De auteur nodigt de christenen uit om dezelfde gevoeligheid te hebben als Christus tegenover het lijden, en om uit de genade van God de nodige kracht te putten om aan de wereld van vandaag hoop te brengen.
“De vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus’ leerlingen; en er is niets echt menselijks, of het vindt weerklank in hun hart.” Deze treffende en absoluut ware woorden vormen de inleiding tot de apostolische constitutie Gaudium et Spes van het tweede Vaticaans Concilie.
Alsof de Kerk, het mystiek Lichaam van Christus, nogmaals de gevoelens uitdrukt die het hart van de Heer overvallen wanneer Hij naar de mensheid kijkt: Bij het zien van de scharen had Hij medelijden met hen; want ze waren uitgeput, en lagen daar als schapen zonder herder (Matt. 9, 36).
De liefde van Christus voor de mensheid en voor iedere persoon in het bijzonder toont ons de omvang en de diepte van de liefde van God. Door zijn menswording en door ons te redden door zijn dood op het Kruis, heeft Jezus, Gods Zoon, ons getoond hoezeer Hij ons bemint, hoever Hij bereid is te gaan voor ieder van ons, om ons te bevrijden van het kwaad en ons te laten delen in het goddelijk leven. Door zijn opstanding uit de dood heeft Hij voorgoed zijn overwinning op het kwaad bezegeld, ons kinderen van God laten worden en ons de weg van de hoop geopend.
Het onderricht van Christus dat door de Kerk trouw wordt bewaard en doorgegeven, herinnert ons eraan dat de bron van alle kwaad ligt in het zich vrijwillig afkeren van God, wat wij zonde noemen. Christus leert ons ook hoe we deze situatie kunnen omkeren: het goede doen zegevieren over het kwaad, het kwade verdrinken in een overvloed aan goeds. Om het met de woorden van de heilige Paulus te zeggen, waar de zonde tot overvloed kwam, daar kwam de genade in rijker overvloed (Rom. 5,20).
Te midden van de golven en de stromingen die de wereld door elkaar schudden, in het bijzonder in de context van de huidige Covid-19 pandemie, worden veel mensen overvallen door gevoelens van onzekerheid, van wanhoop, van frustratie, gevoelens die ons als christenen niet onverschillig laten. Velen vragen zich af waar God is en waarom Hij deze ellende toelaat.
Men is geneigd te antwoorden dat Hij daar is, midden in de pandemie, en deelt in het lijden, de eenzaamheid, de wanhoop van zoveel mensen, zoals Hij gedaan heeft op het Kruis. En als men vaststelt dat God het kwaad en het lijden nooit heeft willen wegnemen uit de wereld, ziet men ook dat Hij zich nooit heeft teruggetrokken, dat Hij nooit onverschillig gebleven is tegenover de mens, en dat Hij altijd “de handen uit de mouwen heeft gestoken”.
Daarom straalt te midden van deze moeilijkheden voor de christen een waarheid, een houvast: wij bezitten het licht en de kracht — de genade — van God om het voorbeeld van Christus na te volgen, en zo een steun te zijn voor veel mensen. We weten het wel, niemand onder ons heeft deze gaven van God verdiend, en juist daarom voelt ieder van ons zich geroepen om het goede te verspreiden rondom zich, door zichzelf te overtreffen, door zichzelf te geven: Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij ontvangen; geeft om niet (Matt. 10, 8).
Paus Franciscus nodigt ons uit om de heiligen na te volgen, niet enkel diegenen die door de Kerk heiligverklaard werden, maar ook diegenen die hij de heiligen “van naast de deur” noemt, die zich ingespannen hebben om het Evangelie te belichamen in hun dagelijks leven, door gebaren die in de ogen van velen onbemerkt blijven. Deze heiligen die om zo te zeggen meer “binnen ons bereik” liggen. Hun gebaren van liefde en barmhartigheid navolgen is een beetje als hun aanwezigheid in deze wereld vereeuwigen. En in feite zijn deze evangelische gebaren de enige die de vernietiging van de dood weerstaan: een gebaar van tederheid, edelmoedige hulp, tijd om te luisteren, een bezoek, een vriendelijk woord, een glimlach… Deze gebaren kunnen onbeduidend lijken in onze ogen, maar in de ogen van God zijn ze eeuwig, want liefde en medelijden zijn sterker dan de dood (paus Franciscus, Angelus, 1 november 2015; cf. apostolische exhortatie Gaudete et Exsultate, 6-9).
Om het Evangelie te kunnen belichamen, het goede te verspreiden, Christus na te volgen, een steun te zijn voor de anderen in de huidige tijd, rekent God op het specifiek karakter van ieder van ons (onze talenten, onze persoonlijkheid, onze manier van zien en van doen, en ook onze beperkingen), en Hij is bereid om er zijn genade aan “toe te voegen” om onze handelingen te vervolmaken en ze een bovennatuurlijke dimensie te geven. Daarom moeten wij ons altijd beschikbaar houden om de genade van God te ontvangen, door het ontvangen van de sacramenten — voor zover de gezondheidsmaatregelen dat toelaten —, het gebed, de dienstbaarheid, de standvastigheid en de sportiviteit in de strijd om ons elke dag te beteren.
De periode die wij doormaken, met al haar moeilijkheden, is een gelegenheid voor elke christen om zich ten volle te geven, door de persoon van Christus in zich zichtbaar te laten worden, door verantwoording af te leggen van de hoop die in hem leeft door zijn dagelijks gedrag dat door medelijden, vriendschap en toewijding doordrongen is. (cf. 1 Petr. 3, 15).
Dat is niet zo moeilijk. Vaak volstaat het te beginnen. Door concrete daden tegenover diegenen die het dichtst bij ons staan: de leden van onze familie, onze vrienden. Het volstaat te beginnen, en geleidelijk vloeien de uitingen van naastenliefde, van hulp aan elkaar, van dienstbaarheid, van aanmoediging uit elkaar voort. Met de hulp van God volstaat het te beginnen met wat mogelijk is om het onmogelijke te verwezenlijken.
Sergio Sahli is jurist en bestuurder in de non-profit sector.