De Kerk wordt regelmatig aan de schandpaal genageld omdat ze het gebruik van het condoom tegen de verspreiding van AIDS afkeurt.
Deze houding vloeit niet alleen voort uit een wijze morele leer, maar wordt ondersteund door stevige wetenschappelijke bewijzen. Dit is de stelling van een recent door het National Catholic Bioethics Center (NCBH) te Philadelphia gepubliceerd boek. In het werk dat de titel draagt “Affirming Love, Avoiding AIDS: What Africa Can Teach the West” , leggen de auteurs Matthew Hanley en Jokin de Irala uit waarom de pogingen om een halt toe te roepen aan de HIV-verspreiding in Afrika, voornamelijk gebaseerd op het gebruik van condooms, zo weinig succes heeft gekend.
Hanley was tot 2008 technisch adviseur voor HIV/AIDS van de Catholic Relief Services en is specialist in het voorkomen van besmetting met HIV; de Irala is adjunct-directeur van het Departement van Preventieve Geneeskunde en Openbare Gezondheid aan de Universiteit van Navarra in Spanje.
Het boek begint met een vaststelling: bijna alle westerse instellingen die bezig zijn met dit probleem, zijn het eens om te zeggen dat de beleidsregelen die het risico willen verminderen, —zoals de promotie van het condoom—, prioritair moeten zijn. Deze beschouwingen, die de auteurs bestempelen als het “ AIDS establishment ”, zijn eerder gericht op technische oplossingen dan op gedragsveranderingen.
Enkel de Verenigde Staten maken hierop uitzondering, daar zij hun beleid veranderd hebben ten voordele van de “ABC Strategie”, ingevolge het in Uganda behaalde succes. “A” voor “ abstinence ” (onthouding), “B” voor “ be faithful “ (blijf trouw) en “C” voor “ condom use ” (condoomgebruik). Volgens het boek zijn de eerste twee elementen van de deze strategie essentieel. Inderdaad, overal waar men in Afrika een vermindering van het HIV-besmettingscijfer heeft vastgesteld, waren er radicale wijzigingen in het seksueel gedrag opgetreden.
Preventie
Het gedrag van de mens wijzigen is niet enkel efficiënter, maar, —zo onderlijnen de auteurs—, het betekent ook een terugkeer uit naar het gezond verstand van het elementair medisch beginsel van de preventie. Het voorkomen van de overbrenging van HIV is een dringende noodzaak in sommige delen van de wereld zoals Afrika, waar het zeer moeilijk is om aangepaste medische zorgen te verstrekken.
Hanley en de Irala maken een vergelijking met tabakconsumptie. Misschien leek het vroeger een utopie een toestand te willen wijzigen waarbij 75% van de bevolking rookte, maar de verantwoordelijken voor het gezondheidsbeleid namen maatregelen die met succes hebben geleid tot een gedragsverandering.
Waarom, vragen ze zich af, vinden de gezagsdragers bij roken, hoog cholesterolgehalte, gebrek aan beweging, overdreven alcoholgebruik, het nodig en nuttig de betrokken gedragingen te veranderen, maar niet voor de ziekten die met het seksueel gedrag samenhangen?
Een van de problemen die verbonden zijn met een beleid tot risicovermindering dat zich eerder toespitst op technische oplossingen, —die als meer betrouwbaar worden beschouwd dan de gedragsveranderingen—, is wat men noemt “risicocompensatie”. Dit betekent dat, wanneer iemand een “techniek” van risicovermindering toepast, hij er dikwijls het voordeel van verliest door “te compenseren”, d.i. door meer risico’s te nemen (als wanneer hij die techniek niet zou gebruikt hebben).
De auteurs halen het voorbeeld aan van de veiligheidsgordel, waarvan de doeltreffendheid kan teniet gedaan worden wanneer iemand denkt dat hij minder voorzichtig mag rijden omdat hij beter beschermd is. Zo ook zou het condoomgebruik de mensen ervan kunnen overtuigen dat zij een veiligere seksuele activiteit kunnen hebben.
Zulks is voornamelijk waar in Afrika, waar studies aantonen dat, wanneer een beduidend aantal personen veelvoudige seksuele betrekkingen hebben, de besmettingsrisico’s veel groter zijn dan in gemeenschappen waar personen het aantal gelijktijdige partners beperken.
