Prof. Touze legt de discipline van het priestercelibaat uit, vertrekkend van de totale zelfovergave van Christus waarmee de priester zich vereenzelvigt in de Eucharistie.
Eerwaarde Heer Touze, waarom een boek publiceren met als titel “De toekomst van het priestercelibaat”?
— Om de kleine profeet te spelen! Tientallen jaren reeds kondigt men aan dat “de volgende paus” het celibaat niet meer verplicht zal maken, en dat de huidige (Johannes XXIII, Paulus VI, Johannes Paulus II en nu Benedictus XVI) het niet doet omdat hij te behoudsgezind is, of gegijzeld door de curie, naargelang de mythe die men hanteert. Ik van mijn kant geloof dat de Kerk steeds meer de band ontdekt die het celibaat met de priesterwijding verbindt, en dat de toekomst meer celibaat is, beter en heiliger beleefd.
U spreekt over een “band”’ tussen celibaat en priesterwijding: waaraan denkt u?
— Ik denk aan teksten zoals de encycliek Sacerdotalis caelibatus van Paulus VI, of de apostolische exhortaties Pastores dabo vobis van de eerbiedwaardige Johannes Paulus II en Sacramentum caritatis van Benedictus XVI. De pausen onderstrepen er niet alleen de band celibaat-priesterschap, maar zij verduidelijken eveneens de aard ervan, door een hoofdreden voor het priestercelibaat te bevestigen, de bruilofts- of eucharistische reden. Dat wil zeggen de afspiegeling van Christus’ offer voor de Kerk op het priesterschap. Als dienstknecht van Christus-Bruidegom die gestorven is op het kruis, altaar van zijn bruiloft met de Kerk, wordt de priester, specifiek met de Redder vereenzelvigd, geroepen om het offer te hernieuwen, met name door zijn celibaat.
De duidelijk meer eucharistische context van Sacramentum caritatis geeft naar mijn mening de sleutel van deze reden. Deze eucharistische theologie van het celibaat stelt de priester voor de belangrijkste opdracht van zijn roeping, de Mis, en bevestigt hem hoezeer de woorden van de consecratie vorm moeten geven aan zijn eigen offerande voor het heil van de wereld. De bedienaar leert zich inwendig en uitwendig met Jezus Christus te vereenzelvigen, die hij werkelijk aanwezig stelt, om zelf ook openlijk priester en slachtoffer te worden, om als dienaar te leven wat Benedictus XVI “de eucharistische logica van het christelijke bestaan” noemt.
Nochtans worden gehuwde mannen in de katholieke Kerk tot priester gewijd…
— Ja, het is waar dat in sommige oosterse katholieke kerken een deel van de priesters getrouwd zijn, en het is eveneens het geval in de oosterse kerken die van Rome zijn gescheiden. In de Latijnse Kerk, die de meerderheid van de katholieken verenigt en waarvan de priesters ongehuwd zijn, bestaan er eveneens uitzonderingen, met name voor bepaalde gereformeerde bedienaars die tot de volle gemeenschap met de Kerk toetreden. Maar het moet eveneens gezegd dat in de christelijke gemeenschappen die in de strikte zin van het woord “Kerken” zijn (omdat zij rechtsgeldig de priesterwijding en de Eucharistie hebben behouden), de bisschop, die de volheid van het wijdingssacrament heeft ontvangen, altijd ongehuwd is.
Men hoort soms zeggen dat de roepingencrisis overwonnen kan worden door het priesterschap open te stellen voor getrouwde mannen.
— De “roepingencrisis” is niet universeel, zij treft vooral de westerse landen, in volle demografische winter en met vaak slecht geïnformeerde gemeenschappen die niet goed weten wat het priesterambt inhoudt, en soms meer algemeen wat het geloof van de Kerk en de heiligheid in Jezus Christus betekent. In kroostrijke gezinnen, doordrongen van een waar en geleefd geloof, zullen roepingen tot alle levensstaten opbloeien. Bovendien bestaat de roepingencrisis eveneens bij de protestanten, van wie de bedienaars wel gehuwd mogen zijn. Verder houdt het wijden van getrouwde mannen eveneens het gevaar in dat men de universele roeping tot heiligheid, het hart van het Leergezag van Vaticanum II, vergeet: de eerste taak van leken, vrouwen en mannen, getrouwd of ongetrouwd, is het heiligen van de tijdelijke structuren, en niet de vervanging van de geestelijken.
De laatste tijd hoort men eveneens zeggen, dat het priestercelibaat de oorzaak zou zijn van de pedofilieschandalen. Wat staat hier op het spel?
— Tegenover de schandalen die u vermeldt, zijn de belangrijkste taken van de kerkgemeenschap vooreerst de begeleiding van de slachtoffers, maar ook de preventie, alles doen opdat deze gevallen zich niet meer herhalen. Dus voorzichtig zijn met de selectie van kandidaten voor het priesterschap, hun leren om oprechtheid in de geestelijke leiding te beleven. Een jongeman met een verstoorde affectiviteit kan heilig worden; hij moet leren om in onthouding te leven, wellicht om geneeskundige bijstand te ontvangen. Maar hij zal geen priester kunnen worden.
