Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Het lijden van de priester

24 april 2020

 

Op 9 april celebreerde Mgr. Aupetit, aartsbisschop van Parijs, de misviering van het Laatste Avondmaal van de Heer in de kerk van Saint-Germain l’Auxerrois “zonder de aanwezigheid van gelovigen”. Hier de tekst van zijn homilie.

 

“Doet dit tot mijn gedachtenis”. Ziehier de eeuwige woorden doorheen tijd en ruimte. De heilige Paulus zegt ons dat wanneer we dit brood eten en deze wijn drinken, wij de dood van de Heer verkondigen totdat Hij komt. Wat gebeurt er nu de dood rondwaart in ons land en in de hele wereld? Eten wij het brood van leven niet meer? Verkondigen wij zijn dood niet meer?

Jullie weten dat alle priesters elke dag mis vieren. Dat is niet facultatief, dat is geen ondergeschikte functie. Het is de kern zelf van hun wijding. Het ministerieel priesterschap, het priesterschap van de priesters staat in dienst van het priesterschap van de gedoopten. Dat is de zin zelf van de voetwassing. Hij is gewijd opdat deze gedoopten meer en meer leerling-zendelingen worden. Het vieren van de mis leidt ons binnen in een eschatologische dimensie want ze laat de hele schepping binnengaan in een hemelse dimensie. Alles is samengevat in Christus en het schepsel keert terug naar zijn Schepper. De viering van de eucharistie is het middelpunt van het leven van de priester, het gaat om de essentiële uitdrukking van zijn priesterschap. Het is een kwestie van leven of dood. Een priester die de mis niet opdraagt, zou kunnen vervolgd worden voor het niet bijstaan van een persoon in gevaar.

Wat we beleven op dit moment dat priesters misvieren zonder hun gelovigen laat ons beter begrijpen wat het lijden van een priester kan zijn. Het lijden van een priester is niet wat goede mensen gewoonlijk denken. Zij zeggen: “Het is omdat hij alleen leeft, omdat hij celibatair is, omdat hij geen kind zal hebben”. Dat medelijden is aandoenlijk, maar niet juist. De gemaakte keuze voor het celibaat is een vrijwillige daad zoals ieder radicaal engagement. Het is vooral een daad van liefde, een totale gave van zichzelf aan God die ons helemaal neemt met onze zwakheden, onze gebreken, onze ellende. Het lijden van de priester is verbonden met de eucharistie, met de mis. De priester geeft zijn lichaam, zijn hart, zijn woord, zijn hele wezen opdat Christus de wereld zou redden door zijn offer op deze plaats, op dit ogenblik dat de mis gevierd wordt.

Er is een uitverkoren volk: het Joodse volk. Er is een volk van priesters: het christenvolk. In de mis offeren de gedoopten aan God het unieke offer van Christus en ze offeren het voor het heil van de wereld. Wanneer de priester op zondag een lege kerk zonder gedoopten ziet, wanneer hij deze folterende zin hoort: “Deze morgen wilde ik liever uitslapen” of “Ik had geen zin” of ook nog, “Het duurt te lang en het is vervelend” en dan ook “Ik bid alleen”, dan wordt zijn hart echt doorboord zoals dat van de Maagd Maria aan de voet van het Kruis. Ziedaar het lijden van de priester. Het is onzichtbaar, God alleen kent het. Ik geloof dat Jezus op die manier de priester de genade verleent met hem een klein beetje zijn extreem lijden te delen, verworpen te zijn op Goede Vrijdag: “Mijn ziel is dodelijk bedroefd” (Mt 26,38). Jullie denken misschien dat dat lijden van de priester wel heel licht is. Welnu jullie vergissen zich, want de kwetsuren toegebracht aan de liefde zijn de meest smartelijke. De priester heeft zijn leven uit liefde gegeven: “Want waar uw schat is, daar is ook uw hart” (Mt 6,21).

Als alle gedoopten zouden begrijpen wat er tijdens het misoffer gebeurt, zouden niet 4% van de gedoopten praktiseren, maar 100%. Laat ons hopen dat wat we nu beleven aan alle gedoopten het begrip van dat grote mysterie en een hart dat zich door de liefde van de Heer laat raken zou schenken.

Bron: https://www.la-croix.com/Urbi-et-Orbi/Documentation-catholique/Eglise-en-France/Jeudi-saint-Le-pretre-donne-corps-coeur-parole-etre-tout-entier-affirme-Mgr-Aupetit-2020-04-21-1201090464. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck.