Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De hedendaagse wereld begrijpen (4/10)

11 juli 2014

“Postmoderniteit, relativisme en waarheid” is het vierde artikel in een reeks van tien. In deze teksten trachten verschillende auteurs na te denken over de hedendaagse wereld en de denkbeelden die ons leven en handelen beheersen. Ze bespreken ook de troeven van de christelijke boodschap in deze postmoderne cultuur die haar voor nieuwe uitdagingen stelt.

 

Het is mogelijk in ons land filosofie te studeren zonder het thema “waarheid” te moeten uitdiepen. Dit woord (al eerder in deze reeks ten dele besproken) is bijna taboe voor de postmoderne mentaliteit, die door relativisme gekenmerkt is. In dit artikel zijn enkele ideeën overgenomen die reeds gepubliceerd zijn in het artikel Christendom, waarheid en relativisme.

1. Het probleem van het relativisme

De persoon die doordrongen is van het relativisme onderscheidt zich van de persoon die dwaalt, door de houding van zijn geweten ten opzichte van de waarheid.

De persoon die dwaalt of zich vergist heeft niet per sé een inadequate houding ten opzichte van de waarheid. Wie bijvoorbeeld beweert dat twee plus twee drie is, kan dit zeggen omdat hij er vast van overtuigd is dat dit de waarheid is, maar hij vergist zich. En wie bijvoorbeeld beweert dat Jezus Christus alleen een zachtmoedige moraliserende rabbijn was, kan dit zeggen omdat hij er vast van overtuigd is dat dit de waarheid is. In zijn ogen zitten wij ver van de waarheid, als we zeggen dat Jezus waarlijk mens en waarlijk God is. Zo iemand denkt dat de waarheid bereikbaar is: degenen die haar bereiken, hebben gelijk, en wel in de mate dat ze haar bereiken, en degenen die het tegengestelde beweren, vergissen zich. Met zo iemand kunnen we een discussie voeren.

De relativistische persoon, daarentegen, zegt dat alles wat met de diepe zin van het menselijk bestaan te maken heeft, ook de goddelijke realiteiten, in wezen onbereikbaar zijn. Om over deze realiteiten te spreken maakt ieder tijdperk, cultuur of religie gebruik van bepaalde concepten, theorieën, symbolen of metaforen. Deze cultuur- of tijdsgebonden uitdrukkingsvormen kunnen elkaar soms tegenspreken, maar hebben toch dezelfde waarde volgens de relativistische persoon. Ze verwijzen allemaal op zeer onvolmaakte wijze naar realiteiten die niemand echt kan kennen. Daarom kan aan geen enkel conceptueel of religieus systeem een absolute waarde toegekend worden. Ze zijn allemaal aan een cultuur of periode van de geschiedenis ‘gerelateerd’, dit is, ‘relatief’. ‘Relatief’ als ze zijn, zijn ze evenwaardig, en misschien zelfs complementair om eenzelfde realiteit te benaderen, die in wezen verborgen blijft.

2. Een boeddhistische parabel

Een boeddhistische parabel illustreert mooi de relativistische visie (ontleend aan J. Ratzinger, Geloof, waarheid en tolerantie, Lannoo, Tielt 2008, p. 132). Er was eens een koning in Indië die alle blindgeborenen van de stad bijeen riep en rond een olifant plaatste. Enkele blinden liet hij de kop van de olifant aanraken en zei: “Dit is een olifant.” Aan andere blinden zei hij hetzelfde, terwijl hij hen de slurf, de oren of de staart deed betasten. Daarna vroeg de koning aan de blinden de olifant te beschrijven. Elkeen gaf een verschillende uitleg naargelang het deel van de olifant dat hij had betast. De blinden begonnen te ruziën en raakten slaags met elkaar. Dit was het schouwspel waarmee de koning zich wilde vermaken.

Hoe luidt de relativistische interpretatie van deze parabel? In een notendop: wij zijn allemaal blindgeborenen. We lopen allemaal steeds weer het gevaar een onvolledige en onvolmaakte kennis te ‘verabsolutiseren’, onbewust als we zijn van onze intrinsieke intellectuele beperktheid; dit is het theoretische argument van de ‘relativist’. En als we in de verleiding vallen om te ‘verabsolutiseren’, dan worden we al snel respectloos en zelfs agressief, wat mensonwaardig is; dit is het ethische argument van de ‘relativist’. Het is veel beter — zeggen ze — de relativiteit van onze ideeën te aanvaarden, niet alleen omwille van de beperktheid van onze kennis, maar ook omwille van de ethische imperatieven van tolerantie, dialoog en wederzijds respect. De ‘relativist’ presenteert zijn visie als de noodzakelijke voorwaarde voor de democratie en een vreedzame samenleving.

