Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Newman en het geweten

8 april 2011

Moet een katholiek in eerste instantie zijn glas heffen voor het geweten of voor de paus ? Het antwoord van Newman es bekend. Maar hoe moeten wij het begrijpen? Benedictus XVI heeft het in zijn laatste rede aan de Romeinse Curie verklaard (20-12-10). Hier volgt een belangrijk deel van deze tekst.

 

 

 

(…) Tot slot wil ik nog herinneren aan de zaligspreking van John Henry Kardinaal Newman. Waarom werd hij zalig gesproken? Wat heeft hij ons te zeggen? Op deze vragen zijn er vele antwoorden, die aangaande de zaligspreking genoemd zijn. Ik wil daaruit slechts twee aspecten naar voren halen, die nauw met elkaar verbonden zijn en die uiteindelijk hetzelfde uitdrukken. Het eerste is dat wij van de drie bekeringen van Newman moeten leren, omdat ze stappen zijn op een geestelijke weg, die ons allen aangaat. Ik concentreer me hier alleen op de eerste bekering: die tot het geloof in de levende God. Tot dan dacht Newman zoals in doorsnee iedere mens van zijn tijd en zoals ook de doorsnee van de mensen van nu, die Gods bestaan op zich niet uitsluiten, maar het toch als iets onzekers beschouwen, dat in hun eigen leven geen wezenlijke rol speelt. Als het eigenlijk reële leek hem, zoals de mensen van toen en nu, het empirische, het materieel tastbare. Dat is de “realiteit, waaraan men zich oriënteert. Het “reële” is het grijpbare, zijn de dingen, die men kan berekenen en in de hand kan nemen. Bij zijn bekering erkent Newman, dat het juist het tegenovergestelde is: dat God en de ziel, het geestelijke zelfzijn van de mens, het eigenlijke werkelijke is, waarop het aankomt. Dat zij veel werkelijker is dan de grijpbare voorwerpen. Deze bekering betekent een copernicaanse omkeer. Wat tot dan toe onwerkelijk en onwezenlijk leek, blijkt het eigenlijk beslissende te zijn. Waar zo’n bekering plaatsvindt, verandert niet een theorie, maar het wezenskenmerk van het leven wordt anders. Deze bekering hebben wij allemaal steeds nodig: dan zijn we op de goede weg.

 

De drijvende kracht achter de weg tot bekering was bij Newman het geweten. Maar wat wordt daar mee bedoeld? In het moderne denken betekent het woord geweten, dan in zaken van moraal en religie het subjectieve, het individu de laatste beslissingsbevoegdheid heeft. De wereld wordt langs de lijn van het objectieve en het subjectieve gescheiden. Het objectieve zijn de dingen, die men berekent en via experimenten kan nagaan. Religie en moraal onttrekken zich aan deze methoden en worden daarom geacht te behoren tot het terrein van het subjectieve. Daar zijn uiteindelijk geen objectieve maatstaven. De laatste instantie, die daar een besluit kan nemen, is daarom alleen nog het subject en met het woord “geweten” wordt dan het volgende gezegd: op dit terrein kan alleen de enkeling, het individu met zijn inzichten en ervaringen besluiten. De opvatting van Newman van het geweten is daar diametraal tegenovergesteld aan. “Geweten” betekent voor hem de mogelijkheid te komen tot het ware van de mens: het in staat zijn, juist op de beslissende terreinen van zijn bestaan — religie en moraal — waarheid, de waarheid te kennen. Het geweten, het in staat zijn van de mens om de waarheid te kennen geeft hem daarmee tegelijk de verplichting, zich op de weg van de waarheid te begeven, naar haar te zoeken en zich aan haar te onderwerpen, waar hij haar ontmoet. Geweten is het in staat zijn de waarheid te kennen en gehoorzaam te zijn aan de waarheid, die zich laat kennen aan de zoekende mens die zijn hart ervoor opent.

 

De weg van de bekeringen van Newman is een weg van het geweten — niet het zich overgeven aan de subjectiviteit, maar juist daartegenover het gehoorzaam zijn aan de waarheid, die zich hem stap voor stap opent. Zijn derde bekering, die van de conversie tot het Katholicisme, eiste van hem bijna alles op te geven wat hem lief en dierbaar was: bezit en beroep, zijn academische rang, contacten met de familie en de vele vrienden. Het opgeven daarvan, die hij in gehoorzaamheid jegens de waarheid, zijn geweten, deed ging echter nog verder. Newman heeft steeds geweten, dat hij een zending had voor Engeland. Maar in de Katholieke theologie van zijn tijd werd zijn stem nauwelijks gehoord. Die was vreemd tegenover de heersende manier van theologisch denken en ook van de vroomheid. In januari 1863 schreef hij in zijn dagboek de onthutsende mededeling: “Als protestant ervoer ik mijn religie kommervol, maar mijn leven niet. En nu, als Katholiek, is mijn leven kommervol, maar niet mijn religie.” Het uur van zijn uitwerking was echter nog niet aangebroken. Hij moest in deemoed en in het donkerte van de gehoorzaamheid wachten totdat zijn boodschap nodig was en begrepen werd. Om het begrip van het geweten, zoals Newman deze voorstond, te kunnen identificeren met het moderne subjectieve begrip van het geweten, verwijst men graag naar zijn woorden, dat er — wanneer het gepast is om een toost uit te brengen — allereerst op het geweten en dan op de Paus te klinken. Maar in deze uitspraak betekent het geweten niet het laatste waardoor men gebonden is aan het subjectieve ervaren. Het is de uitdrukking van de toegankelijkheid en voor het verplichtende karakter van de waarheid. Daarin is zijn primaat gegrondvest. Voor de Paus kan de tweede toost gelden, omdat het zijn opdracht is, de gehoorzaamheid tegenover de waarheid te vragen. (…)

 

Vertaling: http://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=3913.