“In doodzonde sterven zonder er berouw over gehad te hebben en zonder Gods barmhartige liefde te aanvaarden betekent uit eigen vrije keuze voor altijd van Hem gescheiden blijven. En het is deze staat van het zichzelf definitief uitsluiten van de gemeenschap met God en de gelukzaligen die men aanduidt met het woord ‘hel’”. (Catechismus van de Katholieke Kerk 1033).
Van alle door mensen uitgevonden religies — die hen in staat stellen voorbij de sterren te gaan en zo het gelaat van God te aanschouwen — is alleen het christendom in staat daartoe te komen, door deze transcendentie van zichzelf te realiseren die de mensen altijd gezocht hebben maar die ze nooit uit zichzelf konden bereiken.
En dat komt omdat het christendom geen uitvinding van de mens is. En strikt genomen is het evenmin een religie, vermits het een geschenk van God is. Zie je, het initiatief komt altijd van boven, zelfs indien de horizon waarnaar we ons bewegen altijd een doel buiten ons bereik zal blijven.
We kijken hier dus niet naar een zelfhulponderneming, een die gelijk wie kan lanceren. Maar een verlossende gebeurtenis aangeboden door God alleen, waarvan de oorsprong een andere wereld is, een die oneindig en noodzakelijkerwijze boven deze wereld staat. Met andere woorden, de afgrond die ons van God scheidt is niet overbrugbaar met menselijke machines, hoe geraffineerd ze ook zijn. En het is van deze andere wereld, waar God leeft en zich beweegt te midden van de zuiverste gelukzaligheid, dat alles afhangt in deze wereld.
Omdat christendom in de eerste plaats Gods werk is, dat Hij voor ons verricht, blijven er altijd twee dingen in het spel: de goddelijke genade en de menselijke vrijheid. En in de beweging tussen die twee — de zuivere spanning opgewekt tussen de eindige wil van het ene en de oneindige wil van het andere — wordt het leven werkelijk zeer interessant. Zelfs heel wonderbaarlijk dramatisch. Kortom een mooi verhaal.
En waarom dramatisch? Omdat enkel in drama het menselijk element het best weerklinkt, en zich boven alles andere verheft. Vooral in de relatie die we hebben met Christus, die God, de Oneindige Andere binnenbrengt tot in de rommeligste details van ons eindig leven. Wat is er dramatischer dan dat? Er is dus geen plaats voor verveling of onbeduidendheid. Hoe kan het leven zinloos geacht worden wanneer het Woord Zelf, dat slechts een andere naam is voor Betekenis, zo diep doordringt in de menselijke staat dat het volledig één van ons wordt.
Maar terzelfdertijd heeft de mens, omdat hij altijd en overal vrij blijft, wat zijn meest fundamentele en meest bepalende kenmerk is, altijd de vrijheid om Gods aanbod van genade te weigeren. Om het zo direct mogelijk te zeggen, hij kan verkiezen God in het gelaat te spuwen, terwijl hij op perverse wijze beslist alle mogelijke bruggen naar de gelukzaligheid te verbranden. Noem het de helse optie, als je wil, waarvan het beoefenen een mens recht naar de hel zal voeren, waar hij zonder ophouden zal zeggen: “Ik wil niet liefhebben. Ik wil niet bemind worden. Ik wil enkel met rust gelaten worden.”
En God die de mens geschapen heeft om vrij te zijn, zal het beoefenen niet vernietigen, Hij zal het zijn ultiem karakter niet ontnemen, want het resultaat zal de mens naar de hel sturen, en hem in een staat van ellende en wanhoop zonder einde storten. Eigenlijk is dat de prijs die God op voorhand wist, toen, zoals C.S. Lewis herinnert, wij voor het eerst “het schrikwekkend compliment” kregen dat Hij onze vrijheid ernstig nam.