Voortbordurend op de twee voorbeelden van hierboven, zou de ‘relativist’ zeggen: als ik ervan overtuigd ben dat twee plus twee drie is, en jij blijft erbij dat het vier is, en nog een ander dat het zeven is, dan is het zo; iedereen heeft zijn beperkte kijk op de dingen; laten we daar toch niet over kibbelen. En als ik geloof dat Jezus een moraliserende rabbijn was, en jij gelooft dat Hij in wezen waarlijk mens en waarlijk God is, en nog een ander dat Hij een verzetsstrijder was, dan is het zo; iedereen heeft zijn visie; laten we daar vooral niet over ruziën. Waar het echt op aankomt — zegt hij verder — is dat we allen samen voor een betere en vreedzame wereld zorgen, met eerbied voor de andere en voor de natuur. Voor de ‘relativist’ is de waarheid dus van geen tel meer.

3. De waarheid geofferd op het altaar van de vrijheid

Aangezien de ‘relativist’ beweert dat de objectieve waarheid niet echt kan gekend worden, omdat ze cultuur- of tijdsgebonden en dus relatief is, zal hij ook de waarheid van de morele oordelen ontkennen, alsook de waarheid van objectieve, universele en absolute waarden. Het ontbreekt hem vooral aan een moreel fundament waarmee hij zijn ethische en politieke keuzes zou kunnen verantwoorden (meer over het moreel relativisme in een volgend artikel in deze reeks.) Vandaar dat het niet altijd eenvoudig is om met zo iemand een rationele uitwisseling van ideeën over ethiek en politiek te hebben. Ook al omdat vaak een pseudo-filosofische taal wordt gebruikt waarvan men niet de precieze zin kent. De dubbelzinnige en omfloerste taal is de voedingsbodem van de relativistische debatcultuur.

Het ontkennen van de waarheid van universele waarden is vanuit een relativistisch perspectief essentieel om een precieze rede: de vrijheid moet veiliggesteld worden.

De ‘relativist’ beweert dat de pluraliteit van levenswijzen ons voor de volgende keuze plaatst: “Ofwel zweer je je pretentie af om andere levenswijzen als meer- of minderwaardig te beschouwen, en aanvaard je dus dat allen evenwaardig zijn, ofwel onderscheid je je als een intolerante persoon.” Dit argument (geformuleerd door Habermas) haalt zijn kracht uit de vaststelling dat de vrijheid in de loop van de geschiedenis vaak op het altaar van de waarheid is geofferd. De vrees om in deze fout te vallen, leidt de ‘relativist’ ertoe de tegenovergestelde houding te rechtvaardigen: de waarheid op het altaar van de vrijheid offeren.

4. De dictatuur van het relativisme in de publieke opinie

Dit laat zich allemaal merken in de manier waarop een relativistische persoon discussieert. Neem nu een discussie over homoseksualiteit en huwelijk. Als we het huwelijk als een eenheid van twee personen met verschillend geslacht verdedigen, zal de ‘relativist’ daar zelden rationele argumenten tegen inbrengen. Zijn doorslaggevend argument zal er doorgaans in bestaan ons van intolerantie, ouderwetse mentaliteit of religieus fundamentalisme te beschuldigen. En als hij toch argumenten in het voordeel van het ‘homoseksueel huwelijk’ aanreikt, dan zullen die vaak weinig onderbouwd zijn. Wat voor hem telt is dat alle levenswijzen op gelijke voet gezet worden. Niemand verplicht jou om met iemand van hetzelfde geslacht te trouwen, zal hij zeggen, maar als iemand dat wil doen, omdat hij denkt dat voor hem het goed is, laat hem dan die vrijheid. Met dergelijke redeneringen worden nog meer veel dingen gerechtvaardigd en gelegaliseerd.

Kortom, in de naam van de vrijheid, voelt men zich gerechtigd om een relativistische denkwijze aan anderen op te dringen: deze denkwijze rechtvaardigt zichzelf als filosofie van de vrijheid. En wie niet in de pas loopt, door er anders over te denken, zal sociaal gemarginaliseerd worden. Deze overwegingen maken duidelijk wat de uitdrukking “dictatuur van het relativisme” (Benedictus XVI) betekent. We mogen inderdaad niet naïef zijn. Onder het mom van tolerantie leidt het relativisme wel degelijk tot machtsmisbruik. In de boeddhistische parabel maakte de koning misbruik van zijn macht om zich ten kost van de blinden te vermaken; in de huidige context zijn het bepaalde lobbies, die de publieke opinie manipuleren en het politieke machtspel naar hun hand zetten, om hun eigen ideologische belangen te promoten. Een nieuwe versie van de wet van de sterkste, maar nu onder het mom van tolerantie.

We kunnen op vele wijzen kritiek uiten op de ‘relativist’. Let wel, wat we zeker niet moeten doen, is hem in zijn vooroordeel bevestigen, door de indruk te geven dat alleen de waarheid voor ons telt. Daarom is het van wezensbelang goed het onderscheid te maken tussen het theoretisch niveau en het ethisch-politiek niveau: enerzijds de zoektocht naar de waarheid, en anderzijds de normen en de wetten, die bepalen wat rechtvaardig is, rekening houdend met de persoonlijke vrijheid en het algemeen welzijn. De waarheid verdedigen is één zaak, maar wetten vervaardigen en moraliseren is een andere. De overgang van het ene niveau naar het andere moet met omzichtigheid gebeuren: met een groot respect voor de vrijheid van de personen; én zonder de zoektocht naar de waarheid op te geven.

5. Het christendom en het relativisme

Het relativisme is ook een uitdaging voor het christendom. Waarom? Eenvoudigweg, omdat het christendom al altijd geclaimd heeft de ware godsdienst te zijn. De christelijke godsdienst stelt zichzelf niet voor als een mythe, noch als een geheel van gewoonten die nuttig zijn voor het sociaal leven, noch als een inspiratiebron voor positief denken, noch als een grote caritatieve NGO met internationale ambities. Het christelijk geloof deelt ons eerst en vooral de waarheid over God mee — hoewel niet de volle waarheid, die God van zichzelf heeft —, alsook de waarheid over de mens en de zin van zijn leven.

Wanneer Jezus door Pilatus ondervraagd wordt, verklaart Hij ondubbelzinnig dat Hij de waarheid komt openbaren: “Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.” (Joh 18, 37) Zijn aanspraak op de waarheid wordt nog duidelijker als hij zichzelf openbaart als degene die de volheid van de goddelijke waarheid kent en meedeelt: “Niemand kent de Vader tenzij de Zoon en degene aan wie de Zoon het wil openbaren.” (Mt 11, 27; vgl. Joh 1, 18 en Kol 2, 9-10) Het toppunt is dat Hij zich zelfs met de waarheid vereenzelvigt: “Ik ben de Waarheid.” (Joh 14,6)

De noodzakelijke ademruimte voor het christelijk geloof is de waarheid. Zonder de zuurstof van de waarheid dooft de vlam van het geloof uit. Het deemstert weg in een ‘alsof-logica’ waar alleen plaats is voor zwakke waarheden in de trant van: het is goed dat we doen ‘alsof’ God ons geschapen heeft en ‘alsof’ we allen broeders zijn. Neen, het christelijk geloof heeft altijd al gezegd en blijft zeggen: God heeft ons allen gelijkwaardig, naar zijn beeld en gelijkenis, geschapen. Ja, het maakt hiermee een waarheidsclaim. Het zegt zelfs dat Christus de volle en definitieve openbaring van God is, “afstraling van zijn heerlijkheid en evenbeeld van zijn wezen” (Heb 1, 3), enige Middelaar tussen God en de mensen (vgl. 1 Tim 2, 5). Christus is dus niet alleen maar het gelaat waarmee God zich aan de Europeanen heeft laten zien.

Laten we ook niet vergeten dat de impuls van de evangelisatie voortgekomen is uit het bewustzijn, dat ons een schat van waarheden in de schoot geworpen is, die voor alle mensen bestemd is. Als het christelijk geloof maar één van de culturele varianten van alle mogelijke religieuze ervaringen van de mensheid was, dan had het in haar cultuur moeten blijven en de andere culturen met rust moeten laten. Het tegendeel is gebeurd. Het evangelie werd op vraag van Christus wereldwijd als het “woord van de waarheid” verkondigd (Kol 1, 5; vgl. Gal 2, 5.14). Als de hedendaagse christenen hun waarheidsclaim zouden opgeven, om de tijdsgeest te volgen, dan zouden we tot de absurde situatie komen dat ze precies datgene zouden opgeven waardoor hun geloof zo trouw door zoveel generaties is overgeleverd. Is dit niet de beste manier om die geloofsschat te verkwanselen?

Besluit

De rede vraagt niet liever dan benut te worden in de zoektocht naar het ware. En de waarheid zal ons niet benauwen, maar andersom, zij bevrijdt ons net van de verstikkende sfeer van het subjectivisme, het “politiek correct denken” en de “dictatuur van het relativisme”. “Dan zult gij de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrij maken.” (Joh 8, 32)

Jacques Leirens is priester, arts en doctor in de filosofie.