Dit jaar werd de Nobelprijs voor Geneeskunde toegekend aan Professor Robert Edwards, pionier van de in vitro fertilisatie. Het doel van de in vitro fertilisatie is niet enkel goed, maar uitstekend: aan een onvruchtbaar echtpaar de mogelijkheid schenken een kind te hebben. Hoe zou men een techniek in vraag kunnen stellen die een zo nobel doel heeft?
Liefde en utilitarisme
De wijsbegeerte en het taalgebruik hebben altijd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de wereld van personen en de wereld van de dingen. De persoon bezit een waardigheid, terwijl men aan een ding een waarde toekent. “Waardigheid” betekent dat een persoon een wezen is dat niet kan herleid worden tot de categorieën “geldig” en “nuttig”. Het bestaan van een persoon willen onderbrengen in een van deze categorieën is onbetamelijk.
“Waardigheid” betekent ook dat een persoon, in tegenstelling met een ding, nooit mag worden gebruikt louter als een middel. De persoon is altijd een doel in se. De andere beschouwen als een doel in se, als een wezen waarvan ik enkel het goede mag nastreven, is het eigene van de liefde. De juiste houding ten opzichte van een persoon is de liefde (de welwillendheid, bene-volentia, het “goede willen van de andere”).
“Het goede willen van de andere” veronderstelt de onbaatzuchtigheid: ik hou van de andere om hem, en niet enkel in functie van wat hij mij bijbrengt, want dan zou hij herleid worden tot een middel. Als er wel iets essentieels is dat de andere mij bijbrengt, dan is het de uitnodiging buiten mezelf te treden, me te geven, lief te hebben, bewust mijn eigen goed te vergeten ten voordele van het zijne: “de mens, die op aarde het enige schepsel is dat om zichzelf door God is gewild, kan zichzelf alleen volledig vinden in de oprechte gave van zichzelf” (Gaudium et Spes 24).
De cultuur waarin wij leven heeft het bijzonder moeilijk met dit punt, want wij baden in een sfeer van “utilitarisme”, die het denken en handelen, dikwijls onbewust, toespitst op het persoonlijk belang. Wat uitvoerbaar is en voordelig, moet gewettigd zijn.
De echte liefde daarentegen leert ons dat ons grootste “belang” berust in de belangeloosheid. Ziehier hoe de H. Bernardus de onbaatzuchtigheid van de liefde beschrijft: “De liefde volstaat op zichzelf, ze bevalt door haarzelf en voor haarzelf. Ze is voor haarzelf haar verdienste, ze is voor haarzelf haar beloning. De liefde zoekt noch haar bestaansreden noch haar vrucht buiten zichzelf: haar vrucht is de liefde zelf. Ik heb lief omdat ik liefheb, ik heb lief om lief te hebben.”
Mag men een kind wensen? Er is niets dat meer gewettigd is. Maar die wens spreekt zichzelf tegen als het de verwekking van het kind onderwerpt aan een procédé dat de onbaatzuchtigheid van de liefde tegenspreekt.
Liefde en techniek
Deze bedenking brengt ons terug naar de in vitro fertilisatie [1]. Het is zeker dat deze techniek nadelen vertoont: de man wordt herleid tot de rol van zaadleverancier, het lichaam van de vrouw wordt bewerkt om de productie van eicellen te stimuleren, honderdduizenden overtallige embryo’s worden prijsgegeven in vloeibare stikstof, vele ervan gaan verloren in de loop van het proces, men kent gevallen van vergissingen (een blank paar bekwam zo eens een zwart kind) of misbruik (een geneesheer kende zichzelf de rol toe van biologische vader van tientallen kinderen), men vernietigt de door de pre-implantatie diagnostiek als gebrekkig beoordeelde embryo’s; met foetussen die een misvorming vertonen doet men hetzelfde door de prenatale diagnostiek en abortus (als men op dit gebied een fout begaat, en als het kind gehandicapt geboren wordt, loopt men het risico een veroordeling op te lopen wegens de schade toegebracht aan het kind door het feit dat het geboren is …).
Sommigen denken dat het volstaat de tekortkomingen van de techniek weg te werken om deze vanuit ethisch oogpunt aanvaardbaar te maken. Anderen zeggen dat de kracht van de liefde of het grootse van een nieuw leven de tekorten van de techniek rechtvaardigt. Wat te denken?
Het is inherent aan de techniek dat zij “het product” dat zij uitwerkt “tot een ding herleidt”, zelfs als zij met veel liefde uitgevoerd wordt. Naast het feit dat de ouders zich altijd het “voorwerp” zullen voelen van een manipulatie, zal het kind steevast blootgesteld zijn aan het gevaar van vergissingen en misbruik. Anderzijds zal zijn “productieproces” altijd een “kwaliteitscontrole” veronderstellen die de gebrekkige “producten” uitschakelt: welk laboratorium van kunstmatige bevruchting kan zich veroorloven gehandicapte kinderen te “produceren”? Zijn goede naam zou erdoor te niet gedaan worden of zijn burgerlijke aansprakelijkheid op het spel gezet. Het “fabriceren” van een kind wordt aldus de inzet van de markteconomie en het voorwerp van gerechtsuitspraken.
Men moet wel degelijk vaststellen dat enkel de huwelijksdaad een verwekkinggebaar is dat op zich de liefde uitdrukt. Daardoor is deze daad het enige juiste woord om het leven te wensen, het op te wekken en het te aanvaarden als een onbaatzuchtige gave van de liefde.
Het probleem van de in vitro fertilisatie bestaat niet in de gebreken van de techniek of in zijn nadelige gevolgen. Het probleem is inherent aan deze techniek, aan haar beginsel, haar interne logica, die in tegenspraak is met de onbaatzuchtigheid van de liefde.
Nog andere beschouwingen brengen vragen mee: is het niet paradoxaal dat wij zo tuk zijn op de eerbied voor het privé-leven en dat wij zonder verpinken de aanvallen, niet alleen op het privé-leven van de embryo, maar zelfs op zijn verwekking — dit fundamenteel stadium dat zijn bestaan en alle eigenschappen van zijn identiteit vorm geeft — zouden dulden? Is het niet even paradoxaal dat men te allen prijs kinderen “fabriceert”, terwijl men er tegelijkertijd een groot aantal door abortus opruimt?
Conclusie
Hoe dan tegemoet komen aan het leed van onvruchtbare paren? De geneeskunde is de “genees-kunst”. De onvruchtbaarheid genezen is een van haar opdrachten. Maar de kunstmatige bevruchting, ver van de persoon te genezen, vervangt hem in de huwelijksdaad en kwetst hem in zijn waardigheid. Het is vreemd een Nobelprijs voor Geneeskunde toe te kennen voor een weliswaar merkwaardig procédé op technisch gebied, maar dat niet kan ondergebracht worden bij de “genees-kunst”.
Terug naar de initiële vraag: hoe een techniek in vraag stellen die zo een nobel doel heeft? Er zijn realiteiten die zo subliem zijn dat zij onuitsprekelijk zijn: woorden kunnen ze niet uitdrukken zonder er afbreuk aan te doen. Er bestaan mysteries die zo verheven zijn dat ze onaantastbaar zijn: de techniek kan ze niet nadoen zonder in namaak te vervallen.
De persoon moet geliefd worden in de daad zelf van zijn verwekking. Hij mag niet worden gefabriceerd.
Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.
[1] Mijn bespreking beperkt zich tot wat men de homologe in vitro fertilisatie noemt, d.w.z. binnen het echtpaar. De heterologe in vitro fertilisatie, die beroep doet op donors van geslachtscellen, vereist een andere analyse.