In een recent artikel, denkt de aartsbisschop van Mechelen-Brussel na over het begrafenisceremonieel. Hij doet dit n.a.v. een bezoek aan een Brussels crematorium.
Tijdens mijn pastoraal bezoek aan het dekenaat Vilvoorde in januari heb ik veel mogen ontdekken, niet in het minst de werking van een crematorium. Het was de eerste keer dat ik een dergelijk heiligdom van de moderne doodsindustrie betrad. Ik was diep onder de indruk.
Dankzij de hoffelijkheid van de directie konden wij — de confraters die mij vergezelden, een protestantse bedienaar, twee vertegenwoordigers van de vrijzinnigheid en ikzelf — alle fases van de werking zien. Het hele proces duurt ongeveer tachtig minuten. Omdat er drie ovens naast elkaar staan, kan men door een venster de verschillende momenten van de verbranding tegelijk zien. Zodra een kist met stoffelijk overschot in de oven met een temperatuur van meer dan 800 graden wordt gebracht, vat die krachtig vuur. Aanvankelijk ziet men dus enkel vlammen. Als men overgaat naar de volgende oven, waarin reeds een lichaam werd gebracht, ziet men het volledige skelet met in het centrum een zwarte massa: de borstkas met de longen en het hart, de lichaamsdelen die het moeilijkst verbranden. In de laatste fase van het proces rest slechts roodgloeiende as, die wat lijkt op gloeiende kolen. Op dat moment is de temperatuur gedaald en opent een werknemer de deur van de oven. Met een soort hark verzamelt hij de as en doet het in een bakje. Hieruit wordt nadien de as voor de urne genomen, maar ook voor enkele kleine tubes in de vorm van reageerbuisjes die de familie kan meenemen. Deze technische benadering van de dood (ongeveer 25 crematies tussen 8 uur ‘s morgens en 8 uur ‘s avonds) maakte op mij een macabere indruk.
De katholieke Kerk is niet radicaal gekant tegen cremeren, maar heeft wel een duidelijke voorkeur voor begraven. Als ik het commentaar van de beheerders van het crematorium goed begrepen heb, kiezen gelovigen van de orthodoxe Kerk en van het jodendom en de islam, zelden of nooit voor crematie, ook al kost die minder dan een begrafenis. Ik loof de kracht van de overtuiging van mensen die geen crematie van hun bloedverwanten wensen en die bereid zijn daar een prijs voor te betalen.
De katholieke Kerk verkiest de teraardebestelling boven de crematie om een symbolische reden. Het herleiden tot as, zeker als het gevolgd wordt door de verspreiding ervan, suggereert een vernietiging van ons aardse lichaam, een volledige vervluchtiging. Wat in de aarde geschiedt, is zeker niet mooi om te zien. Maar het roept het beeld op van de graankorrel die, aan de aarde toevertrouwd, wel vergaat, maar om opnieuw geboren en eeuwig vruchtbaar te worden. Vandaar dat christenen de teraardebestelling verkiezen. Bovendien beschikt elke parochie tot in het kleinste dorp over een kerk waarin de gemeenschap familie en vrienden kan verzamelen rond het lichaam van de overledene. De andere christelijke belijdenissen en de vrijzinnigen hebben dat voordeel niet en kiezen voor hun vieringen gemakkelijker voor het crematorium. De katholieke Kerk weigert niet om hier een gebedsmoment te houden, evenmin als op het kerkhof, maar zij zal altijd resoluut de voorkeur geven aan de liturgie in de kerk en de begrafenis op het kerkhof.
In deze getuigenis weerspiegelt Mgr. Léonard een bepaling van het kerkelijk wetboek : “Met aandrang beveelt de Kerk aan de vrome gewoonte te bewaren om de lichamen van de overledenen te begraven ; zij verbiedt nochtans de crematie niet, tenzij deze laatste gekozen werd om redenen die met de christelijke leer in strijd zijn” (n. 1176, § 3). |
Deze tekst werd als hoofdartikel gepubliceerd in het tijdschrift Pastoralia van april 2013, met als titel “Zoals de graankorrel in de aarde geworpen…”