Op 16 juni laatstleden kondigde Benedictus XVI een Jaar van de priester af. Wat betekent dit initiatief?
Johannes Paulus II kwam in 1995 naar België voor de zaligverklaring van Pater Damiaan. In de namiddag van deze memorabele 4 de juni heeft de Heilige Vader een toespraak gehouden in de kathedraal van Brussel. Op het einde van zijn toespraak heeft hij in het Frans zijn hartewens uitgesproken, die men als volgt zou kunnen samenvatten: als ik deze kathedraal zie, dan denk ik dat zij als echtgenote geestelijk vruchtbaar moet zijn. Het is mijn vurige wens dat vele nieuwe priesters hier hun priesterwijding mogen ontvangen.
Sinds die dag is er al veel veranderd. De St. Michielskathedraal heeft verschillende priesterwijdingen gekend. Pater De Veuster is de heilige Damiaan geworden. En Johannes Paulus II heeft een opvolger die ons steeds meer verwondert.
Nog was het Paulusjaar niet beëindigd of Benedictus XVI verraste ons door een Jaar van de priester aan te kondigen. Aanleiding hiertoe was de honderdvijftigste verjaardag van de dood van de Pastoor van Ars.
Dit Jaar, dat begon op 19 juni 2009, feest van het Heilig Hart, zal eindigen op 11 juni 2010, datum van hetzelfde feest volgend jaar. Op die dag zal in Rome een grote samenkomst plaats hebben van priesters uit gans de wereld.
Waarom deze aandacht voor het priesterschap? Omdat wij dringend nood hebben aan jonge (zo mogelijk) dynamische en heilige priesters. Wat doet men als de nood dringt? Men neemt uitzonderlijke maatregelen. Voor grote kwalen, grote hulpmiddelen.
In deze omstandigheden moeten wij de aanbeveling van Christus letterlijk volgen: “De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten”. Die uitspraak maakt niet enkel deel uit van ons christelijk erfgoed, het is een uitdrukkelijke opdracht. Op dit ogenblik is men op vele plaatsen in ons land en in de wereld vurig aan het bidden voor priesterroepingen.
Bovendien wordt elk van ons uitgenodigd om zich volgende fundamentele vraag te stellen: wat heb ik tot nu toe gedaan om rondom mij deze oproep van de Heer door te geven? Zonder de bijkomende vraag te vergeten: beantwoord ik wel aan de verwachtingen van de Heer?
Een eerlijk antwoord op deze twee vragen kan een begin zijn van een nieuwe etappe, of zelfs van een ommekeer, en in ieder geval van een opbouwende houding die uitmondt in een totale overgave aan God.
Want de beste manier om uiteindelijk nieuwe roepingen te bekomen, bestaat erin tot het uiterste van zichzelf te gaan. Zoals de heilige Josemaría zei: laat iedereen “de goddelijke drang voelen om een andere Christus te zijn: ipse Christus , Christus zelf. Kortom, de drang om ons gedrag aan te passen aan de normen van het geloof”.
Het antwoord op een roeping bestaat erin te leven in overeenstemming met wat God ons vraagt. Het is een kwestie van eerlijkheid. Wat opvalt bij Jean-Marie Vianney, is zijn totale vereenzelviging met zijn opdracht. Maar amper toegekomen in Ars, begon hij met “deze nederige en geduldige taak om zijn leven als priester in overeenstemming te brengen met de heiligheid van het hem toevertrouwde dienstwerk” (Benedictus XVI, Brief bij het begin van het Jaar van de priester, 16 juni 2009). Dit had trouwens praktische gevolgen. Wanneer men hem zocht, had men veel kans om hem te vinden in de kerk of in het instituut dat hij had opgericht voor weeskinderen. Hij die Christus dient, behoort zichzelf niet meer toe.
Een priester van bij ons, Edward Poppe, die werd zalig verklaard door Johannes Paulus II, zei het op zijn manier: “Ik sterf nog liever dan God maar half te dienen”.
Vianney, Escrivá en Poppe komen met zovele anderen voor op de website voor het Jaar van de priester (www.annussacerdotalis.org ). Zoveel bemiddelaars die wij, samen met de Maagd Maria, Moeder van de Kerk, mogen aanroepen om van God talrijke priesters te bekomen, die zich in volle overgave zullen wijden aan hun opdracht.
Jean Gottigny is priester, doctor in Wijsbegeerte en Letteren en in Theologie