Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De gendertheorie: stand van zaken in Europa

3 oktober 2013

De Directeur van het European Center for Law and Justice (ECLJ) bestudeert de opgang van de gendertheorie in verscheidene landen van Europa. Wij publiceren hier een artikel dat hij aan dit probleem heeft gewijd.

 

Frankrijk

Het wetsontwerp Taubira op het [homoseksuele] huwelijk moet gezien worden in verband met een ander fundamenteel ontwerp van de huidige regering : het ontwerp tot “hersmelting van de school van de Republiek”, dat voor het ogenblik wordt besproken in de Assemblée Nationale. Dit wetsontwerp (…) voorziet, onder andere, het invoeren van een nieuw verplicht onderwijs van lekenmoraal en burgerlijke opvoeding, zowel als de bestrijding van de geslacht-stereotypes vanaf de jongste leeftijd. In de pers en in de Assemblée heeft de Minister van nationale opvoeding, Vincent Peillon, verduidelijkt dat “het doel van de lekenmoraal is : de leerling los te maken van alle vormen van determinisme : familiaal, etnisch, sociaal, intellectueel” om “iedere leerling toe te laten zich te ontvoogden”, want “het doel van de republikeinse school is altijd geweest een vrij individu voort te brengen”. Van uit dezelfde hoek heeft ook de Minister van Justitie Christiane Taubira aan de Assemblée verklaard dat “in onze waarden de opvoeding tot doel heeft de kinderen te onttrekken aan de sociale en religieuze vormen van het determinisme en er vrije burgers van te maken”.

Eén van deze vormen van determinisme zou zijn de identiteit van het geslacht ; de afbouw van de seksuele stereotypen wordt gezien als een middel tot ontvoogding van de kinderen. Het ontwerp tot “hersmelting van de school van de Republiek” voorziet thans dat “de opvoeding tot de gelijkheid van het geslacht” een opdracht wordt van de lagere school, vanaf de leeftijd van 6 jaar, “ten einde de categorieën van het geslacht (…) te vervangen door een opvatting van het geslacht die aantoont dat de verschillen tussen mannen en vrouwen niet gegrond zijn op de natuur, maar een historische constructie zijn die sociaal werd overgenomen”. Deze bedoeling komt ook tot uiting in het recent verslag van de Algemene Inspectie van Sociale Zaken die aanbeveelt dat de school zich zou inzetten in de “strijd tegen de seksuele stereotypes” “vanaf de jongste leeftijd”, dat zij de “ideologie van de complementariteit” man-vrouw zou afbouwen om “te komen tot een egalitaire maatschappij”. Met dit doel doet het verslag in het bijzonder de aanbeveling de benamingen “jongens” en “meisjes” te vervangen door de neutrale bewoordingen “vrienden” of “kinderen”, verhalen te vertellen waarin de kinderen twee vaders of twee moeders hebben, enz. Het gaat erom, zegt het verslag, de “seksuele verscheidenheid” tegen te gaan alsook het innerlijk opnemen door de kinderen van hun seksuele identiteit. Naast deze aspecten betreffende de gendertheorie geeft de door het project “tot hersmelting van de school van de Republiek” voorgestane lekenmoraal verder nog aanleiding tot ongerustheid. Dit ontwerp beoogt de maatschappij te hervormen via de school ; het is complementair aan het project Taubira dat het gezin “hersmelt” via het huwelijk. Zoals dhr. Peillon het aanduidt, “spant de regering zich in om te steunen op de jeugd om de geestestoestand te veranderen, o.a. vian een opvoeding tot eerbied voor de verscheidenheid van de seksuele oriëntaties”.  

Zo, wanneer de wet Taubira wordt aangenomen, zal de publieke school niet enkel “de seksuele stereotypes afbouwen” in de geest van de kinderen, maar hun bovendien leren dat het normaal is twee moeders te hebben (en een onbekende vader), of twee vaders (en een draagmoeder). Deze “ouderschappen” zullen aangeleerd worden als objectieve feiten (en niet als een keuze) en zullen dus niet vatbaar zijn voor enige morele beoordeling. De ouders die de natuurlijke moraal zouden willen doorgeven aan hun kinderen zullen in een valstrik terechtkomen : ze zullen aan hun kinderen moeten uitleggen dat ze niet moeten geloven al wat in de school gezegd wordt, maar dat ze moeten zwijgen om geen last te krijgen. Dat zal een duidelijke schending zijn van de natuurlijke rechten van de ouders. De ontwerpen en verklaringen van mevr. Taubira en dhr. Peillon getuigen ten andere ondubbelzinnig van hun intentie de rechten van de ouders niet te eerbiedigen, maar de kinderen los te rukken om ze vrij te maken. Dit recht werd nochtans herbevestigd in de grote verklaringen van de Rechten van de Mens na de tweede Wereldoorlog, als reactie op het nazi-, fascistisch en communistisch totalitarisme. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens erkent dat “het gezin het natuurlijk en fundamenteel element is van de maatschappij en dat het recht heeft op de bescherming van de maatschappij en de Staat” (art. 16.3) en dat “de ouders bij prioriteit het recht hebben de aard van de opvoeding voor hun kinderen te kiezen” (art. 26.3). Door het Internationaal Verdrag betreffende de burgerlijke en politieke rechten te bekrachtigen, hebben de Staten toegezegd “de vrijheid van de ouders te eerbiedigen om de godsdienstige en morele opvoeding van hun kinderen volgens hun eigen overtuiging te doen verzekeren” (art. 18.4). Nog uitdrukkelijker verkondigt de Europese overeenkomst van de mensenrechten dat “de Staat, in de uitoefening van de functies die hij opneemt op het gebied van de opvoeding en het onderwijs, het recht van de ouders deze opvoeding en dit onderwijs te verzekeren volgens hun godsdienstige en filosofische overtuiging, zal eerbiedigen” (bijkomend Protocol 1, art. 2).

Thans worden de rechten van het gezin terug aangevallen in naam van een project van maatschappij, niet meer gebaseerd op het gezin, maar op begrippen van verdraagzaamheid, niet-discriminatie en pluralisme en dat de mens beschouwt als een zuiver abstract individu. De macht van de Staat wordt weer uitgebreid, want door zich de zending te geven een “project van maatschappij” te verwezenlijken, geeft hij zichzelf de macht het te bepalen en het recht het op te leggen.

Waaraan de Franse ouders zullen het hoofd moeten bieden, hebben de Spaanse ouders reeds met succes getrotseerd. Daartegenover, hebben in Duitsland ouders verkozen veroordeeld te worden tot effectieve gevangenisstraffen eerder dan hun kinderen naar lessen van seksuele opvoeding te sturen. In Rusland is de toestand anders : de regionale regeringen nemen er, op verzoek van de gezinnen, wetten aan die de kinderen beschermen tegen de LGBT-propaganda [Lesbische- Gay-Biseksuele-Transseksuelen], maar ze moeten het hoofd bieden aan sterke druk van de Europese instellingen en lobby’s.

Spanje

Het ontwerp van dhr. Peillon is erg gelijkend op de lessen van “opvoeding tot het burgerschap” die waren ingesteld en opgelegd door de vroegere Spaanse regering van dhr. Zapatero. Het ging om het onderwijzen van een lekenmoraal, tamelijk anti-godsdienstig, met een sterke klemtoon op de gelijkheid van de geslachten en de kinderseksualiteit. De doelstelling van deze verplichte discipline, ingeschreven vanaf het lager onderwijs, was “het morele geweten van de kinderen op te bouwen”, hun “persoonlijke identiteit” en hun “emotie – en gevoels-opvoeding” te bewerken.

Een belangrijk deel van de Spaanse maatschappij heeft deze gang van zaken verworpen. De Partido Popular, de voornaamste rechtse partij, en ook de Spaanse Bisschoppenconferentie hebben ze eveneens aangeklaagd. De drie bisschoppen van Madrid hebben het moreel aanvaardbaar verklaard alle wettige middelen te gebruiken om de gewetensvrijheid te verdedigen, inbegrepen gewetensbezwaren in te roepen. Zeer spoedig hebben 55.000 gezinnen zich tot “gewetensbezwaarden” verklaard en hebben het deelnemen van hun kinderen aan deze lessen geweigerd. De ouders hebben meer dan 70 plaatselijke en regionale verenigingen opgericht om de bezwaarden te ondersteunen en dit onderwijs te bestrijden. Talrijke ouders zijn door de overheden vervolgd, bijna 2.300 rechtsprocessen werden ingesteld. In bijna negen gevallen op tien, in 2007 en 2008, hebben de lokale en regionale rechtbanken de regering veroordeeld wegens inbreuk op de rechten van de ouders. De ouders zijn echter gestrand voor het Hoogste Spaanse Hof dat hun geen fundamenteel recht heeft toegekend om zich tegen dit onderwijs te verzetten ; het heeft wel het bestaan van een risico van indoctrinatie erkend. Op 19 maart 2010 hebben 305 ouders het Europees Hof van de Rechten van de Mens gevat (met de hulp van de ECLJ) over de gronden van de Europese Overeenkomst van de Mensenrechten die zegt dat “de Staat, in de uitoefening van zijn werking die hij vervult op het gebied van de opvoeding en het onderwijs, het recht van de ouders deze opvoeding en dit onderwijs volgens hun godsdienstige en filosofische overtuigingen zeker te stellen, zal eerbiedigen” (Bijkomend Protocol 1, art. 2). Het Europees Hof heeft zich nog niet terzake uitgesproken. Het zal moeten oordelen of de lessen van opvoeding tot het burgerschap al dan niet een “doel van indoctrinatie nastreeft dat zou kunnen aanzien worden als niet-eerbiediging van de godsdienstige en filosofische overtuiging van de ouders” en nagaan of de “informaties of kennissen van het schoolprogramma op een objectieve, kritische en pluralistische wijze worden verspreid die de leerlingen toelaat ten opzichte van het feit godsdienst een kritische zin te ontwikkelen in een serene sfeer, met uitsluiting van ieder misplaatst proselitisme”. Het is niet gezegd dat het Hof Spanje zal veroordelen. In ieder geval heeft de nieuwe rechtse regering van Mariano Rajoy — ingevolge de volksmobilisatie — vanaf zijn verkiezing aangekondigd deze lessen te willen hervormen, en is ze reeds ermee begonnen.

Duitsland

Ouders hebben verkozen te worden veroordeeld tot effectieve gevangenisstraffen, eerder dan hun kinderen naar de lessen van seksuele opvoeding te sturen. Het programma van deze lessen, verplicht in alle privé- en openbare lagere scholen, is verschillend naargelang de Länder. In meerdere streken hebben ouders gevraagd dat hun kinderen tussen 7 en 9 jaar zouden worden vrijgesteld van deze lessen met de inhoud waarvan zij vooraf hadden kunnen kennis nemen. Op de weigering van de school zijn sommige ouders daarover heen gestapt en werden zij veroordeeld tot geldstraffen om hun kinderen thuis te hebben gehouden. Gaande tot het uiterste van hun gewetensbezwaar door deze boeten, — die zij aanzagen als inbreuken op hun ouderlijke rechten —, te weigeren te betalen, werden deze ouders tenslotte veroordeeld tot 43 dagen gevangenisstraf. Zulks is het geval van verscheidene gezinnen te Salzkotten, in het Rijnland. Sommige ouders met meer kinderen hebben verscheidene verblijven in de gevangenis doorgebracht.

Deze ouders hebben het Europees Hof van de Rechten van de Mens gevat, dat oordeelde dat Duitsland de ouders kan verplichten hun kinderen te onderwerpen aan deze lessen met het doel “de minderheden te integreren en te vermijden dat ‛parallelle maatschappijen‛ zouden gevormd worden die gemotiveerd zijn door een godsdienst of ideologie”. Betreffende het onderwijs van de gendertheorie aan de kinderen, heeft het Hof geoordeeld, in akkoord met de Duitse regering, dat de “seksuele opvoeding de verdraagzaamheid onder de menselijke wezens zou moeten aanmoedigen, hoe ook hun seksuele oriëntering of identiteit mag zijn”.

In andere zaken heeft het Europees Hof de veroordeling van de ouders die de deelneming van hun kinderen aan verplichte lessen van lekenmoraal hadden geweigerd, geldig verklaard, maar heeft het daarentegen geoordeeld betreffende humanistische ouders dat de verplichte aard van lessen van godsdienstcultuur hun rechten had geschonden.

