In 1968 schreef Jozef Ratzinger, toen nog theoloog, in zijn werk “Inleiding tot het christendom” een kort hoofdstuk over de Kerk dat begon op een manier die uitermate actueel lijkt.
“Laat ons ook spreken over wat ons tegenwoordig bedrukt. Laten we het niet proberen te verbergen; vandaag zijn we geneigd te zeggen dat de Kerk niet heilig en niet katholiek is… De geschiedenis van de Kerk is vol menselijk falen. We kunnen het vreselijk visioen van Dante begrijpen die in de wagen van de Kerk de hoeren van Babylon zag instappen, en wij verstaan de verschrikkelijke woorden van de Parijse bisschop Willem van Auvergne (XIIIde eeuw) die verklaarde dat wij van schrik zouden moeten verstarren bij het zien van het bederf van de Kerk: “De Kerk is niet langer een bruid, maar een angstwekkend monster, wanstaltig en wild…”
De katholiciteit van de Kerk schijnt ons even twijfelachtig als haar heiligheid. Het kleed van de Heer is verscheurd door de strijdende partijen, die de Kerk verdeeld hebben in talrijke kerken die op min of meer levendige wijze beweren dat zij de enige ware Kerk zijn. Dat is de reden waarom voor velen de Kerk het belangrijkste obstakel is geworden voor het geloof. Men kan in haar enkel nog de menselijke machtsstrijd zien, het kleingeestig theater van diegenen die beweren het officiële christendom te vertegenwoordigen en de ware geest van het christendom in de weg lijken te staan.”
Ratzinger toont dit op de meest heldere en harde wijze die er is, overtuigd dat men deze argumenten niet kan weerleggen en dat deze waarneming niet enkel gebaseerd is op gegronde redenen, maar ook op de ontgoochelde en gekwetste harten die hun verwachtingen zagen vervliegen. En het is van daaruit, vanuit deze tegenstelling tussen de opinie die men heeft van het geloof en wat men in werkelijkheid ziet, dat men zich afvraagt: “Waarom houden wij ondanks alles van de Kerk?”
Heilige Kerk?
“Heilige Kerk” veronderstelt niet dat elk van haar leden heilig, onbevlekt is. Jozef Ratzinger zegt dat de droom van een onbevlekte kerk in ieder tijdperk weer opduikt, maar geen deel is van het Credo, en dat in werkelijkheid de scherpste kritieken op de Kerk voortkomen uit deze onrealistische droom van een onbevlekte kerk.
“De heiligheid van de Kerk ligt in de macht tot heiliging die God in haar uitoefent ondanks de menselijke zondigheid. Deze heiliging is door God geschonken als een genade, die voortduurt ondanks de ontrouw van de mens. Het is de uitdrukking van de goddelijke Liefde die zich niet laat overwinnen door het onvermogen van de mens, maar die ondanks alles goed blijft voor de mens, ze houdt niet op hem juist als zondaar op te vangen, ze keert zich tot hem, ze heiligt hem en bemint hem.”
Omdat heiligheid een gave is, en kosteloos, die niet afhangt van de verdienste van de gelovigen, is de heiligheid van de Kerk van Christus, niet de onze. “Maar het is waarachtig de heiligheid van de Heer die zich hier tegenwoordig stelt, en Hij kiest ook steeds opnieuw de vuile handen van de mensen als schaal voor haar tegenwoordigheid.”
Voor Jozef Ratzinger, is de onthutsende associatie van de heiligheid van God met de ontrouw van de mens het dramatisch aspect van de genade in deze wereld, want ze maakt de onvoorwaardelijke, onbaatzuchtige liefde van God zichtbaar, die gisteren zowel als vandaag aanzit aan de tafel van de zondaars.
De droom van een zuivere wereld
De gedachte volgens welke de Kerk zich niet bezighoudt met zonde is een al te eenvoudige, dualistische gedachte, een ideaal en edel, maar onwerkelijk beeld. Jozef Ratzinger herinnert aan wat reeds als schandalig bevonden werd aan de heiligheid van Christus in de ogen van zijn tijdgenoten, namelijk dat hij geen vuur liet neerdalen op wie onwaardig waren en niet de zuiverheid zocht door het kaf van het koren te scheiden.
“De heiligheid van Jezus manifesteerde zich juist in zijn ontmoetingen met de zondaars, die Hij aantrok, in volledige lotsverbondenheid met de verdwaalden, zo openbaarde Hij wat de ware heiligheid is: geen verdeling maar een eenmaking; geen oordeel maar een verlossende liefde.”
De vragen die bij deze manier van de dingen bekijken opduiken zijn ontzettend, maar hoopvol: “Is de Kerk niet eenvoudigweg de voortzetting van de overgave van God aan de menselijke ellende? Is zij niet het vervolg van de maaltijden die Jezus samen met de zondaars nam? Is zij niet het vervolg van zijn contacten met de armoede van de zonde, zozeer dat het lijkt alsof ze erin verzinkt? Zien we in de heiligheid van de Kerk, weinig heilig in vergelijking met de menselijke verwachting van een absolute zuiverheid, niet de openbaring van de ware heiligheid van God die liefde is, een liefde die zich echter niet terugtrekt in de nobele onthechting van een onaantastbare zuiverheid, maar die zich mengt in de verdorvenheid van de wereld zodat die gereinigd wordt? Kan de heiligheid van de Kerk iets anders zijn dan het feit dat de enen de lasten van de anderen dragen, wat natuurlijk voortkomt, voor allen, uit het feit dat wij allen gedragen worden door Christus?”
Elkaar helpen, want Hij heeft de last met ons gedragen
Hij geeft toe, in zijn altijd lucide en doorzichtige bewoordingen, dat de nauwelijks waarneembare heiligheid van de Kerk iets troostends heeft. Omdat wij ontmoedigd zouden worden door een onbevlekte, vernietigende heiligheid die ons veroordeelt; een heiligheid die de menselijke zwakheid niet zou begrijpen en die niet altijd vergiffenis zou schenken aan wie van ganser harte berouwt. In werkelijkheid zouden wij allen moeten uitgesloten worden uit de Kerk indien zij een gemeenschap was van personen die een prijs verdienden voor hun volmaaktheid.
Diegenen die zich ervan bewust zijn dat ze de hulp van de anderen nodig hebben, kunnen niet weigeren de last van hun broeders te verdragen. De enige troost die de christelijke gemeenschap kan bieden is de anderen verdragen zoals wijzelf verdragen worden.
Wat werkelijk van belang is voor gelovigen
Het simplistisch idee dat men heeft van de Kerk houdt geen rekening met de opinie die de Kerk zelf heeft van zichzelf, of met haar middelpunt Jezus Christus. Het bijzondere van de Kerk overtreft haar organisatie, het ligt “in de troost van het Woord van God en de sacramenten die de Kerk verleent in de dagen van vreugde of van droefheid.”
“De echte gelovigen hechten geen buitensporig belang aan de strijd voor de reorganisatie van de kerkelijke vormen. Zij beleven wat de Kerk altijd is. Indien men wil weten wat de Kerk werkelijk is, moet men hen gaan opzoeken. De Kerk is niet daar waar men organiseert, waar men hervormt of waar men bestuurt; zij is aanwezig in diegenen die in alle eenvoud geloven en die in zich de gave van het geloof ontvangen, die voor hen bron van leven wordt.”
Voor Jozef Ratzinger leeft de Kerk van de strijd om heilig te worden van diegenen die niet heilig zijn. Maar deze strijd is enkel constructief als hij wordt gedragen door een authentieke, ware liefde. Een Kerk met gesloten deuren vernietigt diegenen die binnen zijn, en Jozef Ratzinger overweegt dat het een illusie is te geloven dat door ons te isoleren van de wereld, men die beter kan maken, want het is ook een illusie te geloven in een “Kerk van heiligen”, want wat echt bestaat is een “Heilige Kerk”, want “de Heer schenkt haar gul de gave van heiligheid, zonder enige verdienste van onzentwege.”
Miguel Pastorino is professor filosofie en schrijft regelmatig op Aleteia. Deze tekst werd gepubliceerd op deze site op 30 augustus onder de titel: Comment garder la foi quand l’Eglise est frappée par de graves scandales ? Bron: https://fr.aleteia.org/2018/08/30/comment-garder-la-foi-quand-leglise-est-frappee-par-de-graves-scandales/. Lees ook http://nl.didoc.be/nl/papers/70-waarom-ben-ik-nog-in-de-kerk. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck.