Kardinaal Sarah heeft een gesprek over het sacrament van de Eucharistie met de hoofdredacteur van Famille Chrétienne.
— Enkele weken geleden heeft U de wens geuit dat U de Eucharistie, “het belangrijkste van de sacramenten, terug in het centrum” wil geplaatst zien. Waarom?
Ik zou een grote beschouwing willen beginnen over deze kwestie, om de Eucharistie terug in het centrum van ons leven te plaatsen. Ik stel vast dat onze liturgie vaak een spektakel wordt. Dikwijls viert de priester niet meer de liefde van Christus doorheen zijn offer, maar een ontmoeting tussen vrienden, een gezellige maaltijd, een vriendschappelijk moment. Door onze pogingen een creatieve en feestelijke liturgie uit te vinden, lopen wij het risico van een al te menselijke cultus, op het niveau van onze wensen en de mode van het ogenblik. De gelovigen verwijderen zich beetje bij beetje van wat ons het Leven schenkt. Voor de christenen is de Eucharistie een zaak van leven of dood!
— Hoe plaatsen we God terug in het centrum?
De liturgie is de deur voor onze eenwording met God. Als de eucharistische vieringen omgevormd worden tot menselijke zelf-vieringen, schuilt daarin een groot gevaar, want God verdwijnt. Men moet beginnen met God terug in het centrum van de liturgie te plaatsen. Als de mens het middelpunt is, wordt de Kerk een zuiver menselijke gemeenschap, een gewone NGO, zegde paus Franciscus. Als daarentegen, God het middelpunt van de liturgie is, dan zal de Kerk haar geestkracht en haar levenskracht terugvinden! “Het lot van het geloof en van de Kerk staat op het spel in onze relatie met de liturgie”, schreef op profetische wijze kardinaal Joseph Ratzinger.
— Wat raadt U aan als remedie?
De liturgie erkennen als werk van God veronderstelt een echte bekering van het hart. Het tweede Vaticaans Concilie legde de nadruk op een punt van essentieel belang: hier is niet wat wij doen belangrijk, maar wat God doet. Geen enkel menselijk werk zal ooit kunnen realiseren wat de kern van de mis uitmaakt: het kruisoffer.
De liturgie geeft ons de kans buiten de muren van deze wereld te treden. De heiligheid en de schoonheid van de liturgie terugvinden vereist dus vormingswerk voor leken, priesters en bisschoppen. Het gaat om een innerlijke bekering.
Om God terug in het centrum van de liturgie te plaatsen is er ook stilte nodig: kunnen zwijgen om te luisteren naar God en naar zijn woord. Ik verzeker U dat we God enkel kunnen ontmoeten in de stilte en in het grondig beschouwen van zijn woord in het diepst van ons hart.
— Hoe doen we dat concreet?
Zich bekeren is zich naar God keren. Ik ben er diep van overtuigd dat ons lichaam moet deelnemen aan deze bekering. Het beste middel is zeker dat priesters en gelovigen allen samen in dezelfde richting gekeerd vieren: naar de Heer die komt. Het gaat er niet over, zoals men soms hoort, of men met de rug naar de gelovigen of naar hen toe gekeerd celebreert. Daar ligt het probleem niet. Het gaat erom zich samen te keren naar de apsis die het Oosten symboliseert waar het kruis van de verrezen Heer prijkt.
Door op deze manier te vieren zullen wij, tot in ons lichaam, het hoogste gezag van God en van de aanbidding ervaren. We zullen begrijpen dat de liturgie in de eerste plaats onze deelname aan het volmaakt offer van het kruis is. Ik heb dat zelf ervaren; door zo te vieren wordt de samenkomst van de gelovigen met de priester aan het hoofd, als het ware opgezogen door het mysterie van het kruis op het ogenblik van de consecratie.
— Maar is deze manier van doen geoorloofd?
Ze is gewettigd en in overeenstemming met de letter en de geest van het Concilie. Als prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten wil ik eraan herinneren dat het vieren versus orientem geoorloofd is door de rubrieken van het missaal, die verduidelijken wanneer de celebrant zich naar het volk moet keren. Er is dus geen bijzondere toelating nodig om naar de Heer toe gekeerd te celebreren. Zo heb ik in een forum gepubliceerd door L’Osservatore Romano, in juni 2015, voorgesteld dat de priesters en de gelovigen zich naar het Oosten zouden keren ten minste tijdens het boeteritueel, tijdens het zingen van het Gloria, tijdens de gebeden en het eucharistisch gebed.
— Bij velen heerst het idee dat het veranderen van de richting van het altaar verbonden is met het tweede Vaticaans Concilie. Is dat waar?
Vijftig jaar na het beëindigen van Vaticanum II wordt het dringend tijd dat we de teksten lezen! Het Concilie heeft nooit gevraagd dat men naar het volk gekeerd zou celebreren! Deze vraag kwam zelfs niet aan bod in de constitutie Sacrosanctum concilium… Meer nog, de concilievaders wilden de noodzaak onderlijnen dat allen deel zouden nemen aan het mysterie dat gevierd werd. In de jaren die volgden op Vaticanum II heeft de Kerk middelen gezocht om deze ingeving te doen werken.
Zo is het vieren naar het volk gekeerd een mogelijkheid geworden, maar geen verplichting. De woorddienst wettigt de confrontatie van de lezer en de toehoorders, de dialoog en de pedagogie tussen de priester en zijn volk. Maar vanaf het moment dat wij ons tot God richten — vanaf het offertorium —, is het essentieel dat de priester en de gelovigen zich samen naar het Oosten keren. Dat stemt volledig overeen met wat de concilievaders wilden.
Ik geloof dat men moet terugkeren naar de tekst van het Concilie. Bepaalde aanpassingen aan de plaatselijke cultuur zijn waarschijnlijk niet voldoende overdacht. Ik denk aan de vertaling van het Romeins missaal. In sommige landen werden belangrijke elementen geschrapt, o.a. bij de offerande. In het Frans werd de vertaling van het Orate Fratres ingekort. De priester zou moeten zeggen: “Bidt broeders opdat mijn offer dat ook het uwe is aangenaam zij aan God de almachtige Vader.” En de gelovigen moeten antwoorden: “Moge de Heer dit offer uit uw handen aanvaarden tot lof en eer van zijn naam, tot welzijn van ons en dat van de hele heilige Kerk.” Bij de audiëntie die de paus me op zaterdag 2 april verleende, heeft hij bevestigd dat de nieuwe vertalingen van het Romeins missaal de Latijnse tekst absoluut moeten eerbiedigen.
— Wat doet U met de deelname van de gelovigen?
De deelname van de gelovigen is uiterst belangrijk. Ze bestaat vooral daarin dat men zich in navolging van Christus laat meevoeren in het mysterie van zijn dood en verrijzenis. “Men gaat niet naar de mis om een voorstelling bij te wonen. Men gaat ernaartoe om deel te nemen aan het mysterie van God”, heeft paus Franciscus recent nog in herinnering gebracht. De gemeenschap richten naar de Heer is een eenvoudig en concreet middel om een echte deelname van allen aan de liturgie te bevorderen.
De deelname van de gelovigen moet dus niet begrepen worden als de noodzaak om “iets” te doen. Op dat punt hebben wij het onderricht van het Concilie vervormd. Het gaat integendeel erom ons te laten grijpen door Christus, en ons te verbinden met zijn offer. Enkel een in contemplatief geloof gedrenkte blik zal ons ervoor behoeden de liturgie te herleiden tot een spektakel waar ieder een rol zou moeten spelen. De Eucharistie doet ons binnengaan in het gebed van Jezus en in zijn offer, want Hij alleen weet hoe men moet aanbidden in geest en waarheid.
— Welke betekenis geeft de Kerk aan deze kwestie van richting?
We zijn niet de enigen die georiënteerd bidden. De Joodse tempel en de synagogen waren steeds gericht naar het oosten. Door deze oriëntatie terug te vinden zouden we terug kunnen keren naar onze wortels. Ik stel ook vast dat niet-christenen, in het bijzonder de moslims, in een bepaald richting gekeerd bidden.
Voor ons is Jezus Christus het licht. Heel de Kerk is gericht op Christus. Ad Dominum. Een Kerk die opgesloten zou zijn in een gesloten kring zou haar bestaansreden verliezen. Om zichzelf te zijn moet de Kerk leven gekeerd naar God. Ons referentiepunt is de Heer! Wij weten dat Hij bij ons geleefd heeft en dat Hij weergekeerd is naar de Vader op de Olijfberg, ten oosten van Jeruzalem. En op dezelfde manier zal Hij terugkeren. Naar de Heer gekeerd blijven is Hem elke dag verwachten. Het is toch niet gepast dat God constant zou klagen: “zij draaien hun rug naar mij in plaats van hun aangezicht!” (Jer 2,27).[…]
— “Sterven in de Eucharistie”
We zijn in de mis in de eerste plaats aanwezig voor God. Als we niet op radicale wijze onze blik op God richten zal ons geloof lauw worden, zwervend en onzeker. Toen ik nog misdienaar was, observeerde ik aandachtig de fijngevoeligheid en de vurigheid waarmee de missionarissen hun mis opdroegen. Dankzij hen heb ik begrepen dat het niet om een formule gaat als de priester zegt: “Mysterie van het geloof”!
Wat kan de Eucharistie betekenen zonder het geloof? Herinner U dat veel leerlingen Jezus verlaten hebben toen Hij hun zegde: “Ik geef jullie mijn lichaam te eten.” Ook nu nog laten velen Hem in de steek…
Met hun lichaam zijn ze aanwezig in de mis, maar hun geloof faalt, verzwakt door het gebrek aan vurigheid in onze tijd en het heidendom van onze maatschappij. Het is het geloof dat de mensen binnenleidt in het mysterie van God die liefheeft tot in de dood.
En ik sterf ook in iedere Eucharistie, zoals de heilige Paulus zegt: “Ik sterf iedere dag”. Als wij in de Eucharistie sterven, weten we dat het is om het nieuwe leven te verwerven. De mis moet voorafgegaan worden door een intens gebedsleven thuis.
De viering van de Eucharistie zal betekenisvol zijn als elke christen een diep innerlijk leven en een intens dagelijks gebedsleven cultiveert.
Kardinaal Robert Sarah is prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten. De tekst komt uit een exclusief interview dat de kardinaal had met Aymeric Pourbaix, hoofdredacteur van het tijdschrift “Famille chrétienne”. Bron: http://www.famillechretienne.fr/vie-chretienne/liturgie/cardinal-sarah-comment-remettre-dieu-au-caeur-de-la-liturgie-194987. Vertaald door Helene Luyten.