Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Samenwonen met het oog op het huwelijk?

25 juni 2019

 

Het staat vast dat een huwelijk voorafgegaan door samenwoning gewoonlijk brozer is. Volgens J. Budziszewski is deze vaststelling zo gedocumenteerd dat de gezinssociologen zich niet meer afvragen of paren die samenwonen vóór het huwelijk meer onstabiel zijn, maar enkel waarom dat zo is. In een artikel dat hij publiceert op zijn blog, geeft hij een mogelijke uitleg.

Voor hen die samenwoning zien als een voorbereiding op het huwelijk, wijst Budziszewski, professor van politieke filosofie aan de Universiteit van Texas te Austin, op het essentieel verschil tussen de twee werkelijkheden: “Wat de mensen zoeken wanneer ze huwen, is een verbintenis, terwijl wat aanzet tot samenwonen de bevrijding is van iedere verbintenis. Hoe kan de afwezigheid van verbintenis een leerschool zijn voor verbintenis?”

Het feit dat de toekomst van een feitelijke samenwoning meer onzeker is, vermits men het als vaststaand beschouwt dat het niet voor heel het leven is, “maakt dat de paren minder gemotiveerd zijn om te investeren in de relatie, wat op zijn beurt de graad van onzekerheid vermeerdert”.

Voor Budziszewski kristalliseert de onzekerheid die deze relaties kenmerkt op de lange duur in een levensstijl vol berekening. “De mensen die samenwonen zijn geneigd te scoren” en te meten wat elkeen geeft. Dit gedrag vloeit voort uit de logica van het samenwonen: waarom zou iemand zich volledig geven aan een andere persoon die niet de minste bedoeling heeft een levenslange verbintenis met hem of met haar aan te gaan? Wanneer zij ten slotte beslissen te huwen, zullen ze in het huwelijk treden met deze diep ingewortelde trek.

Zich laten gaan of ernstig beslissen is niet hetzelfde

Budziszewski besluit met een verwijzing naar twee verklaringen die enkele specialisten geven van de grotere onstabiliteit van samenwoningen. De eerste verwijst naar het verschil in bewustwording waarmee de ene en de andere tot het huwelijk komen. Voor wie niet samenwoont is het huwelijk gewoonlijk een zeer overdachte beslissing, juist omdat er geen voorafgaande proeftijd is. Daarentegen voor wie samenwonen gebeurt het dikwijls dat ze “zich laten gaan” naar het huwelijk, eerder uit inertie dan uit een bewuste beslissing.

Dit is ook de stelling die verdedigd wordt door onder meer Scott Stanley, vorser aan de Universiteit van Denver en auteur van de blog Sliding versus Deciding (“Glijden tegenover Beslissen”). In een van zijn studiën uitgevoerd met twee andere psychologen, wordt door de auteurs de stelling verdedigd dat het feit uit inertie bepaalde daden te stellen in het gemeenschappelijk leven — zoals het samenwonen, de seksuele relaties, een zwangerschap — meer problemen in de relatie kan meebrengen (en redenen om ze te verbreken) dan wanneer ze die op een meer bezadigde manier zouden gesteld hebben. Tevens versterken deze daden niet noodzakelijk de graad van verbintenis of van inzet in de relatie.

Een van de hypothesen van Stanley is de mening “dat bepaalde personen huwen met andere met wie zij nooit zouden gehuwd zijn als zij niet eerst samengewoond hadden”. Het samenwonen vóór het huwelijk is volgens hem de factor die het risico van inertie vergroot. Integendeel, zij die een liefdesrelatie hebben en niet samenwonen, hebben het gemakkelijker om de relatie te verbreken wanneer zij geen toekomst zien in een huwelijk.

De andere uitleg aangehaald door Budziszewski verwijst naar het verschil van verwachting tussen mannen en vrouwen tegenover het samenwonen: het gebeurt dikwijls dat de vrouw die wil huwen na een samenwoning vaststelt dat de man niet geïnteresseerd is. “De feiten zijn bijzonder wreed voor de vrouw, die waarschijnlijk denkt dat wanneer ze lange tijd met een man heeft samengewoond, deze uiteindelijk met haar zal huwen. Maar het feit is dat hoe langer de samenwoning is, hoe nadeliger de toestand van de vrouw wordt.” In deze zin zegt hij dat “het huwelijk de man beschaafd maakt”, en stabiliteit brengt in de relatie.

Het onevenwicht is bijzonder uitgesproken bij de jonge paren, zoals de sociologen Michael Pollard en Kathleen M. Harris hebben aangetoond, uit een staal van 2.068 mannen en vrouwen van 18 tot 26 jaar. 41% van de samenwonende mannen bevestigen dat zij niet “ten volle verbonden” zijn met hun partner, terwijl slechts 26% van de vrouwen hetzelfde beweren. Bij de gehuwden zijn de percentages veel kleiner: 18% bij de mannen en 12% bij de vrouwen.

Budziszewski besluit zijn artikel met een vraag: “Waarom zou een relatie gesteund op de afwezigheid van verbintenis, op talrijke aansporingen tot mislukking en tot duidelijke nadelen voor de vrouw een goede voorbereiding zijn op het huwelijk?”

Deze tekst werd gepubliceerd onder de titel “Por qué la cohabitación no sirve como periodo de prueba del matrimonio” (Waarom samenwoning niet dient als proefperiode voor het huwelijk). Bron: http://www.aceprensa.com/articles/por-que-la-cohabitacion-no-sirve-como-periodo-de-prueba-del-matrimonio/. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.