“Hoe in deze tijd over God spreken?” is het negende in een reeks van 10 artikels. In deze teksten trachten verscheidene auteurs een beschouwing te maken over de ideeën die de actuele wereld van filosofie, wetenschap en cultuur uitmaken, over de principes die vandaag onze manier van zien en handelen richting geven. Zij stellen zich ook vragen in verband met de troeven en de uitdagingen voor de christelijke boodschap in een postmoderne cultuur.
Is het mogelijk om over God te spreken in een cultuur die zich niet voor de waarheid en voor het goede interesseert? Kan de Kerk nog spreken als ieder beginsel van gezag in vraag gesteld wordt?
Het christendom is geen ideologie
Alvorens op die vragen te antwoorden moeten we misschien een misverstand voorkomen. Zoals kardinaal Ratzinger zei (Via Crucis in het Colosseum, 25-3-05): de postmoderniteit situeert ons “midden in het verval van de ideologieën”. In die context wordt iedere aanspraak op waarheid onthaald met scepticisme. De christelijke boodschap zelf loopt gevaar gezien te worden als één ideologie onder vele. Maar het geloof is geen ideologie, het is geen gesloten denksysteem, uitgewerkt door mensen. Het is ook geen mythologie.
Wat christenen beleven en verkondigen is niet ontstaan uit een menselijke gedachte, maar uit een goddelijk initiatief, van een God die hen tegemoet komt, van die God waarvan de heilige Paulus zegde: “ik leef in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf heeft overgeleverd voor mij” (Gal 2, 20). Alle religies ontstaan uit een zoektocht naar God. Maar in het christendom is het God die eerst naar de mens toekomt.
De menswording van het Woord, zijn lijden, zijn dood, zijn verrijzenis, dat allemaal zijn historische feiten. Zij liggen aan de oorsprong van het geloof. Hun geloofwaardigheid nagaan is zaak voor de apologetiek, een wetenschap waarvan wij het volle belang moeten herontdekken.
Maar deze voorafgaande voorwaarde volstaat niet, want er is meer nodig dan wetenschappelijke argumenten om het hart van wantrouwigen en gedesillusioneerden te raken. Overigens is het geloof niet het eenvoudig antwoord op een rationele bewijsvoering.
Het geloof heeft een dubbele dimensie: het is het instemmen met een waarheid maar ook, bovenal, instemmen met Diegene die deze waarheid openbaart, met Diegene die de Waarheid is (cf. Joh 14, 6). Zoals Benedictus XVI het formuleerde: “Christen zijn wordt niet in eerste instantie bepaald door een ethische beslissing of hoogstaand idee, doch door een ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon, die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft.” (Deus Caritas est, nr. 1)
Het gelaat van Christus ontdekken is actueler dan ooit, want tegenwoordig is het beeld machtiger dan het woord. Paris Match gebruikt in zijn publiciteit volgende slogan: “het gewicht van de woorden en de schok van de foto’s”. Het lijkt erop dat men vandaag de voorkeur moet geven aan “de schok van de foto’s”. Vooraleer uit te leggen wat men gelooft, moet men het tonen.
De dringende nood aan heiligheid
Johannes Paulus II zegt daarover in Novo Millenio ineunte (nr. 16): “‘We zouden Jezus willen ontmoeten’ (Joh. 12, 21). Dit verzoek werd aan de apostel Filippus gericht door enkele Grieken die ter gelegenheid van het Paasfeest op bedevaart naar Jeruzalem waren gekomen. Ditzelfde verlangen bezielt ons in dit Jubeljaar. Zoals die pelgrims tweeduizend jaar geleden, stellen onze tijdgenoten, vaak onbewust, aan de hedendaagse gelovigen dezelfde vraag: spreek niet enkel over Christus, maar toon ons wie Hij is.”
Er is maar één manier om Jezus zichtbaar te maken: namelijk door zelf ondanks al onze beperkingen en zwakheden een stralend beeld van Christus te zijn. Het is de heiligheid die Christus aanwezig maakt onder de mensen. We zouden moeten kunnen zeggen zoals de heilige Paulus: “Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal 2, 20) en Hij wordt dus zichtbaar in mij.
Johannes Paulus II beschreef de apostel van onze tijd aldus: “Wij hebben herauten van het Evangelie nodig, experten die de persoonlijke problemen van de mensen van vandaag kennen; met wie zij vreugde en hoop, verdrukking en droefheid kunnen delen; die terzelfder tijd verliefd zijn op God en Hem aanschouwen. Daarvoor zijn nieuwe heiligen nodig. De grote evangelisatoren van Europa waren de heiligen. Wij moeten de Heer vragen om de geest van heiligheid in de Kerk te vermeerderen en ons nieuwe heiligen te zenden om de hedendaagse wereld te evangeliseren” (Johannes Paulus II, toespraak tot de Europese bisschoppen, 11-10-85).
De heilige Josemaría zei hetzelfde met andere woorden: “Een geheim. Een publiek geheim: de wereldcrises ontstaan door een tekort aan heiligen. God wenst een handvol van ‛zijn’ mensen in iedere menselijke activiteit. En dan pax Christi in regno Christi — de vrede van Christus in het rijk van Christus” (De Weg, 301)
In een andere gedachte uit hetzelfde boek legt hij het verband uit tussen apostolaat, evangelisatie en innerlijk leven: “Het is nodig dat je een ‘man van God’ bent, een man van innerlijk leven, een man van gebed en offer. – Jouw apostolaat moet zijn als het overlopen van je leven ‘van binnen’.” (De Weg, 961)
En dit apostolaat, legt de heilige Josemaría uit, kan men niet realiseren met grote menigten maar in een vriendschapsrelatie, een vertrouwensrelatie, van persoon tot persoon, die groeit in familiekring, in de werkomgeving, in het sociale leven, enz. Waarachtige vriendschap houdt in dat men het goede dat men bezit deelt met wie men liefheeft. En wat groter goed kan een christen delen met zijn naasten dan Christus zelf?
De liefde van Christus zichtbaar maken
Evangelisatie maakt het onzichtbare zichtbaar, namelijk het leven van God in ons. Dit “overlopen” waarvan de heilige Josemaría spreekt kan men terugvinden in de redenering van paus Franciscus in Evangelii gaudium: “Alleen dankzij deze ontmoeting — of hernieuwde ontmoeting — met de liefde van God, die verandert in gelukkige vriendschap, worden wij bevrijd van ons geïsoleerd bewustzijn en het op onszelf betrokken zijn. Het lukt ons ten volle menselijk te zijn, wanneer wij meer dan menselijk zijn, wanneer wij God toestaan ons boven onszelf uit te tillen, om ons meest ware wezen te bereiken. Daar ligt de bron van de evangeliserende activiteit. Immers, als iemand deze liefde die hem de zin van het leven teruggeeft heeft opgenomen, hoe kan hij dan het verlangen bedwingen om het anderen mee te delen?” (nr. 8).
Het christendom verkondigen beperkt zich niet tot het zich beroepen op een zekere cultuur, op enkele waarden, op het behoren tot een bepaald segment van de maatschappij. Wij moeten de radicale zin van het woord “christen” herontdekken, “christianus” degene die van Christus is, die aan Christus toebehoort, die van Christus leeft, die het licht van Christus weerspiegelt: “Zeg niet: ‘het is onmogelijk voor mij om de anderen te beïnvloeden’, want als je christen bent is het onmogelijk dat dit niet gebeurt. Op dezelfde manier als wat in de natuur onbetwistbaar is: het is iets wat in de natuur van de christen ligt. Beledig God niet. Als je zegt dat de zon niet kan schijnen beledig je God. Als je zegt dat de christen niet nuttig kan zijn, beledig je God, je maakt een leugenaar van Hem. Het is gemakkelijker voor de zon om geen warmte en licht meer te geven, het zou gemakkelijker zijn voor het licht om gelijk te zijn aan de duisternis dan voor een christen om niet te stralen. Zeg niet dat het niet kan: het tegenovergestelde is onmogelijk. Beledig God niet. Als wij ons leven goed richten zal dit alles gebeuren als een soort natuurlijke consequentie. Het licht van de christen kan niemand ontgaan, zo een schitterende toorts kan door niemand verborgen worden.” (Heilige Johannes Chrysostomus, Homilie over de Handelingen van de apostelen).
Door buiten onszelf te treden openbaren wij aan de anderen “het beeld en de gelijkenis” (cf. Gen 1, 26) van God die in ons geprent is, want God is liefde. Hij is een God die “buiten zichzelf treedt” om ons te scheppen en ons te redden, omdat Hij ons bemint.
Een heel bijzondere realiteit weerspiegelt het beeld en de gelijkenis van God: de christelijke familie. Benedictus XVI zei van het huwelijk dat het “geroepen is om niet enkel voorwerp maar ook onderwerp van de nieuwe evangelisatie te zijn”. Van bij de oorsprong heeft God zijn “beeld en gelijkenis” ingeschreven in de echtelijke verbintenis en in de familie. God zelf is een “familie”, in de gemeenschap van liefde en waarheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Deze goddelijke “familie” weerspiegelt zich in de christelijke familie die als een “uitstalraam” is van de Liefde van God. Zij maakt de goddelijke Liefde zichtbaar en geloofwaardig. Zij is de leerschool voor de naastenliefde, voor de coherentie met de waarheid. Zij is zoals een schijnwerper in de nacht: geen enkel ideaal is aantrekkelijker dan de familie. Er is geen beter antwoord op de wanhoop. Het celibaat voor het Rijk Gods versterkt dit in plaats van dit getuigenis tegen te spreken: de Liefde van God is zo groot dat Hij kan roepen om te verzaken aan een zo grote realiteit als het huwelijk.
Een bijkomende troef: de “crisis”
Ongeluk is altijd voor iets goed. Men spreekt veel over “crisis” de laatste jaren. Om eruit te geraken moet men iets veranderen, we moeten onszelf veranderen, we moeten weg uit het conformisme en het “politically correct”, wat in christelijke taal “bekering” heet. “Het Griekse woord voor ‘zich bekeren’ betekent: herdenken, zijn eigen leefwijze en de gewone leefwijze in vraag stellen; God binnen laten in de criteria van zijn eigen leven; niet langer enkel oordelen volgens de heersende opinies. Zich bekeren betekent dus: niet leven zoals iedereen leeft, niet doen wat iedereen doet, zich niet gerechtvaardigd voelen bij twijfelachtige, slechte of dubbelzinnige handelingen omdat de anderen het ook doen; zijn eigen leven beginnen te bekijken met de ogen van God; en van daaruit, het goede zoeken, zelfs al is het hinderlijk; niet voortgaan op het oordeel van de massa, van de mensen, maar op het oordeel van God, met andere woorden: een nieuwe levenstijl, een nieuw leven zoeken” (J. Ratzinger).
Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Dit artikel werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck.