Op 11 april 2015 heeft paus Franciscus het document (de “bijeenroepingsbul” Misericordiæ Vultus [het Gelaat van de Barmhartigheid]) dat het Jaar van de Barmhartigheid afkondigt gepubliceerd.
Dit jaar begon op 8 december 2015, hoogfeest van Maria Onbevlekt Ontvangen en vijftigste verjaardag van de afsluiting van het tweede Vaticaans Concilie. Het eindigt op 20 november 2016, hoogfeest van Christus Koning, van Diegene die in ons hart zijn rijk van liefde en van barmhartigheid wil instellen.
Dit document begint met deze woorden: “Jezus Christus is het gelaat van de barmhartigheid van de Vader”. De heilige Thomas van Aquino zegt ons dat God de Vader, die de mensen wil overtuigen van zijn onmetelijke liefde voor hen, als het ware heel deze liefde op zijn Zoon concentreert, en deze Zoon geeft Hij ons: “Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan” (Joh. 3, 16). Deze liefde wordt ons niet verleend in antwoord op onze kwaliteiten of onze verdiensten, maar in weerwil van onze gebreken en onze zonden. God neemt “in zijn hart” al onze ellende op: dat is de etymologische betekenis van het woord “barmhartigheid”. Dat is zo’n sterk aspect van de liefde dat dezelfde heilige Thomas verklaart: “Barmhartig zijn is eigen aan God, daarin bestaat juist zijn almacht” (geciteerd in de Bul 6). Wij kunnen de barmhartigheid enkel in God leren en beleven. Daarom heeft de Heer ons geleerd erom te vragen in het Onze Vader: “Vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren” (het tweede deel van de zin is geen vaststelling maar een verzoek…).
Paus Franciscus herinnert eraan dat heel het Oud Testament doordrongen is van de openbaring van de barmhartigheid van de altijd trouwe God, ondanks de onnoemelijke ontrouw van zijn volk. In Jezus bereikt deze openbaring haar volheid door zijn genezingen en zijn mirakels en door zijn onderricht (het verloren schaap, de verloren zoon, de goede Samaritaan). Maar het is vooral de dood en de verrijzenis van Jezus die de onmetelijkheid van zijn liefde openbaren: Hij neemt alle zonden van de mensen op zich, laat ze met Hem sterven door zo een sterke daad van liefde dat Hij erin slaagt de dood te overwinnen en een nieuw leven in te luiden, waaraan wij allen geroepen zijn deel te hebben.
Bij het beschouwen van de maatschappij, stelt de paus vast dat “het te betreuren valt dat vergiffenis schenken zo zeldzaam wordt in onze cultuur. Soms lijkt het erop dat het woord zelf verdwijnt. Zonder het getuigenis van de vergeving wordt het leven dor en onvruchtbaar, zoals in een woestijn” (Bul 10). De vergeving is als het echt erkennen van de liefde: ik houd niet van de ander omwille van zijn kwaliteiten, van zijn verdiensten, van zijn belang voor mij, maar ik bemin onafgezien van wat me in hem niet bevalt, zijn gebreken, de fouten die hij begaan heeft, van het weinige dat hij mij zou kunnen bijbrengen. De families, de professionele en sociale middens hebben dringend nood aan het herontdekken van de vergiffenis, die “een kracht is die nieuw leven opwekt en moed schenkt om de toekomst met hoop tegemoet te zien” (Bul 10).
“Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is” (Luc. 6, 36). “Het is een levensprogramma dat even veeleisend als rijk aan vreugde is” (Bul 13). De paus geeft er een beschrijving van.
Hij begint met ons te herinneren aan deze zo eenvoudige en toch zo moeilijk te beleven eis: “Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden. Spreekt vrij, en ge zult vrijgesproken worden. Geeft, en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.” (Luc. 6, 37-38). Geroddel, kritiek, lichtvaardig oordeel, kwaadsprekerij behoren tot de zonden die we het vaakst bedrijven, bijna zonder dat wij er ons rekenschap van geven. Een goede remedie voor dit kwaad bestaat erin om meteen de negatieve gedachte over de ander te vervangen door een gebed voor hem.
Barmhartigheid begint bij de inspanning om de ander te begrijpen, zich in zijn plaats te verzetten: “Meer dan in het “geven”, bestaat de liefde in het “begrijpen”” (heilige Josemaría). Deze vaststelling veronderstelt een uitgangspunt: aanvaarden dat mijn manier van denken en handelen niet noodzakelijk de beste is, dat ik niet “de norm” voor het ware en het goede ben, dat anders denken en handelen dan ik niet noodzakelijk slecht is, maar vaak beter dan wat ik denk en doe.
“Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is” houdt natuurlijk ook in dat wij leren vergeven. Dat veronderstelt dat wij zouden beminnen zoals God bemint, en dus dat wij de liefde van God in ons hart zouden ontvangen, door het gebed en de sacramenten. Men moet bidden voor wie ons kwaad gedaan heeft: hoe meer wij voor hem bidden, hoe meer wij hem zullen bekijken zoals Jezus ons bekijkt, des te meer zullen wij in ons “dezelfde gevoelens als Jezus Christus” hebben (Fil. 2, 5). Trouwens, eender wat men ons aangedaan heeft, moeten wij onszelf ervan overtuigen dat wij God veel zwaarder beledigd hebben en dat Hij ons altijd vergeeft. Met andere woorden, laat ons niet de zware fout van de hardvochtige dienaar begaan, die bereid was diegene die hem een geringe hoeveelheid schuldig was in de gevangenis te werpen nadat de koning hem, op zijn vraag, een enorme schuld had kwijtgescholden (cf Mt 18, 23-35). Onze schuld tegenover God is enorm omdat de zwaarte van een schuld afhangt van het aanzien van de beledigde. We mogen niet vergeten dat het onze zonden zijn die Jezus aan het kruis genageld hebben.
Paus Franciscus beveelt ons nog vier zeer concrete maatregelen aan om dit Jaar van de Barmhartigheid te beleven.
Hij nodigt ons eerst uit om de “lichamelijke werken van barmhartigheid te herontdekken: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken en de doden begraven” (Bul 15).
Hij herinnert ons ook aan “de werken van geestelijke barmhartigheid: de vertwijfelden goede raad geven, de onwetenden onderrichten, de zondaars vermanen, de bedroefden troosten, beledigingen vergeven, lastige personen geduldig verdragen, tot God bidden voor de levenden en de doden” (Bul 15).
Vervolgens “laten wij opnieuw het sacrament van de verzoening met overtuiging in het middelpunt plaatsen, omdat dit het mogelijk maakt de grootheid van de barmhartigheid werkelijk te ervaren. Voor iedere boeteling zal het een bron zijn van ware innerlijke vrede” (Bul 17).
Tenslotte moedigt hij ons aan de aflaat van het Heilig Jaar te verdienen waardoor de Vader “de zondaar die vergiffenis heeft gekregen bereikt door middel van de Bruid van Christus, en hem bevrijdt van iedere rest van het gevolg van de zonde en hem in staat stelt te handelen met naastenliefde, te groeien in de liefde in plaats van weer te vervallen in zonde” (Bul 22).
Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck. Op 1-3-16 werd een kleine wijziging aangebracht aan dit artikel.