder uitoefenden en hij heeft hen verplaatst van de ene plaats naar de andere. Het feit dat Benedictus, in zijn verklaring van 14 december 2021, geen enkele fout schijnt toe te geven, is beangstigend”.
Nochtans zegt kardinaal Gerhard Ludwig Müller — in een interview met het bovengenoemd Italiaans dagblad, overgenomen door het Duitse agentschap DPA —: “Er wordt meer gesproken over Ratzinger dan over priester H. of andere priesters die misdaden begaan hebben”. Maar hij is niet verbaasd, want “in Duitsland — en niet alleen hier — probeert men Joseph Ratzinger te schaden, want hij verstoort ‛de progressieve lijn’”.
In Die Tagespost spreekt hoofdredacteur Guido Horst van een “golf van verontwaardiging” zonder precedent. “Op de publieke televisie, op het moment van de grootste kijkdichtheid, heeft men het verdict uitgesproken: schuldig. Zelfs zonder bewijzen, “heeft de publieke opinie het criterium van het tribunaal van München gevolgd, hoewel het niet om een rechtbank gaat maar om een advocatenkantoor. Indien dat kantoor een tribunaal zou zijn geweest, zou de ‛beschuldigde’ Benedictus XVI vrijgesproken zijn bij gebrek aan bewijs. Maar zo functioneren de dingen niet wanneer het een geestelijke betreft waarvan de theologie altijd orthodox is en waarvan het beeld van de Kerk gebaseerd is op het geopenbaarde geloof: men moet zich van hem ontdoen, opdat zijn patrimonium en zijn erfenis niet in de weg staan van de openlijke wens een nieuwe Kerk op te richten van katholieke origine gericht op het progressieve protestantse model. Kardinaal Ratzinger was één van de eersten om in Rome te erkennen, meer dan 20 jaar geleden, dat het misbruik en het verzwijgen in de katholieke Kerk zo niet konden verdergaan. Als paus is hij begonnen met de veranderde koers die paus Franciscus verderzet. Deze man verdient het niet om vandaag aan de schandpaal genageld te worden. Vooral als er niet het minste bewijs van schuld is.”
(*) Op 24 januari, deelde Benedictus XVI door zijn secretaris, Mgr. Georg Gänswein, mee dat hij, in tegenstelling tot zijn aanvankelijk antwoord aan de auteurs van het rapport, aanwezig was op de vergadering van 15 januari 1980. Gänswein voegde eraan toe dat het om een fout bij het opstellen van het antwoord ging, en dat op deze bijeenkomst er geen sprake van was pastorale taken toe te vertrouwen aan “priester X”, maar dat het enkel ging over zijn logement in München gedurende de duur van zijn psychiatrische behandeling. Hij kondigde ook aan dat Benedictus XVI eerstdaags een meer gedetailleerd antwoord op de vraag zou geven (25-1-22).
(**) In een op 25 januari openbaar gemaakte nota, bevestigt kardinaal Friedrich Wetter, opvolger van kardinaal Ratzinger in München, dat de beslissing – waarvan hij nu erkent dat het een vergissing was – om “priester X” toe te staan zijn ambt in het bisdom uit te uitoefenen, door hem genomen was, toen Ratzinger al in Rome was.
José M. Garcia Pelegrin is doctor in Wijsbegeerte en Letteren (specialisatie geschiedenis) van de Universiteit van Keulen. Gespecialiseerd vertaler in kunst en onafhankelijk journalist, is hij ook redacteur van het tijdschrift Movie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck. Bron: https://www.aceprensa.com/religion/benedicto-xvi/benedicto-xvi-acusado-sin-pruebas/.