Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De Kerk en de gescheiden personen die hertrouwd zijn

23 december 2013

Paus Franciscus heeft een synode over het gezin samengeroepen voor de herfst 2014. Men zal er in het bijzonder de delicate vraag van de hertrouwde gescheiden personen en hun toegang tot de Eucharistie behandelen.

 

Omtrent dit onderwerp heeft Mgr. Gerhard Ludwig Müller, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer in een recent artikel (Osservatore Romano van 23 oktober) het standpunt van de Kerk in herinnering gebracht. Zoals Cathobel erop wijst, heeft hij dit initiatief genomen met de toestemming van de paus. Het omgekeerde zou verbazend geweest zijn.

 

De hertrouwde echtgescheidenen lijden. Velen willen hun geloof eerlijk beleven. Om zulks te doen hebben zij het recht dat de vertegenwoordigers van de Kerk hen helpen zich in de waarheid te bevinden. Deze laatste is tweeërlei: enerzijds het bestaan van een objectieve verwonding, en anderzijds de openbaring van de onuitputtelijke barmhartigheid en de oneindige genezende macht van God. Deze twee waarheden zijn onafscheidelijk verbonden want, om een wonde te genezen, moet men eerst het bestaan ervan erkennen.

 

Wat heeft Mgr. Müller gezegd?

In een zowel genuanceerde als goed gebaseerde tekst begint de aartsbisschop met de algemeen aanvaarde exegese van de Schrift in herinnering te brengen, de constante Traditie van de Kerk en de meest recente leerstellige standpunten omtrent deze vraag. Verder haalt hij ook de herhaalde oproepen van de pausen aan om de hertrouwde echtgescheidenen niet uit te sluiten uit de gemeenschap van de Kerk.

 

Hij herinnert vanzelfsprekend ook aan de kern van het probleem ontstaan door de staat van hertrouwde echtgescheidenen (ik zeg wel “de staat” t.t.z. de objectieve toestand, zonder de instelling van het hart te bedoelen, die op een ogenblik van de weg van het geloof, veel beter kan blijken te zijn dan deze van vele andere christenen). Men zou dit zo kunnen samenvatten: wanneer men de Eucharistie wil ontvangen, betekent zulks dat men vast gelooft aan het woord van Jezus “Neemt en eet, dit is mijn lichaam” en “Drinkt hier allen uit, want dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, vergoten voor velen tot vergeving van de zonden” (Mat. 26, 26-28); maar dan moet men ook even vast aan dit ander woord van de Heer geloven, betreffende het huwelijk: “Zo zijn zij niet meer twee, maar één enkel vlees. Dat de mens dus niet scheide wat God heeft verenigd!” (Mat. 19, 6). Het sacrament van het huwelijk is het doelmatig teken dat de gehuwden insluit in een verbond dat hen bekwaam maakt trouw te zijn, het “nieuw en altijddurend” verbond van Christus en van de Kerk, zijn Bruid, een verbond dat juist in iedere Eucharistie wordt gevierd.

 

Een nieuwe realiteit

In Familiaris Consortio, een apostolische exhortatie van 1981, resultaat van een bisschoppensynode, stelde Johannes-Paulus II onder het nummer 68 zich de ernstige vraag te weten of men het sluiten van een christelijk huwelijk mocht toestaan aan wie het geloof niet beleeft (en waarvan het verzoek bv. beantwoordt aan motieven van sociale aard). Steunend op het fundamenteel recht op het huwelijk en op het feit dat voor een katholiek er geen huwelijk is buiten het sacrament, meende de paus dat het eenvoudig verzoek om het sacrament het noodzakelijk minimum van geloof vertolkte. Deze houding toont de moederlijke zorg van de Kerk voor al haar gelovigen aan.

 

Maar iedere dag veralgemeent zich de morele en godsdienstige onwetendheid, wordt het begrip huwelijk tegengesproken door de praktijk van een groot aantal en door sommige wetgevingen bestreden. In die context vragen meer en meer jongeren het christelijk huwelijk, niet alleen met een gebrekkig geloof, maar ook met een brede onwetendheid over de essentiële eigenschappen van het huwelijk. Met andere woorden, ze gaan naar het huwelijk zonder te weten waarover het gaat.

 

Deze vaststelling en de gevolgen ervan maken naar mijn mening de kern uit van het artikel van Mgr. Müller: “De ingesteldheid van deze tijd bevindt zich in een wijde tegenstelling met het christelijk begrip van het huwelijk, in het bijzonder betreffende de onontbindbaarheid ervan of betreffende het openstaan voor het leven. Vermits vele christenen door deze ingesteldheid beïnvloed worden zijn de huwelijken in onze tijd waarschijnlijk meer frequent ongeldig dan deze in het verleden, omdat de wil tot huwen volgens de betekenis van de katholieke huwelijksleer ontbreekt en dat de maatschappelijke opvatting in de levende context van het geloof te beperkt geworden is. Daarom is het dat het nagaan van de geldigheid van het huwelijk belangrijk is en kan leiden tot een oplossing van problemen.”

 

Hij herneemt slechts een bezorgdheid die Benedictus XVI reeds uitdrukte, ongetwijfeld ook gedeeld door Franciscus: “Men moet bewerken dat in de mate van het mogelijke, de kring-redenering doorbroken wordt die dikwijls plaats grijpt tussen een gemakkelijke toelating tot het huwelijk zonder een passende voorbereiding en zonder een grondig onderzoek van de kwaliteiten voorzien voor het sluiten ervan, en een soms even gemakkelijke rechterlijke uitspraak in omgekeerde zin waarin hetzelfde huwelijk als nietig wordt beschouwd enkel op basis van het vaststellen van de mislukking ervan” (toespraak tot de Romeinse Rota, 22 januari 2011).

 

De wegen tot oplossing

Deze twee teksten brengen twee wegen tot oplossing ter sprake. De eerste is “curatief”: voor wie op de echtscheiding hebben beroep gedaan, moet, — zo zegt Mgr. Müller —, onderzocht worden of ze werkelijk gehuwd zijn. Wanneer hun huwelijk nietig is, is hun echtscheiding onbestaande en kunnen zij, goed voorbereid, in de Kerk huwen en natuurlijk de Eucharistie ontvangen. Men kan niet verhelen dat deze weg een uitdaging meebrengt, namelijk voor een kerkelijke rechtbank te bewijzen dat op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk het inzicht ontbrak omtrent de essentiële eigenschappen ervan. Dit is ongetwijfeld een der vraagpunten die zal besproken worden door de synode voor het gezin die door Paus Franciscus wordt samengeroepen voor de herfst van 2014.

 

De tweede weg is “preventief” en werd ter sprake gebracht door Benedictus XVI in de reeds vermelde toespraak. Hij brengt er de noodzaak in herinnering erop te waken dat de jongeren ten volle bewust zijn van de essentiële eigenschappen van het huwelijk, namelijk dat het gaat over een verbond tussen man en vrouw voor altijd, openstaand voor het leven, en er ook voor te zorgen de terugkeer naar een levend geloof te bevorderen. Om zulks te doen, benadrukt hij het fundamenteel belang van een ernstige voorbereiding tot het huwelijk en van het voorhuwelijksonderzoek door de pastoor.  

 

Er is hier een schitterende uitdaging voor de priesters en de leken: “Het sacramenteel huwelijk is een getuigenis van de kracht van de genade die de mens omvormt en de hele Kerk voorbereidt op de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, de Kerk, gereed ‛als een bruid getooid voor haar manʼ (Apok 21, 2). Het evangelie van de heiligheid van het huwelijk moet verkondigd worden met een profetische durf. Een vermoeide profeet zoekt zijn eigen heil in de aanpassing aan de tijdgeest, maar niet in het heil van de wereld in Jezus Christus. (…) Door het sacrament van het huwelijk hebben de gehuwden deel aan de eeuwige en onherroepelijke liefde van God. Ook kunnen zij getuigen zijn van de trouwe liefde van God, maar ze moeten bestendig hun liefde voeden via een leven van geloof en naastenliefde.” (Mgr. Müller).

 

De aartsbisschop herinnert ook wel aan “omstandigheden waarin het gehuwd samenleven praktisch onmogelijk wordt wegens ernstige redenen” en die een scheiding kunnen rechtvaardigen, zonder verbreking van de huwelijksband.

 

Verre van een “doctrinele opening” uit te maken — zoals sommigen wensen —, bevestigen de aangehaalde wegen tot oplossing de leer van alle tijden tegenover een wereld in verandering. Ten andere ontstaan “doctrinele openingen” in de katholieke theologie niet zozeer uit persoonlijke ideeën van theologen, maar uit het openstellen van het hart en het verstand voor het woord van God, waarvan “de heilige overlevering en de Heilige Schrift één heilig pand vormen (…) aan de Kerk toevertrouwd” en in dienst waarvan het leraarsambt zich bevindt dat “vroom het woord aanhoort, het heilig bewaart, het trouw uiteenzet, en uit deze éne geloofsschat alles put wat het voorhoudt als door God geopenbaard te geloven” (Tweede Vaticaans Concilie, dogmatische constitutie Dei Verbum, 10).

 

Stefaan Seminckx is priester, doctor in de Geneeskunde en in de Theologie. De volledige tekst van het artikel van Mgr. Müller kunt u hier lezen. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.