Veelvoudige seksuele betrekkingen beperken is essentieel om het aantal HIV-besmettingen te doen dalen, beweren de auteurs. Het beste voorbeeld komt uit Uganda, waar het HIV-besmettingscijfer van 15% in 1991 is gedaald tot 5% in 2001. Deze daling komt voort uit de merkbare wijziging van het seksueel gedrag, noteren zij.
Het condoomgebruik
Terwijl het cijfer van condoomgebruik in Uganda praktisch hetzelfde was als in Zambia, Kenya en Malawi, is het aantal “onregelmatige” partners plotseling gedaald in Uganda. En terwijl in dat land de prevalentie van HIV gedaald is, was zulks niet het geval in de drie andere landen.
Een van de succesfactoren van de gedragsverandering in Uganda, —onderlijnen de auteurs—, is het werk van de katholieke religieuzen en geneesheren. De eerste voorzitters van de AIDS-commissie in het land waren trouwens een katholieke en een anglicaanse bisschop.
Spijtig genoeg heeft de laatste jaren het “ AIDS establishment ” terrein gewonnen in Uganda en wordt het beleid opnieuw meer gericht op de promotie van condoomgebruik, wat zich dan heeft omgezet in een stijging van het HIV-besmettingscijfer.
De auteurs citeren ook gegevens uit andere landen zoals Kenia, Thailand en Haïti, die aantonen hoe gedragswijzigingen een daling van het HIV-verspreidingscijfer hebben meegebracht. In Zuid-Afrika daarentegen, waar men zich vooral heeft toegespitst op de promotie van het condoom, hebben de blijvende hoge cijfers bij paren die veelvoudige betrekkingen hebben, bijgedragen tot een niveau dat door de auteurs beschreven wordt als “alarmerende incidentie”.
Het idee van seksuele onthouding vindt niet gemakkelijk doorgang in de eigentijdse cultuur, maar, —zo onderstrepen Hanley en de Irala— zelfs indien de trouw de belangrijkste factor is van het Afrikaans succes, toch is de onthouding niet minder belangrijk. De onthouding beïnvloedt het toekomstig gedrag —volgens de auteurs—, en hoe vroeger iemand seksuele betrekkingen aanvat, hoe meer partners hij in zijn seksueel leven zal hebben, en hoe groter het HIV-besmettingsrisico zal zijn.
Het boek haalt een studie aan die werd uitgevoerd door het Amerikaans Agentschap voor de Internationale Ontwikkeling ( United States Agency for International Development), dat de schommelingen onderzocht van de HIV-incidentie in Benin, in Kameroen, in Kenia en in Zambia. Deze studie toont aan dat de enige factoren voor een lager HIV-incidentie een vermindering zijn van het aantal partners (trouw), het uitstellen van de eerste seksuele betrekkingen (onthouding), en de besnijdenis van de man. De socio-economische toestand en het condoomgebruik staan echter niet bij de factoren verbonden aan een verminderde HIV-incidentie.
Ondanks deze feiten en andere bewijselementen die in het boek geleverd worden, onderstrepen de auteurs dat de documenten van de Verenigde Naties omtrent AIDS het condoomgebruik blijven beschouwen als de meest doelmatige techniek voor de preventie van de ziekte. Het condoom is wellicht de doelmatigste “techniek” om de besmettingsrisico’s te verminderen, zeggen de auteurs, maar het is zeker niet de meest efficiënte preventiemaatregel.
Menselijke seksualiteit
Zelfs al doet het debat omtrent de wijze om de HIV uit te roeien dikwijls beroep op een wetenschappelijke taal, toch is volgens Hanley en de Irala het probleem eerder de uitdrukking van de tegenstelling tussen twee filosofische en morele benaderingen van de menselijke seksualiteit. Enerzijds is er de joods-christelijke traditie, die de seksualiteit beschouwt binnen de instelling van het huwelijk. Volgens deze traditie zijn het aannemen van morele perken en de zelfbeheersing noodzakelijk om de volle menselijke ontplooiing te bereiken.
Anderzijds is er de westerse cultuur die de absolute vrijheid in het zoeken naar genot ophemelt. Zulks verklaart waarom deze begripsbenadering technische oplossingen zoekt voor de ongewenste gevolgen van de seksuele activiteit.
Dit overzicht werd opgesteld door P. John Flynn, LC voor het agentschap Zenit. Het origineel van de tekst komt voor ophttp://www.zenit.org/article-24947?l=french . De vertaling werd verzorgd door Walter Van Goethem.