Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Bekering en zending van de priester

28 juni 2010

Op 9 juni jongstleden, gaf kardinaal Joachim Meisner, aartsbisschop van Keulen, een lezing over “bekering en zending”.

 

 


Deze lezing werd gehouden in Rome, in de basiliek van Sint-Paulus buiten de Muren, ten overstaan van duizenden priesters, die samengekomen waren ter gelegenheid van de slotceremonies van het Jaar van de Priester. We publiceren er hier enkele veelbetekenende fragmenten uit.

 

“Een van de meest tragische verliezen die onze Kerk in de tweede helft van de twintigste eeuw ondergaan heeft, is het verlies van de Heilige Geest in het sacrament van de verzoening. Voor ons, priesters, heeft dat een ontzettend verlies veroorzaakt van onze inwendige identiteit. Wanneer gelovigen mij vragen: ‘Hoe kunnen wij onze priesters helpen?’, antwoord ik hen altijd: ‘Ga biechten bij hen!’ Wanneer de priester geen biechtvader meer is, wordt hij een religieuze sociaal werker.”

 

(…)

 

“De wonderwerken van God gebeuren nooit onder de schijnwerpers van de wereldgeschiedenis. Ze verwezenlijken zich altijd terzijde: precies, aan de poorten van de stad [zinspeling op de bekering van Sint-Paulus] , zo ook in het geheim van de biechtstoel. (…) Grote gevolgen bekomen via kleine oorzaken maakt deel uit van de strategie van God. Een overwonnen Paulus aan de poorten van Damascus, wordt de veroveraar van de steden van Klein-Azië en van Europa. (…) De Kerk is de ‘Ecclesia semper reformanda’ en in haar, zijn zowel de priester als de bisschop een ‘semper reformandus’ , die, zoals Paulus in Damascus, steeds opnieuw van hun paard moeten geworpen worden, om te vallen in de armen van de barmhartige God, die ons vervolgens de wereld instuurt.”

 

“(…) in ons pastoraal werk is het niet voldoende om correcties te willen aanbrengen, enkel aan de structuren van onze Kerk, om haar een aantrekkelijker gezicht te kunnen geven. Dat volstaat niet! Wat er nodig is, is een verandering van het hart, van mijn hart. Slechts een bekeerde Paulus heeft de wereld kunnen veranderen, en niet een ingenieur van kerkelijke structuren. Wanneer de priester ondergedompeld is in de levensstijl van Jezus, wordt hij zodanig bewoond door Hem dat Jezus zelf, ìn de priester, waarneembaar wordt voor de anderen. In Johannes lezen we: ‘ ‘ Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden.'(Joh 14, 23). Dat is niet enkel een mooi beeld! Als het hart van de priester God bemint en in de genade leeft, komt God, Eén en Drie-enig, persoonlijk in het hart van de priester wonen. Zeker, God is alomtegenwoordig. God woont overal. Heel de wereld is als een grote kerk van God, maar het hart van de priester is als een tabernakel in de kerk. Daar is het dat God in u woont op een geheel mysterieuze en bijzondere wijze.”

 

“Het grootste obstakel om Christus toe te staan om – dóór ons – waargenomen te worden door de anderen, is de zonde. Zij verhindert de aanwezigheid van de Heer in ons bestaan en dat is waarom er voor ons niets méér nodig is dan bekering, ook met het oog op de zending. Het gaat kortweg om het sacrament van boetvaardigheid. Een priester die niet geregeld te vinden is aan ofwel de ene, ofwel de andere kant van het tralievenster van de biechtstoel, ziet zijn ziel permanente letsels oplopen. Hier stellen we zeker één van de belangrijkste oorzaken vast van de veelvoudige crisis waarin de priester in terechtgekomen is in de laatste vijftig jaar. De geheel bijzondere genade van het priesterschap zit hem precies in het feit dat de priester zich ‘thuis’ kan voelen aan beide kanten van het tralievenster van de biechtstoel: als biechteling en als bedienaar van de vergiffenis. Wanneer de priester zich verwijdert van de biechtstoel, komt hij in een ernstige identiteitscrisis terecht. Het sacrament van boetvaardigheid is dé geprivilegieerde plaats van de verdieping van de identiteit van de priester, die geroepen is om te zorgen dat hijzelf en de andere gelovigen zich verdringen rondom de volheid van Christus.”

 

“In het priesterlijk gebed spreekt Jezus tot de zijnen en tot onze hemelse Vader over deze identiteit: ‘Ik vraag U niet hen uit de wereld weg te nemen, maar hen te behoeden voor de macht van het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. Maak hen toegewijd aan U in de waarheid; uw woord is waarheid.’ (Joh 17, 15-17). In het sacrament van boetvaardigheid gaat het erom de waarheid in ons te maken. Hoe is het mogelijk dat het ons niet bevalt de waarheid in de ogen te kijken?”

 

(…)

 

“Dikwijls houden we niet van die expliciete vergiffenis. En nochtans openbaart God zich nooit zozeer als God dan wanneer Hij vergeeft. God is liefde! Hij is de gave van zichzelf in persoon. Hij geeft de genade van de vergiffenis. Maar de sterkste liefde is de liefde die het voornaamste obstakel tot de liefde overwint, te weten de zonde. De grootste genade is genade verleend te worden, en de kostbaarste gave is het feit van zich te geven, dat is de vergiffenis. Indien we geen zondaars waren, die meer nood hebben aan vergiffenis dan aan dagelijks brood, zouden we de diepte van het goddelijk Hart niet kunnen kennen. De Heer onderstreept dit op expliciete wijze: ‘Ik zeg u, zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben.’ (Luc 15, 7) Waarom (…) wekt een sacrament, dat een dergelijke vreugde oproept in de Hemel, zoveel antipathie op aarde? Dat is te wijten aan onze trots, aan de voortdurende neiging van ons hart om zich te verschuilen, om tevreden te zijn over zichzelf, om zich te isoleren, om zich in zichzelf op te sluiten. (…) Enkel de nederigheid van een kind, zoals bij de heiligen, laat ons toe om met vreugde het verschil tussen onze onwaardigheid en de luister van God te verdragen.”

 

(…)

 

“Daarom wordt voor mij de spirituele rijpheid van een kandidaat tot het priesterschap duidelijk door het feit dat hij geregeld – op zijn minst één keer per maand – het sacrament van de verzoening ontvangt. (…) Als iemand geen zoon meer is van de hemelse Vader, kan hij geen priester worden, want de priester is door het doopsel vóór alles zoon van de Vader en, vervolgens, door de priesterwijding, is hij, met Christus zoon in de Zoon. Enkel dan zal hij echt broeder van de mensen kunnen zijn.”

 

(…)

 

“De zogezegde crisis van het sacrament van boetvaardigheid is niet enkel te wijten aan het feit dat men niet meer komt biechten, maar dat wij priesters niet meer aanwezig zijn in de biechtstoel. Een biechtstoel waar een priester aanwezig is, in een lege kerk, is het meest treffende symbool van het geduld van God die wacht. Zo is God. Hij wacht heel ons leven op ons. In mijn vijfendertig jaar bisschoppelijk ambt, ken ik pakkende voorbeelden van priesters, die elke dag aanwezig waren in de biechtstoel, zonder dat er één biechteling kwam; tot wanneer, een zekere dag, na maanden of jaren wachten, de eerste biechteling eindelijk opdaagde. Zo, om het zo te zeggen, is de situatie gedeblokkeerd. Van toen af aan is de biechtstoel begonnen druk bezocht te worden.”

 

(…)

 

“Onze aanwezigheid, aan beide kanten van het tralievenster van de biechtstoel, brengt ons ertoe, door onze getuigenis, toe te staan dat Christus waarneembaar wordt voor het volk van God. Om het duidelijk te stellen met een negatief voorbeeld: wie in contact komt met radioactieve materie, wordt zelf radioactief. Als hij vervolgens in contact komt met een ander, zal deze op zijn beurt besmet worden door de radioactiviteit. Laat ons dat nu toepassen op een positief voorbeeld: wie in contact komt met Christus, wordt ‘Christo-actief”. En als dan de priester, die ‘Christo-actief’ is, in contact komt met anderen, zullen dezen zeker ‘besmet’ worden door zijn ‘Christo-activiteit’. Dat is onze zending, zoals ze opgevat is en aanwezig geweest is vanaf het begin van het christendom. De mensen verdrongen zich rond de persoon van Christus om Hem aan te raken, zelfs als was het maar de zoom van zijn kleed. En zelfs wanneer dat gebeurde terwijl hij met zijn rug naar hen stond, werden ze genezen: ‘omdat er een kracht van Hem uitging die iedereen genas.’ (Luc 6, 19).”

 

(…) “Enkel als we de barmhartige God ervaren hebben, kunnen we barmhartige broeders voor de anderen worden. Wie weinig vergeeft, bemint weinig. Wie veel vergeeft, bemint veel. Wanneer we de biechtstoel verlaten, die het vertrekpunt van onze zending is – of het nu aan de kant van de biechteling is, of aan die van de biechtvader – dan zouden we iedereen willen omhelzen, om hun vergiffenis te vragen. En dat gebeurt vooral wanneer we gebiecht hebben.”

 

De volledige tekst, in het Italiaans, bevindt zich op http://www.clerus.org/clerus/dati/2010-06/09-13/Meisner_it.html . De vertaling werd verzorgd door Filip Abts.