Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De waarheid over het condoom

7 januari 2011

De recente uitspraken van Benedictus XVI over het condoom hebben veel stof doen opwaaien. Wij publiceren hieromtrent een artikel dat teruggaat tot het jaar 2004. Het werd ondertekend door een katholieke priester, een internationaal befaamd professor in de moraalfilosofie. Hij gaat in op bepaalde verkeerde standpunten omtrent de leer van Kerk in dit domein.

 

 

(…)

De meeste mensen zijn ervan overtuigd dat een door het AIDS-virus besmette persoon die seksuele betrekkingen heeft, een condoom zou moeten gebruiken om de besmetting van zijn partner te voorkomen. Wat men ook mag denken over promiscue gedrag, homoseksuele daden of prostitutie, zulke persoon handelt ten minste met verantwoordelijkheidsgevoel door te trachten te vermijden zijn besmetting aan de anderen over te dragen.

 

Velen denken dat de katholieke Kerk niet akkoord gaat met een dergelijke visie. Zoals een recente uitzending Panoramavan de BBC het suggereerde, zijn er sommigen die denken dat de Kerk leert dat de homoseksuelen en de actieve prostituees geen condoom zouden mogen gebruiken omdat dit “intrinsiek slecht” is (The Tablet, 26 juni). Vele katholieken delen eveneens deze mening. Een hiervan is Hugh Henry, opvoedingsverantwoordelijke aan het Linacre Centre te Londen, die aan Austen Ivereigh in The Tablet van verleden week uitlegde dat het gebruik van het condoom, zelfs met als enig doel de besmetting van een sekspartner te voorkomen, de vruchtbaarheidsstructuur die eigen is aan de geslachtsdaad niet eerbiedigt, de volledige en wederkerige zelfgave onmogelijk maakt, en aldus het zesde gebod overtreedt.

 

Contraceptie wordt bepaald vanuit een menselijke daad

Welnu, zulks is niet de leer van de katholieke Kerk. Er is zelfs geen officieel onderricht van het leergezag over het condoom, de anticonceptiepil of het diafragma. Het condoom kan niet intrinsiek slecht zijn, enkel menselijke daden kunnen het zijn. Het condoom is geen menselijke daad, het is een ding. Wat de katholieke Kerk duidelijk omschrijft als “intrinsiek kwaad” is een specifiek type van menselijke daad, bepaald door Paulus VI in zijn Encycliek Humanae Vitae, later overgenomen in het nummer 2370 van de Catechismus van de Katholieke Kerk, als “elke handeling, die — hetzij in het vooruitzicht op de huwelijksdaad, hetzij tijdens het verloop ervan, hetzij in de ontwikkeling van de natuurlijke gevolgen — als doel of als middel zou beogen de voortplanting onmogelijk te maken” [1].

 

Contraceptie als specifieke menselijke handeling, bevat twee elementen: de wil seksuele relaties te onderhouden en de bedoeling de voortplanting onmogelijk te maken. Een contraceptieve handeling drukt dus een contraceptieve keuze uit. Zoals ik reeds schreef in een artikel in Linacre Quarterly in 1989, “een contraceptieve keuze is de keuze van een daad die vrijwillig aangegane seksuele relaties met te voorziene voortplantingsgevolgen verhindert die gevolgen te hebben, terwijl die keuze enkel om deze reden gedaan is”.

 

Het is daarom dat contraceptie, beschouwd als een menselijke handeling die “intrinsiek slecht” of zedeloos is, niet bepaald wordt door wat er zich voordoet op het fysische vlak. Wanneer men wil beletten dat een seksuele relatie vruchtbaar is, is er geen enkel verschil tussen het nemen van de pil of het onderbreken van de daad door onanie. De bovenvermelde definitie maakt ook geen onderscheid tussen het “doen” en het “zich onthouden”, want de coïtus interruptus is een — minstens gedeeltelijke — wijze van onthouding.