Het priestercelibaat zou — ik speel advocaat van de duivel — een uitvinding van de Middeleeuwen zijn, meer nog, “middeleeuws”…
— Men zegt steeds weer “middeleeuws”. We vergeten te vaak de recente opleving van de geschiedschrijving over het priestercelibaat, ik denk aan Alfons Maria Stickler, Christian Cochini en meer recent en uitgebreid, aan Stefan Heid. Deze auteurs hebben aangetoond dat de bisschoppen en de priesters in de 4 e eeuw ofwel ongetrouwd, of in onthouding leefden sinds hun wijding als zij gehuwd waren, dat zij geen echtelijke betrekkingen hadden. Dit lijkt me een eerste verworven feit van deze historiografische school, die mij ervan overtuigd heeft dat deze discipline reeds tijdens de vorige eeuwen beleefd werd. De canons van de 4 e eeuw hebben dus alleen maar op schrift gesteld wat eerder als een gewoonte werd beleefd die kracht van wet had. Derde verworvenheid van dit nieuwe gezichtspunt: het oosters concilie in Trullo van 691 zou zijn afgestapt van de oorspronkelijke traditie, door priesters – niet de bisschoppen – toe te laten om gebruik van hun huwelijk te maken. Deze oosterse nieuwigheid, door de universele Kerk pas in de 16 e eeuw aanvaard, is dus het afschaffen van de onthouding voor getrouwde priesters.
U stelt voor om het priesterschap te herdefiniëren “van boven af”, vertrekkend bij de figuur van de bisschop die de “volheid van het priesterschap” geniet; is de priester dan niet “ten volle priesterlijk”?
— De enige priester van het Nieuwe Verbond is Jezus Christus. Alle gelovigen hebben deel aan zijn priesterschap door hun doopsel en moeten leren om priesters van hun dagelijks leven te worden, door het aan te bieden aan God als een daad van eredienst. Priesters en bisschoppen ontvangen door hun wijding een specifieke gave, waardoor ze in de Kerk de gaven van Christus, als Hoofd van zijn lichaam, kunnen verspreiden, door de sacramenten, prediking en bestuur. En de bisschop heeft, zoals aangegeven door Vaticanum II, de volheid van het wijdingssacrament. Er is dus een sacramenteel onderscheid tussen de priester en de bisschop, maar tegelijkertijd een sterke wederzijds verband: het concilie heeft de theologie van het priesterschap opgebouwd vanaf het bisschopsambt, en men begrijpt vandaag steeds meer de priester in het licht van de bisschop. Ik geloof dat er een parallellisme van betekenissen bestaat tussen de graden van wijding (bisschop of priester, – ik wil het hier niet over de diakens hebben) en de graden van onthouding/celibaat die gevraagd worden van de bedienaar (zonder uitzondering voor de bisschop, met enkele uitzonderingen voor de priester). De volheid van de wijding komt overeen met de maximale zichtbaarheid van de eucharistische zelfgave, in onverminderde celibaat/onthouding. Maar als de bisschop celibaat/onthouding moet beleven, hoe meer men de priester, zoals vandaag, definieert vanuit de bisschop, hoe meer men zich zou moeten afvragen in welke mate alle priesters zich aan dezelfde discipline moeten onderwerpen, wegens de logica van het ontvangen sacrament.
U voorziet voor het priestercelibaat een toekomst van heiligheid en vrijheid. Misschien had u de “zuivering” die de Kerk sinds enkele maanden doormaakt niet voorzien toen u uw boek schreef. Herhaalt u nu hetzelfde, ondanks de “pijnlijke” actualiteit?
— Nog meer! Een theologie van het celibaat die de sacramentele dimensie ervan onderstreept roept immers op tot heiligheid. Het nr. 24 van de Apostolische Exhortatie Sacramentum caritatis – over het celibaat – versterkt aldus de uitnodiging opdat de priester zich opent voor de “toewijding”, aan “de exclusieve offergave van zichzelf”, aan “zijn zending tot en met het kruisoffer”, aan “de totale en exclusieve toewijding aan Christus, aan de Kerk en aan het Rijk van God”. Als de theologie die vandaag met name door het Leergezag wordt aangeboden, waarachtig wordt aanvaard en in de Kerk toegepast, zou de toekomst van het celibaat een toekomst van vrijheid, van gave, van priesterlijke heiligheid moeten zijn.
Met andere woorden is er voor u geen alternatief: het antwoord op de “crisis” is de heiligheid?
— Ik werd steeds getroffen door deze woorden van de heilige Josemaría Escrivá: “Een geheim. – Een publiek geheim: de wereldcrises ontstaan door een tekort aan heiligen.” Het enige goede antwoord op de crisissen in de Kerk en de wereld is de bekering, de heiligheid. En er is maar één heiligheid, want er is slechts één heilige, God die wij prijzen door te zingen: “Heilig, Heilig, Heilig de Heer”. Hij heeft zichzelf zichtbaar gemaakt in de wereld in Jezus Christus; heilig worden, of proberen om het te worden, is het leven van de Redder weerspiegelen in onze omstandigheden, zijn zelfgave uit liefde naleven.
Laurent Touze is priester en professor spirituele theologie aan de Pauselijke Universiteit van het Heilig Kruis (Rome). In het Jaar van de Priester heeft hij een actueel boek gepubliceerd: « L’avenir du célibat sacerdotal » (Parole et Silence / Lethielleux). Dit interview werd door het agentschap Zenit gepubliceerd onder de titel “L’avenir du célibat sacerdotal” ( http://www.zenit.org/article-24503?l=french) . Het werd vertaald door Jos en Helene Van Dyck.