Is het niet daarom dat de hel aan de binnenkant gesloten is? Niemand is verplicht daarheen te gaan; het is niet zoals een gevangenis waar het verboden is naar buiten te gaan. De verdoemden willen niet naar buiten. Zelfs niet wanneer ze met zekerheid wisten dat enkel buiten, onder de stralende zon van de goddelijke genade, het geluk gevonden kan worden. Omdat ze dat zeker reeds weten, daarom is deugd geen kennis, met mijn excuses aan Plato.
Men denkt aan dat prachtig schilderij van Holman Hunt, waarop Jezus staat afgebeeld terwijl hij buiten aan de deur staat en met zachte aandrang klopt opdat iemand zou openen. Maar de deur, zonder klink, kan enkel van binnenuit geopend worden. Hij wil het slot niet forceren, zelfs wanneer Hij hoopt — want God is iemand die hoopt, zoals de dichter Péguy ons vertelt — dat iemand langs zou komen om ze voor Hem te openen, en de Heer van het Heelal in onze huizen als eregast zou uitnodigen.
“Er was een deur,” roept de liefdeloze, zichzelf kwellende echtgenoot naar zijn liefdeloze vrouw in T.S. Eliot’s Cocktail Party,
En ik kon ze niet openen. Ik kon de klink niet aanraken.
Waarom kon ik mijn gevangenis niet verlaten?
Wat is hel? De hel is jezelf,
Hel is alleen, de anderen daarin zijn enkel projecties.
Er is niets om aan te ontsnappen
En niets om naar te ontsnappen. Men is altijd alleen.
Jean Paul Sartre was volledig fout: de hel zijn niet de anderen, zoals zijn toneelstuk Huis clos toont. Hel is alleen zijn, absoluut en voor altijd, terwijl men een leven volledig op zichzelf teruggeplooid verkiest boven een verbinding met God of met een ander. De verdoemde ziel zal niet toelaten zich te engageren noch met God, die overal is, noch met de buur, die naast de deur is. En vermits “zijn” altijd een “in relatie zijn” met een ander is, verscheurt zo een zelfvervreemding de kern van wat het betekent om mens te zijn. Het suggereert, zegt Josef Pieper in zijn boek Über die Liebe, de radicale houding van diegenen die letterlijk volhouden dat “het hun nooit een barst kan schelen”, wat niets minder is dan een uitnodiging om verdoemd te zijn.
In Dostojewski’s roman De gebroeders Karamazov zegt Starets Zosima “Vaders en leraren, ik overweeg: Wat is de hel? Ik blijf erbij dat het de pijn is niet te kunnen liefhebben. Ooit in een oneindig bestaan, onmeetbaar in tijd en ruimte, kreeg een spiritueel wezen bij zijn komst op aarde de kracht om te zeggen: ik ben en ik bemin.”
Met uiterste koppigheid weigeren lief te hebben, heel zijn eros wortelen in zichzelf, dat is de filosofie waarop het leven in de hel gebaseerd is. En God heeft ons aan ons woord gehouden. Dat is de aard van het “schrikwekkend compliment” gegeven aan het schepsel aan wie, van in het begin, de vrijheid gegeven was om geluk te weigeren. God zal ons niet tegenhouden. Zo blijven we vrij, uiterst schrikwekkend, om voor God te verklaren in de woorden die weerkeren in de loop van C.S. Lewis’ prachtige fantasie, The great Divorce: “dat niet Uw wil geschiede, maar de mijne”. En zo is het gedaan, voor altijd. En gebukt onder het gewicht van heel die aangroeiende eigenzinnigheid, zal de ziel onvermijdelijk wegzinken in een eeuwige hel.
Regis Martin, STD, is professor theologie en geassocieerd professor aan het Veritas Center for Ethics in Public Life van de Franciscaanse Universiteit van Steubenville, Ohio. Bron: Hell Is Being Alone, Absolutely and Forever. https://www.ncregister.com/blog/grace-freedom-necessary-nexus.