Transhumanisme: we zien het woord steeds vaker, maar het dekt verscheidene complexe en veranderlijke werkelijkheden. Wat is het eigenlijk? Gaat het om sciencefiction? Laat ons proberen klaarheid te scheppen.
Transhumanisme is een filosofische en culturele beweging, die ernaar streeft de huidige intellectuele en lichamelijke mogelijkheden van het menselijk wezen (als een overgangsstadium in een evolutief proces beschouwd) te doen toenemen en te overstijgen. Met dit doel dat gelijkgesteld wordt met een “vooruitgang” in de ontplooiing en het individueel “welzijn” voor ogen, verwijzen de verdedigers van het transhumanisme naar reeds bestaande technologieën of stellen hun hoop op wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s van universiteiten of, zoals in de VS, door federale agentschappen zoals de NASA (onderzoek in de ruimte) of de DARPA (militair onderzoek).
Deze technologieën kunnen we onderverdelen in drie categorieën:
– degenen die de mens herstellen (genezing van pathologieën, enz.)
– degenen die de mens proberen te verbeteren (vermeerderen)
– degenen die de mens vrij radicaal omvormen.
De grenzen zijn niet altijd even duidelijk. Om een bepaalde ziekte te genezen vervangt men soms bepaalde organen door technologische voorzieningen die meer weerstand bieden en hogere prestaties kunnen leveren. De grens tussen genezing en verbetering is dus niet waterdicht: protheses kunnen grotere sportieve mogelijkheden bieden; deze verbetering opent eventueel de weg naar omvormingen, als de vorm van de prothese niet meer beantwoordt aan de fysiologische vormen of als ze gekoppeld worden aan andere voorzieningen die normaal niet in het menselijk lichaam voorkomen.
Een gerobotiseerd skelet
We verduidelijken dit met een van de paradigmatische voorbeelden van het verbeteren van de mens: het exoskelet met robot uitgerust. Het gaat om een systeem dat men op het lichaam van een persoon aanbrengt en dat bestuurd wordt door een computer die met bepaalde centra in de hersens verbonden wordt. De hersens zenden signalen naar de computer die zelf de bewegingen van het exoskelet commandeert. Dit heeft velerlei receptoren die informatie verzamelen die noodzakelijk is voor het bewaren van het evenwicht en voor het uitvoeren van de bewegingen. Deze informatie wordt doorgegeven aan de computer die ze op zijn beurt weer aan de hersens doorgeeft. Zo een systeem helpt een gehandicapt persoon om te lopen of staat werklieden bij in het transport van zware voorwerpen. Deze onderzoeken zijn waardevol en heilzaam voor de mensheid. Maar men zou ook kunnen wensen over een exoskelet te beschikken om zijn krachten te vertienvoudigen of om te schaden; wetenschappers zouden dan ten dienste staan van projecten die er alleen maar naar streven de menselijke kracht te vermeerderen voor het plezier. Sommige menselijke ledematen (niet gehandicapt, maar als te onvolmaakt of te zwak beoordeeld) zouden zelfs kunnen vervangen worden door gerobotiseerde protheses die aan de hersens gekoppeld worden, om aldus — naargelang de goesting — een nieuw, origineel wezen te produceren.
Sommigen zullen aanvoeren dat het hier om sciencefiction gaat. Niets is minder waar! De experimenten met hersen-machine koppelingen hebben vandaag een heel groot belang. Bovendien worden de technici ertoe gebracht deel te nemen aan onderzoeken over “body hacking” dat erin bestaat het lichaam radicaal om te vormen door er de vorm van te veranderen en door het nieuwe zintuiglijke mogelijkheden te verlenen. Sommige mensen hebben zich recent infrarood receptoren laten inplanten om nieuwe gewaarwordingen te ervaren! Hier ziet men duidelijk het verschil tussen herstellende chirurgie die de eenheid van het lichaam respecteert ten dienste van het welzijn van de persoon, en technieken die er enkel op gericht zijn te “vermeerderen”, en daarna de mens om te vormen tot cyborg (uit het Engels, samentrekking van cybernetic en organism), alleen maar omdat het mogelijk is of om een hersenschim te realiseren.