Rusland

In Rusland heeft op verzoek van gezinsverenigingen en van de orthodoxe Kerk, een groeiend aantal Russische regio’s, — negen tot op heden, waaronder Sint Petersburg en Kaliningrad, — wetten aangenomen met het doel de kinderen te beschermen tegen de “homoseksuele propaganda”. Deze wetten, waarvan de eerste werd aangenomen in 2006 ingevolge homoseksuele manifestaties die de bevolking hadden geschokt, hebben als doel de kinderen te beschermen tegen boodschappen die op agressieve en gunstige wijze LGBT-praktijken voorstellen of deze voorstellen als evenwaardig met echtelijke relaties. Op 25 januari ll. heeft het Russisch Parlement, de Douma, in eerste lezing quasi-eenstemmig een wetsontwerp aangenomen dat dit verbod uitbreidt tot het gehele territorium van de Russische Federatie. De Regering handelt vanuit zijn verantwoordelijkheid “de kinderen te beschermen tegen de informatie die hun gezondheid en hun morele en geestelijke opgroei in gevaar brengt”, in het bijzonder deze die de gezinswaarden kunnen aantasten. Deze wetten zijn geen geïsoleerd verschijnsel : de gay prides worden dikwijls verboden, en Rusland kondigde aan geen Russische kinderen te willen toevertrouwen aan de internationale adoptie door paren van hetzelfde geslacht.

In de internationale instellingen

Waarom het hier gaat in het debat over de school, het huwelijk en het gezin, is de structuur en de natuur van de maatschappij : het huwelijk, de school en het gezin zijn onderling afhankelijk en bepalen in ruime mate de maatschappij. Men moet erkennen dat dit debat tegenover elkaar stelt het gewone volk (de straat), en een zogenaamde “verlichte elite” waarvan het sociale project — zoals de gendertheorie — weinig vatbaar is voor niet-ingewijden. Het debat speelt zich ook af binnen de internationale instellingen die bewust de verantwoordelijkheid opnemen de maatschappij van morgen te bepalen en op te zetten. Het Europees Hof omschrijft zichzelf als “het geweten van Europa”.  

Rusland wordt thans fel bekritiseerd door de verschillende instellingen van de Europese Unie (Brussel) en van de Raad van Europa (Straatsburg). Het Europees Parlement, Mevr. Ashton, die de Europese diplomatie vertegenwoordigt, de Parlementaire Vergadering en het Ministercomité van de raad van Europa hebben alle de Russische wetten die de “homoseksuele propaganda bij minderjarigen” verbiedt, veroordeeld. De LGBT-organisaties voeren zeer actief strijd. Het Ministercomité van de Raad van Europa deelde zijn “grote bezorgdheid” mede en vroeg aan Rusland zich in te zetten om het advies te volgen dat de “Commissie van Venetië” moet uitbrengen. Het doel van deze drukking is te vermijden dat het ontwerp van federale wet in mei e.k. definitief zou worden aangenomen in tweede lezing door de Douma.

De Europese instellingen bevestigen dat deze Russische wetten de rechten van de mens schenden, terwijl ze als bedoeling hebben de bescherming van het gezin, van de moraal en de gezondheid van de kinderen, en geen aanslag betekenen op de vrijheid van uitdrukking, noch op het privé-leven van de homoseksuelen. Russische familiale NGO’s geven antwoord aan internationale pro-LGBT-NGO’s. De Russen hebben weinig kans gehoord te worden omtrent dit onderwerp, dat heel belangrijk is geworden in de orde van de politieke prioriteiten van de Europese en Amerikaanse instellingen ; toch hebben zij de vaardigheid te weerstaan aan deze drukking.

De promotie van de gendertheorie is niet beperkt tot de school. Het probleem is in feite veel ruimer. De rechten van de ouders komen in botsing met de algemene politiek van niet-discriminatie volgens de seksuele geaardheid waarin de promotie van de gendertheorie zich situeert. De vraag die zich stelt in de school, stelt zich evenzeer in de rest van de maatschappij. Op dit gebied werden reeds talrijke personen gestraft om hun morele weigering van de homoseksualiteit. Het geval van Engeland is een voorbeeld : sedert het aannemen in 2010 van een wet op de gelijkheid en de niet-discriminatie worden de sancties en de veroordelingen talrijker. Zo zag een echtpaar zich het genoegen geweigerd een gastgezin te zijn wegens zijn oordeel over de homoseksualiteit ; een dokter diende zijn werk binnen een sociale dienst te verlaten na te hebben geweigerd deel te nemen aan een beslissing kinderen toe te vertrouwen aan paren van hetzelfde geslacht ; katholieke adoptieagentschappen werden gedwongen hun activiteiten stop te zetten wegens hun weigering kinderen toe te vertrouwen aan de adoptie door paren van hetzelfde geslacht ; een bediende van de burgerlijke stand en een huwelijksconsulent werden afgedankt na in geweten hun ongeschiktheid te hebben geuit een paar van homoseksuelen seksuele raad te geven en hun burgerlijk huwelijk te vieren. Het Europees Hof heeft deze afdankingen niet als een misbruik aangezien. Zo ook is het in Spanje waar een magistraat die een medische expertise had gevraagd om uit te maken of het in het belang van het kind was geadopteerd te worden door de partner van zijn moeder, voor tien jaar geschorst werd omdat deze expertiseopdracht een ontwijkend maneuver zou zijn en een homofobe akte.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van een verschijnsel dat zich dreigt te veralgemenen, vooral wanneer de Europese Unie het voorstel aanneemt tot “aanbeveling van de Raad betreffende het invoeren van het principe van gelijke behandeling tussen personen, zonder onderscheid van godsdienst of overtuiging, van handicap, ouderdom of seksuele geaardheid”.

Deze tendens is sterk, maar niet onvermijdelijk, zoals de Spaanse en de Russische voorbeelden ervan getuigen. Een ander recent voorbeeld: een ontwerp van de Raad van Europa “betreffende de rechten en het juridisch statuut van de kinderen en de ouderlijke verantwoordelijkheid” dat het huwelijk, de adoptie, de PMA (Medisch geassisteerde procreatie) voor paren van hetzelfde geslacht en zelfs de draagmoeders (de GPA) bekrachtigde, is uiteindelijk verworpen door het Ministercomité na een intense arbeid van “contra-lobbying”. De doelstelling van deze aanbeveling was het gezin te grondvesten op de enkele wil (en niet op de biologie) en het principe van aanvaarding en gelijkschakeling van alle types van verbond en procreatie te stellen (adoptie, PMA, GPA “voor allen”).

Dus, manifesteren om het intrekken te vragen van de wet Taubira, is ook manifesteren voor de bescherming van de gewetensvrijheid van de ouders en hun onvervreemdbaar recht hun kinderen op te voeden in de eerbied van de fundamentele morele waarden, in het bijzonder het complementaire man-vrouw, de seksualiteit en de zin van de waarheid. Er is haat en geweld tegen het morele geweten, het huwelijk en het gezin die worden aangevoeld als hinderpalen voor de individuele vrijheid, de emancipatie … en de ideologische greep van de openbare macht.

De ervaring van Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Spanje tonen de Franse gezinnen dat niets van vooraf uitgemaakt is en dat diverse scenario’s mogelijk zijn. Wat zal gebeuren in Frankrijk zal bepalend zijn voor Europa en zal afhangen van de mobilisatiegraad en het politieke geweten van de gezinnen en van de bisschoppen. In de grond is de enige strategie : te tonen waarin de echte vrijheid bestaat, gebaseerd op de waarheid. De waarheid is niet ongenaakbaar : het is de waarheid dat ieder kind een vader heeft en een moeder, en deze nodig heeft. Omdat deze kinderen van de ouders zijn en niet van de Staat, heeft het openbaar gezag de plicht tot eerbiediging van de rechten van de ouders om hun kinderen op te voeden.

Het getuigen van de vrijheid en van de waarheid gaat door de familiale opvoeding, maar ook door de openbare manifestatie, en zo nodig door het gewetensbezwaar.

Grégor Puppinck is Doctor in de Rechten en Directeur van het European Centre for Law and Justice. Deze tekst werd gepubliceerd op 5 april 2013, door het Agentschap Zenit. Bron : http://www.zenit.org/fr/articles/le-gender-pour-tous-et-les-droits-des-parents waar men in het bijzonder alle bibliografische refertes van dit artikel kan raadplegen. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.