 

De omschrijving van de contraceptieve handeling is dus niet van toepassing op het gebruik van condooms om de mogelijke voortplantingsgevolgen van een te voorziene verkrachting te voorkomen. In zulk geval wenst de verkrachte vrouw niet seksuele relaties te hebben of de mogelijke gevolgen van haar eigen seksueel gedrag te voorkomen, maar verdedigt zij zich eenvoudig tegen een aanval op haar lichaam en de ongewenste gevolgen ervan. Een vrouwelijke atlete die aan de Olympische Spelen deelneemt en een contraceptiepil neemt om de menstruatie te voorkomen doet ook niet aan “contraceptie”, omdat er geen gelijktijdige intentie is om seksuele relaties te hebben.

 

De leer van de Kerk handelt niet omtrent het condoom of gelijkaardige fysische of scheikundige middelen, maar omtrent de echtelijke liefde en de essentieel echtelijke betekenis van de menselijke seksualiteit. Ze bevestigt dat, wanneer gehuwde personen ernstige redenen hebben om geen kinderen te hebben, ze hun seksueel gedrag moeten veranderen door — minstens periodiek — zich te onthouden van seksuele handelingen. Om te vermijden tevens de eenwordende en de voortplantingsbetekenis van de seksuele daden en dus de volheid van de wederzijdse gave te vernietigen, mogen ze de geslachtsdaad niet beletten vruchtbaar te zijn terwijl ze verder seksuele relaties hebben.

 

Wat zeggen aan personen die een seksueel risicogedrag hebben?

Wat dus met personen die een promiscue gedrag hebben, seksueel actieve homoseksuelen en prostituees? Wat de katholieke Kerk hun leert is eenvoudig dat zij zich niet promiscue zouden moeten gedragen, maar trouw zijn aan één seksuele partner; dat prostitutie een gedrag is dat de menselijke waardigheid ernstig schendt — voornamelijk de waardigheid van de vrouw — en dus niet zou mogen bedreven worden; en dat homoseksuelen, zoals alle andere mensen, kinderen Gods zijn en door Hem zoals eender wie bemind worden, maar dat zij, zoals alle andere ongehuwden, zouden moeten leven in onthouding.

 

Maar als zij van deze leer niet willen weten, en het risico lopen AIDS te krijgen, moeten ze dan het condoom gebruiken om een besmetting te voorkomen? De morele norm die contraceptie veroordeelt als intrinsiek slecht is in deze gevallen niet van toepassing. Er kan ook hieromtrent geen leer van de Kerk zijn; het zou eenvoudigweg zinloos zijn morele normen op te leggen voor gedragingen die intrinsiek immoreel zijn. Zou de Kerk moeten leren dat een verkrachter nooit een condoom zou mogen gebruiken omdat zulks aan de zonde van de verkrachting de niet-eerbiediging van de “persoonlijke en wederzijdse volle zelfgave, en aldus een schending van het zesde gebod” zou toevoegen? Natuurlijk niet.

 

Wat zal ik als katholieke priester zeggen aan de personen die besmet door de AIDS-virus leven in een promiscue omgeving of aan de homoseksuelen die het condoom gebruiken? Ik zal trachten ze te helpen om een rechtlijnig en ordelijk seksueel leven te leiden. Maar ik zal hun niet zeggen geen condoom te gebruiken. Ik zal er eenvoudigweg niet over spreken en ik veronderstel dat wanneer zij verkiezen seksueel actief te leven, dat zij dan ten minste hun verantwoordelijkheidsgevoel zullen bewaren. Door zulke houding zal ik ten volle de leer van de katholieke Kerk omtrent contraceptie eerbiedigen.

 

Dit is geen oproep om “uitzonderingen” te maken op de regel die contraceptie verbiedt. De norm omtrent contraceptie wordt zonder uitzonderingen toegepast. De contraceptieve keuze is intrinsiek slecht. Maar deze norm is vanzelfsprekend slechts van toepassing op de contraceptieve handelingen zoals bepaald door Humanae Vitae, die een contraceptieve keuze insluiten. Niet alle handelingen die het gebruik van een middel omvatten dat louter fysisch gezien “contraceptief” is, zijn daarom van uit moreel standpunt een contraceptieve daad die beantwoordt aan de door Humanae Vitaeonderwezen norm.