Wetenschap en technologie komen in aanmerking voor deelname aan werken verbonden met de drie categorieën van vernoemde toepassingen, maar het is belangrijk om zich ervan bewust te zijn dat ze onmerkbaar van de ene naar de andere geleid kunnen worden juist omdat de grenzen die herstel scheiden van verbetering en vandaar van omvorming, niet waterdicht zijn.
Convergentie van NBIC
Parallel met deze strekking in het onderzoek dat gericht is op een mens die omgevormd is door technologische voorzieningen, moet men ook wijzen op het bestaan van een gelijkaardige stroming die, vertrekkend van machines ernaar streeft deze zoveel mogelijk menselijke kenmerken te doen benaderen. Het onderzoek naar de “gerobotiseerde mens” weerspiegelt het onderzoek van diegenen die “vermenselijkte robots” trachten te produceren. De technische wetenschappen storten zich vandaag in dit soort onderzoek, omwille van economische belangen die mensen willen vervangen door machines die worden verondersteld zich zoals mensen te gedragen. Het transhumanisme is een tijdgenoot van een soort van “transmachinisme”. Het is een interessant fenomeen, want het toont dat de mens als model niet verdwenen is, integendeel. Het is een beetje de paradox van onze tijd, die droomt van het overtreffen van het menselijke door een toestand waarin de mens een machine zou worden, en die het toch niet kan laten te wensen dat zijn machines in de toekomst een afspiegeling zouden zijn van wat hij nu zelf is. De technologie probeert bijvoorbeeld menselijke robotten te maken met een gedrag dat de uitdrukking van menselijke emoties nabootst en zelfstandige robots uit te rusten met instrumenten voor artificiële intelligentie die het mogelijk maken de juridische of ethische beslissing na te apen. Deze twee strekkingen streven naar puur artificieel leven en intelligentie die een “machinoïde mens” of een “humanoïde machine” kenmerken, beantwoordend aan de dromen of hersenschimmen… van de huidige mens.
Het wetenschappelijk onderzoek dat deze ideeën nieuw voedsel geeft is verbonden aan recente, belangrijke ontwikkelingen die gerealiseerd werden op het domein van de disciplines die worden aangeduid door het letterwoord NBIC. Het gaat hier om de intensieve, gelijkgerichte interactie tussen Nanotechnologie, Biotechnologie, Informatica en de Cognitieve wetenschappen. Dit zeer belangrijk onderzoek levert nuttige informatie voor de fundamentele wetenschap en voor heilzame toepassingen: het onderzoek in de robotica is enorm belangrijk, want robots maken het mogelijk het leven van menselijke wezens te vrijwaren door ze te ontlasten van taken die te gevaarlijk (gecontamineerde omgeving, ruimte onderzoek…), te zwaar, te snel of te complex voor hen zijn. Maar de robot kan een fascinatie opwekken die de mens ertoe brengt een zekere beslissingsmacht aan hem over te laten. Een mogelijke vorm van transhumaan is een mens die mechanisch of elektronisch verbonden is aan een of meerdere robots die zijn actieradius, zijn waarnemingen en het behandelen van de informatie vergroten, en die zich laat leiden door machines. Wetenschappers moeten zich dus bewust zijn van een risico: hun werk kan gericht zijn op het radicale vervangen van een menselijke beslisser door een machine. Een belangrijke uitdaging voor de onderzoekers van nu is te zoeken hoe ze de technologieën die werkelijk bijdragen aan het helpen, het ontplooien van mens en maatschappij verder kunnen ontwikkelen, zonder te vervallen in een onsamenhangende negatie van het menselijke of in dienstbaarheid van fantasmen van almacht. Ik durf wedden dat zo’n ontwikkeling niet enkel mogelijk is, maar ook heel vruchtbaar zou zijn voor de technoscience zelf.
Dominique Lambert is doctor in de fysica en in de filosofie. Hij is professor aan de Universiteit van Namen. Hij is lid van de Koninklijke Academie van België. Dit artikel werd gepubliceerd in het nummer van mei 2015 van Pastoralia. Het werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck.