Heeft schaamte nog toekomst?
José F. Pelaez beweert dat de winter eleganter is dan de zomer, en ik, die geniet van hoge temperaturen en van vlagen zomerse warmte, moet tot mijn grote spijt instemmen met hem. Indien de beschaving, zoals iemand schreef, er minder in bestaat te tonen dan te verbergen, minder in duidelijk tonen dan bedekt te insinueren, dan is de zomer, als seizoen waarin men zich ontbloot, niet erg beschaafd: esthetisch exhibitionisme, doorzichtige kleren, T-shirts en blote voeten zijn er in deze periode van het jaar in overvloed. En de optimisten die dat alles prijzen, ontbreken niet: eindelijk bevrijd van de religies die het vlees misprijzen, we vieren uiteindelijk het lichaam als schoonheid! De zomer zou zo de apotheose zijn van vlees dat ooit verdrongen werd, het achter zich laten van een gnosis die lichaam en zonde gelijkstelde. Er moet niets meer verborgen worden!
Ik begrijp de euforie van sommigen, maar ik zal eraan toevoegen dat ze gebaseerd is op een misvatting. Ze berust op het idee dat de oorsprong van schaamte ligt in het afwijzen van het vlees. Ik ben het daar niet mee eens. Alleen degenen die lichamen zegenen kunnen zoiets vreemds overwegen als ze te bedekken. Ik vermoed dat wij ons niet aankleden om iets oneervols te verbergen, maar om iets heiligs te beschermen; niet om onze schaamte te bedekken, maar om onze intimiteit te beschermen. In plaats van uit misprijzen voor het lichaam, vloeit het aankleden voort uit het verheerlijken ervan. De kleding is geen doodskist maar een tabernakel. Ze verbergt het stof niet onder de tapijt, maar ze beschermt de zuiverheid, zoals brandkasten.
Ik kan aannemen dat men aan schaamte de zonde toeschrijft teveel belang te hechten aan het vlees; maar ik zal boos antwoorden aan iemand die zegt dat zij ze wegneemt. De schaamte, deze oude deugd die de volkeren van het Noorden, dronken van puritanisme, bedorven hebben tot ze haar onverdraaglijk maakten, steunt op de hypothese dat lichamen geen schijn zijn, maar een verschijning: geen oppervlakkigheid, maar diepte; geen opperhuid, maar innerlijkheid. Zich aankleden is dus een spel van schaduw en licht, van onthullen en versluieren. We delen een deel van onze intimiteit, die vleselijk is, maar we behouden haar ook voor ons en voor diegenen die ons beminnen. We beschutten haar voor indiscrete of wellustige blikken; we beschermen haar voor een vermeende schending. We weigeren het exhibitionisme om dezelfde reden dat we de boerka afwijzen: het heft de spanning op, het wijzigt de spelregels. In het ene geval bedekt men nauwelijks, in het andere toont men zich amper.
Maar zoals ik reeds suggereerde, is schaamte niet enkel een kwestie van kleding, het is ook een kwestie van blik. Het seizoen waarin men zich ontbloot, met onze vier ledematen aan de lucht, is in feite een bijzondere gelegenheid om haar te zuiveren. De schaamteloosheid van sommigen is dus maar een gelegenheid voor de schaamte van allen. De eerbare mens vermijdt de bekoring het lichaam te beschouwen als louter oppervlakkigheid; hij weerstaat, als een Quichotte tegen de tekenen der tijd, het lichaam neer te halen naar de rang van een simpele hoop cellen, weefsels, organen. En dankzij zijn onverschrokkenheid, kent hij genoegens die de sterk geprikkelde mens zich zelfs niet kan voorstellen. Hij ontdekt een fysieke schoonheid, ik zou zeggen strikt lichamelijk, zelfs bij de minst gracieuze vrouw, want hij waardeert in het uiterlijk een innerlijk dat doorschemert, een ik dat overstroomt. Zijn blik verheft en verlaagt niet, siert en ontkleedt niet, heiligt en bezoedelt niet. De bescheiden mens scherpt zijn blik en ontwaart in het lichaam een wuivende ziel. Hij verleent de exhibitionist de heilige waardigheid waarvan hij zichzelf, zonder schaamte en tegen alle logica in, berooft. Higinio Marin zegt dat “het oppervlak van onze lichamen alles behalve oppervlakkig is”. Bescheide mensen prijzen zijn gezegde en bekleden al diegenen die van de warmte profiteren om zich te laten zien, edelmoedig met hun blik.
Vergissen we ons dus niet. Als we in de zomer een oorlog moeten voeren voor de waardigheid, is dat niet omdat wij het lichaam haten, verre van dat, maar omdat we het liefhebben. Omdat wij, zoals onze voorouders, in het lichaam de uitdrukking van een innerlijkheid waarderen die zich niet lichtzinnig moet vertonen.
Julio Llorente is journalist. Bron: https://alfayomega.es/reivindicar-el-pudor-para-exaltar-la-carne/. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck.