Wij publiceren een homilie van kardinaal André Vingt-Trois, aartsbisschop van Parijs en voorzitter van de bisschoppenconferentie van Frankrijk. Hij is op 27 november ll. in de basiliek van het Heilig Hart van Montmartre voorgegaan in de plechtige Vespers “voor het leven in wording” verenigd met Paus Benedictus XVI.
Broeders en zusters,
Wij gaan in op de uitnodiging van onze Heilige Vader Paus Benedictus XVI deze eerste vespers van de eerste zondag van de Advent te vieren door te bidden voor “het leven in wording”. Met dit initiatief verenigen wij ons niet enkel met de viering van de vespers die hij deze avond voorzit in de Sint-Pietersbasiliek van Rome, maar ook met het gebed van alle bisdommen van de wereld.
Volgens de profetie van het boek Genesis gaat de strijd tussen de nakomelingen van de slang en deze van de vrouw verder in de hele loop van de geschiedenis van de mensheid en tekent zij iedere mensengeneratie. In de natuurlijke orde der dingen weten wij dat de strijd van leven en dood, van de dood tegen het leven en van het leven tegen de dood onontkoombaar is en dat de afloop ervan tot een bepaald punt gekend is: de sterkste, de machtigste of de meest sluwe, hij die de andere wil overheersen, haalt het. Maar al is dit zo voor alle levende wezens toch is er één dat ontsnapt aan het noodlot van deze natuurlijke selectie door het geweld en de macht. Dit wezen is het menselijk wezen. Want voor de mannen en de vrouwen die God naar zijn beeld heeft geschapen, zijn de list en de macht niet de ultieme criteria die het bestaan richting geven. Anders dan alle dieren die door hun instinct worden geleid, door hun lust, door hun verdedigingsreflex en hun wil om tegenstrevers uit te schakelen, is de mens in staat het geweld te bedwingen en het recht te eerbiedigen.
Zoals alle dieren zijn wij bezeten door driften, door honger en dorst, en door krachten die op onze geest en ons lichaam inwerken. Maar wij zijn in staat deze te beheersen of minstens te bestrijden, zelfs al is deze strijd soms onzeker en de overwinning voor later. Daaraan erkent men de adel van het menselijk geslacht, dat de mensen de zwaksten en de meest kwetsbaren onder hen kunnen eerbiedigen, beschermen en verdedigen.
Wij allen kunnen deze eerbied opbrengen voor de meest kwetsbaren in ons dagelijks leven, in ons werk, in ons gezin, bij onze vrienden en kennissen. Wij zijn in staat niet toe te geven aan druk, aan macht en aan beïnvloeding. Wij kunnen onze vrijheid uitoefenen om partij te kiezen voor de zwakste tegen de sterkste. Zo ook worden de menselijke gemeenschappen niet bestuurd als horden van wilde dieren en mogen de regels ervan niet eenvoudig de wettelijke omzetting zijn van het beginsel van de macht. Deze worden geformuleerd door het gebruik van het verstand en van de vrijheid van de mens om ter hulp te komen aan hen die weerloos zijn.
De wijze waarop een maatschappij het kleine kind behandelt dat in zwangerschap gedragen wordt (het embryo genoemd), zal het teken worden van de graad van beschaving die men heeft bereikt. Onder de menselijke wezens is het embryo dit welke het minste verweer, kracht of drukkingmiddel bezit. De wijze het te eerbiedigen, te beschermen en zijn ontwikkeling toe te laten zal dus de menselijkheid van een maatschappij symboliseren of haar achteruitgang naar het dierlijke kenmerken.
Zo, wanneer wij bidden voor het leven in wording en voor de bescherming van deze embryo’s, bidden wij niet enkel voor deze kleinen die in zwangerschap gedragen worden, maar bidden wij ook voor onszelf. Wij bidden opdat de Geest Gods het verstand van de mensen zou verlichten, dat hij hun wil zou sterken, opdat ze in staat zouden zijn hun menselijke verantwoordelijkheid op te nemen omtrent het leven dat God hun toevertrouwt.
Zoals wij het daareven hoorden in het verhaal van het boek Genesis is een der kenmerken van de drempel die werd overschreden bij het eten van de vrucht van de boom van kennis het gebrek aan verantwoordelijkheid. De man zegt: “ik ben het niet, het is de vrouw”, en de vrouw zegt: “ik ben het niet, het is de slang” (Gen 3, 12). Zo doen wij telkens als de gelegenheid zich voordoet, om ons te ontdoen van de verantwoordelijkheid van wat er gebeurt, door te trachten onze daden aan iemand anders te wijten, eerder dan ze op ons te nemen.
Onze waardigheid van man en vrouw uitoefenen, is de verantwoordelijkheid opnemen voor onze daden en aanvaarden naakt voor God te verschijnen; aanvaarden erkend te worden in het goede dat wij doen, zowel als in het kwade dat wij doen; aanvaarden dat het woord Gods in ons leven komt ontsluieren wat wij willen wegmoffelen; aanvaarden dat God de ware beweegredenen van wat wij doen aan het licht brengt.
Broeders en zusters, deze avond treden we binnen in de Adventstijd om ons voor te bereiden om Christus te onthalen die naar ons toe komt, arm en weerloos, in de nacht van Bethlehem. Wij worden uitgenodigd te bidden voor de kinderen die door de onverantwoordelijkheid van mannen en vrouwen veroordeeld worden nooit het daglicht te zien, voor hen die door de onverantwoordelijkheid van mannen en vrouwen onthaald worden met voorbehoud en gêne, voor hen die bij hun komst in de wereld niet het gebaar, het woord, de glimlach van de liefde vinden die hun kan toelaten in de strijd van het leven te stappen. Wij bidden voor alle vrouwen voor wie het moederschap geen zegen is, voor deze welke tot onherroepelijke beslissingen gedreven worden, voor dezen die verlaten worden, hulpeloos. Wij zullen ook bidden voor elkaar opdat de Geest Gods ons zou doen groeien in het verantwoordelijkheidsbesef om ons bestaan op te nemen, om onze verantwoordelijkheid van burger tegenover ons land op te nemen, en onze verantwoordelijkheid van menselijk wezen tegenover al onze broeders in mensheid.
Amen.
Bron : http://www.zenit.org/article-26229?l=french. Deze tekst werd vertaal door Walter Van Goethem.