“Is het altijd verkeerd een onschuldig persoon van het leven te beroven?”. Dit is de vraag die Peter Singer stelt in het artikel “La question de Beatriz” (in La Libre Belgique van 18/6/13). De katholieke Kerk zegt ja, Singer beweert van niet.
Het geval van de jonge Salvadoraanse vrouw
Wat moeten we ervan denken? Peter Singer verwijst naar het recent geval van een jonge Salvadoraanse vrouw die aan lupus erythematodes lijdt en die in verwachting was van een anencefale foetus (die geen hersenen heeft). Deze zwangerschap zou haar leven in gevaar hebben gebracht. Een bijzonderheid in dit geval is dat anencefalie vaak de dood van de foetus veroorzaakt voor de geboorte. Indien het kind geboren wordt sterft het al gauw.
Voor Peter Singer is het vanzelfsprekend dat men in dit geval abortus kan en mag plegen om de moeder te redden. Hij doet opmerken dat de Salvadoraanse rechtbanken en het Opperste Gerechtshof er anders over oordeelden steunend op het absoluut verbod van abortus. Uiteindelijk heeft Beatriz toestemming gekregen om een voortijdige keizersnede te ondergaan die dan niet als abortus maar als “veroorzaakte geboorte” werd voorgesteld. De baby is vijf uur later gestorven. Voor Singer is dit alles totaal absurd.
Hij vermeldt echter niet dat men Beatriz, die toen reeds ziek was, bij haar eerste zwangerschap een abortus had aangeraden. Zij had die toen geweigerd en alles is goed afgelopen. Hij vertelt niet dat het Grondwettelijk Hof een abortus heeft verboden maar aanbevolen heeft om te trachten het leven van zowel moeder als kind te redden. Hij zegt ook niet dat een college van experten aan het Gerechtshof had laten weten dat de pathologie van de moeder niet zo ernstig was dat men voor een nakende dood moest vrezen. Hij laat ook na te vermelden dat de oplossing waarvoor men gekozen heeft, namelijk een veroorzaakte geboorte door een keizersnede in de 27ste week van de zwangerschap, conform was met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof.
Het morele besef
In het geval “Beatriz” meent Singer een zwakke plek ontdekt te hebben in de absolute morele waarde die uitgedrukt wordt door het vijfde gebod: “Gij zult niet doden”. In feite ziet de professor in bio-ethiek geen verschil tussen een “abortus” en een “geboorte die voortijdig veroorzaakt wordt en die ongewild de dood van de foetus ten gevolge heeft”. Het onderscheid is natuurlijk subtiel maar voor de waardigheid van de menselijke persoon is ze in ieder geval van immens belang.
Een van de fundamenten van de menselijke waardigheid is het morele besef, het vermogen om in een bepaalde handeling onderscheid te kunnen maken in het oordeel over goed en kwaad. De theoloog C. Caffarra beschrijft dit morele besef met het voorbeeld van Thomas More: wat deze laatste waargenomen heeft “toen hij voelde dat hij [the Act of Supremacy] niet mocht ondertekenen, was de intieme schoonheid, de waarheid, de schittering, niet van zijn al dan niet kanselier van het koninkrijk zijn, van zijn echtgenoot of vader, van zijn Engels burger zijn, maar eenvoudigweg van zijn persoon-zijn”.
De kwestie van het object van de handeling
Men zal ons erop wijzen dat in het geval van Beatriz de abortus en de voortijdig veroorzaakte geboorte tot hetzelfde resultaat hebben geleid: de dood van de foetus. Het resultaat is inderdaad hetzelfde. Nochtans meet men de moraliteit van een handeling niet in de eerste plaats aan zijn resultaat maar aan wat men noemt zijn “object”. In de fundamentele moraal is het object de handeling zelf, als door de auteur bekeken vanuit het gezichtspunt van wat “hij wil doen” door middel van deze handeling. Daarom is er een essentieel verschil tussen het doden van een anencefale foetus en het vroeger geboren laten worden van de foetus voor het welzijn van zijn moeder, terwijl men accepteert dat hij niet levensvatbaar is (deze niet- levensvatbaarheid van de foetus is een eenvoudige vaststelling en niet het gevolg van de wil van de arts).
Een menselijke wetgeving zal nooit de diepten van het menselijk handelen kunnen doorgronden, omdat de wetgever, de rechter of eender welke externe persoon niet kan doordringen tot de kern van het handelen van iemand anders. Het zou zelfs kunnen dat een uitwendig oordeel over een handeling het tegengestelde is van haar morele kwalificatie.
Stellen wij ons een arts voor die, zonder enige professionele fout van zijnentwege, een zieke toevallig zou doden terwijl hij hem probeerde te helpen: hij handelt goed op moreel vlak. Terwijl diegene die een patiënt zou willen doden en hem daarbij toevallig zou genezen slecht zou handelen op moreel vlak. Het zou kunnen dat de publieke opinie – als derde persoon – de eerste veroordeelt en de tweede prijst enkel voortgaand op het resultaat van hun respectievelijke handelingen. Maar het geweten van de eerste moet zich geen verwijten maken, terwijl het geweten van de tweede belast zal zijn. Het geweten maakt de positie van de handelende persoon duidelijk.
Maar als een handeling gedefinieerd wordt door haar object, t.t.z. door wat men wil doen door deze daad te stellen, wordt haar moraliteit objectief en waarneembaar voor allen. Bijvoorbeeld: wanneer men me zegt dat X 1.000 euro overhandigd heeft aan Y, dan kan ik geen enkel moreel oordeel vellen over deze daad, want “geld overhandigen” is geen handeling die beschreven staat onder het gezichtspunt van haar moreel object. Maar als men me zegt dat X door 1.000 euro te overhandigen aan Y, een aalmoes heeft gegeven, de juiste prijs voor een dienst heeft betaald of Y heeft omgekocht om een gunst te verkrijgen, dan kan ik deze handeling goedkeuren of afkeuren, want ze werd me voorgesteld en gedefinieerd vanuit morele hoek, dat wil zeggen als “object”.
De intrinsiek slechte daden
Er zijn menselijke handelingen waarvan het object altijd, in gelijk welke omstandigheid, wat ook de intentie is die aan de bron ligt, onverzoenbaar is met de waardigheid van de persoon. Want hun object verbergt een intrinsiek doel dat geen menselijk willen kan nastreven zonder te ontaarden. Zij zijn objectief slecht, dat wil zeggen door hun object. Dat is het geval wanneer men een onschuldig menselijk wezen wil doden, martelen, verkrachten, overspel plegen, enz. Al deze daden zijn per definitie slecht. Daarom zijn abortus en euthanasie, die beiden de bewuste en vastbesloten wil veronderstellen een einde te maken aan het leven van een onschuldig menselijk wezen, absoluut moreel verboden.
In het geval van euthanasie klagen sommigen de hypocrisie aan die erin bestaat een diepe sedatie toe te passen op het einde van het leven, in plaats van een einde te maken aan het leven van de patiënt, dat wil zeggen euthanasie te plegen. Zij zien daar hypocrisie in omdat voor hun eens te meer “het resultaat hetzelfde is”. Dat men geen verschil ziet tussen het laten sterven in de beste omstandigheden en het leven nemen wijst op een ernstige ontaarding van het morele besef, dat zonder twijfel verblind wordt onder impuls van de gevoelens of door de zorg voor efficiëntie.
Wat de gevoelens betreft: zelfs al kan men de emotie tegenover menselijk leed begrijpen, toch is het gevaarlijk het geweten — een eigenschap van de rede — te laten overheersen door gevoelens. Want zo zou men een kind van 13 kunnen toelaten om zelf te beslissen over zijn leven of dood, terwijl men anderzijds jongeren van 17 verbiedt een biertje te drinken.
Wat de efficiëntie betreft: als dit de beslissende factor wordt voor de morele beoordeling, dan zouden diegenen die het vermogen, de macht, de intelligentie om behoorlijke resultaten te voorzien en te produceren de “goeden” zijn. De “slechten” zouden dan de onbekwamen, de ondergeschikten, de onverstandigen zijn. Maar de geschiedenis toont ons zoveel voorbeelden van bescheiden mensen waarvan de daden de schittering van het menselijk geweten openbaart, mensen die soms liever het leven van hun lichaam verliezen dan het leven van hun ziel te bederven, die liever onrecht lijden dan zelf onrecht te begaan (Socrates). En onder de mensen die als briljant en heel begaafd doorgaan, vindt men er soms die bereid zijn hun ziel te verkopen in naam van de pretentie van de intelligentie en de eisen van het lichaam.
Men zal me misschien antwoorden dat de moderne mentaliteit geen nood heeft aan verboden. Laat ons in dat geval, in naam van deze mentaliteit, alle rode lichten en alle “stop”-borden verwijderen: zij zijn absolute verboden. In plaats van op onze bestemming aan te komen zouden wij de anderen en onszelf naar het kerkhof sturen.
De absolute verboden vormen de bakens van onze vrijheid. Zij beschermen haar op de weg van de menselijke waardigheid tot aan de bestemming.
Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Dit artikel werd gepubliceerd op de pagina “Débats” van La Libre Belgique op 3-7-13. De ondertitels werden toegevoegd door didoc. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck. Aan deze tekst werden kleine verbeteringen aangebracht op 31-10-13.