 

Zo ook handelt een gehuwde man die besmet is door het AIDS-virus en het condoom gebruikt om zijn vrouw te beschermen tegen de besmetting, niet met het doel de conceptie onmogelijk te maken, maar met het doel de besmetting te voorkomen. Zo de conceptie vermeden wordt, zal dit een “ongewenst” secundair gevolg zijn; alleen daarom krijgt deze daad niet de morele betekenis van een contraceptieve daad. Er kunnen andere redenen zijn om in zulk geval het condoomgebruik af te raden of om een totale onthouding aan te bevelen, maar dat zal niet voortvloeien uit de leer van de Kerk omtrent contraceptie, maar uit pastorale of eenvoudige voorzichtigheidsredenen: het risico bv. dat het condoom niet doeltreffend werkt. Wel te verstaan, dit laatste argument is niet van toepassing op personen die in een promiscue omgeving leven omdat, zelfs wanneer condooms niet altijd doeltreffend zijn, hun gebruik de negatieve gevolgen van een nefast moreel gedrag zal verminderen.

 

Onthouding en trouw promoten

Een halt toeroepen aan de AIDS-wereldepidemie is geen probleem van moraliteit van het condoomgebruik, maar een probleem van doeltreffende preventie voor de rampzalige gevolgen van het immoreel gedrag van de mensen. Paus Johannes-Paulus II heeft herhaaldelijk verkondigd dat de promotie van het condoomgebruik geen oplossing bood voor het probleem, omdat men daardoor niet het moreel probleem van het promiscue gedrag oplost. De vraag of de promotie van het condoom het risicogedrag in het algemeen aanmoedigt en de AIDS-pandemie verder verspreidt, is een vraag van statistische gegevens die men nog niet duidelijk kan vaststellen. Dat zij op korte termijn de graad van overdracht binnen de groepen met een hoge besmettingsgraad, zoals de prostituees en de homoseksuelen, vermindert, kan niet ontkend worden. Of zij ertoe neigt de besmettingsgraad bij de bevolkingen die in een promiscue omgeving leven en “seksueel bevrijd” zijn, te verminderen, of integendeel de risicogedragingen aan te moedigen, hangt af van talrijke factoren.

 

In de Afrikaanse landen zijn de acties tegen AIDS die gebaseerd zijn op de promotie van het condoom in het algemeen niet doeltreffend, gedeeltelijk omdat voor een Afrikaanse man de mannelijkheid wordt uitgedrukt door het feit het grootst mogelijk aantal kinderen te hebben. Voor hem wijzigt het condoom seks in een activiteit die geen zin heeft. Het is de reden waarom — en dat is een gewichtig argument ten voordele van de uitspraak van de paus — het in Uganda ingevoerd programma een der zeldzame is die doeltreffend waren. Zelfs als dit het gebruik van het condoom niet uitsluit, moedigt het een positieve verandering van het seksueel gedrag aan (trouw en onthouding), in tegenstelling tot de campagnes die op het condoom steunen, die ertoe bijdragen de betekenis van de menselijke liefde te verduisteren en zelfs te vernietigen.

 

De acties die onthouding en trouw promoten zijn beslist het enige middel om AIDS op lange termijn doelmatig te bestrijden. Er is dus geen reden opdat de Kerk de promotiecampagnes voor het condoom nuttig zou vinden voor de toekomst van de menselijke maatschappij. Maar de Kerk mag ook niet leren dat de personen die een immorele levensstijl hebben, het gebruik van het condoom zouden moeten achterwege laten.

 

Martin Rhonheimer is priester, doctor in de Filosofie, professor Ethiek en Politieke Filosofie. Dit artikel werd gepubliceerd in The Tablet op 10 juli 2004, onder de titel « The Truth about Condoms » (cf. http://www.thetablet.co.uk/article/2284 Deze tekst werd vanuit het Frans vertaald door Walter Van Goethem. De ondertitels zijn van onze redactie.


[1] Omtrent de definitie van contraceptie, cf. ook Humanae Vitae, veertig jaar later(noot van de redactie).