De recente publicatie van verslagen van een congres van de Pauselijke Academie voor het Leven heeft aanleiding gegeven tot enige speculatie over een veranderde houding van de Kerk in verband met anticonceptie.
Enkele jaren geleden, op 5 maart 2014, verklaarde paus Franciscus in een interview met de Corriere della Sera, als antwoord aan een journalist in verband met een mogelijke herziening van de leer van de Kerk over geboorteregeling: “Alles hangt af van de manier waarop de encycliek Humanae Vitae geïnterpreteerd wordt. Op het einde van zijn leven drukte Paulus VI zelf de biechtvaders op het hart heel barmhartig en aandachtig te zijn voor concrete situaties. Maar zijn genialiteit was profetisch, hij had de moed zich af te zetten tegen de meerderheid, de morele discipline te verdedigen, een culturele rem op te zetten, om zich te verzetten tegen het huidige en toekomstige neomalthusianisme. Het gaat niet over een verandering in de leer, maar over een diepgaand werk, zodat de pastorale zorg rekening houdt met de situaties en waartoe de mensen in staat zijn.”
In 1968 drukte Humanae Vitae, de encycliek van de heilige Paulus VI “over het huwelijk en de geboorteregeling” het reeds in dezelfde zin uit: “Waar het evenwel een zeer verheven vorm van liefde jegens de mensen is om in niets afbreuk te doen aan Christus’ heilzame leer, dient dit toch steeds vergezeld te gaan van het geduld en de naastenliefde waarvan de Heer zelf in zijn spreken en handelen met de mensen het voorbeeld heeft gegeven. Niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om haar te redden (cf. Joh. 3,17) is Hij onverzoenlijk geweest jegens de zonden, maar geduldig en barmhartig jegens de zondaars. Laten de gehuwden, door hun moeilijkheden gekweld, in het woord en het hart van de priester daarom steeds de weerklank vinden van de stem en de liefde van onze Verlosser.” (nr. 29)
Paus Franciscus roept dus op tot een “diepgaand werk” op pastoraal gebied. Maar “het gaat niet over een verandering in de leer”.
Wat niet kan veranderen
In de apostolische exhortatie Amoris Laetitia, die volgde op de twee recente synodes over de familie, zien we in nr. 80 een zin die praktisch onopgemerkt gebleven is: de paus herinnert aan de betekenis van de huwelijksdaad, waarin vereniging en voortplanting onafscheidbaar zijn en besluit met de bevestiging dat “dus geen enkele huwelijksdaad van de gehuwden deze betekenis mag ontkennen”, met een expliciete verwijzing naar nr. 11 en 12 van de encycliek Humanae Vitae van Paulus VI.
Deze verklaring van paus Franciscus bevestigt de leer van deze encycliek op een essentieel punt: men mag nooit, om geen enkele reden, in geen enkele omstandigheid, de huwelijksdaad van zijn zin beroven. Humanae Vitae wijst hierop in nr. 14: “Het is dus een volkomen dwaling te menen, dat de opzettelijk van haar vruchtbaarheid beroofde en daarmee van binnen uit onbetamelijke huwelijksdaad krachtens het geheel van een vruchtbaar huwelijksleven zou kunnen worden goedgevonden.”
Het is een herinnering aan de hoeksteen van alle moreel handelen: men mag nooit bewust en vrijwillig instemmen met een slechte daad. Zo mag men nooit stelen, zelfs als men gewoonlijk andermans goed respecteert. Men mag nooit zijn wederhelft bedriegen, zelfs als men hem/haar in het algemeen trouw is. Men mag nooit liegen, zelfs indien men doorgaans de waarheid zegt. Evenzo mag men nooit de huwelijksdaad vervalsen, zelfs al beleeft men die meestal goed.
Tussen de verschillende stellingnames van Benedictus XVI in deze kwestie, kan men een toespraak citeren van 10 mei 2008: “Veertig jaar na de publicatie [van Humanae Vitae], betoont deze leer niet enkel op onveranderlijke wijze zijn waarheid, maar openbaart het ook de scherpzinnigheid waarmee het probleem aangepakt werd. (…) Wat gisteren waar was, blijft ook vandaag waar. De waarheid verwoord in Humanae Vitae verandert niet; integendeel, juist in het licht van de nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen wordt haar leer meer actueel en nodigt ze uit tot nadenken over haar intrinsieke waarde.”
In een Vademecum voor de biechtvaders van 12 februari 1997 uitgewerkt op vraag van paus Johannes Paulus II, verklaart de Pauselijke Raad voor de Familie dat “de Kerk altijd gewezen heeft op de slechtheid van anticonceptie, dat wil zeggen van elk van de huwelijksdaden die opzettelijk onvruchtbaar gemaakt werden. Dit onderricht moet beschouwd worden als definitieve en onherroepelijke doctrine.”
De encycliek Evangelium Vitae (1995) spreekt zich negatief uit over anticonceptie. De encycliek Veritatis Splendor (1993), nog altijd van de heilige Johannes Paulus II, rekent in nr. 80 de anticonceptieve handelingen bij de intrinsiek slechte daden, en herinnert met de woorden van Humanae Vitae (nr.14) eraan dat het nooit geoorloofd is, “positief te willen, wat in zijn wezen een overtreding van de morele orde betekent en dus mensonwaardig is, ook al bedoelt men daarmee het welzijn van het individu, van het gezin of van de maatschappij te verdedigen en te bevorderen.” Dit citaat baseert zich op de heilige Paulus (Rom. 3, 8).
De Catechismus van de Katholieke Kerk (1992) herneemt in nr. 2366-2372 het onderricht van de encycliek Casti Connubii (1930), van het Tweede Vaticaans Concilie en van de encycliek Humanae Vitae. Hij citeert ook nr. 32 van Familiaris Consortio: “Tegenover het taalgebruik dat gewoon de wederzijdse en volledige gave van de echtgenoten weergeeft, plaatst de contraceptie een objectief tegengesteld taalgebruik volgens welk het er niet meer om gaat dat men zich volledig aan elkaar geeft. Daaruit volgt niet alleen de feitelijke afwijzing van de openheid voor het leven, maar ook een ontkrachting van de innerlijke waarheid van de huwelijksliefde, die een gave van de hele persoon veronderstelt. Dit antropologisch en moreel verschil tussen contraceptie en de gebruikmaking van periodieke ritmen houdt ten aanzien van de persoon en de menselijke seksualiteit twee verschillende opvattingen in, die niet tot elkaar te herleiden zijn.”
De post-synodale apostolische exhortatie Familiaris Consortio (1981) heeft in het nr. 29 een verklaring van de Bisschoppensynode van september 1980 over de familie letterlijk willen hernemen: “Deze heilige synode, in eenheid van geloof verenigd met de opvolger van Petrus, verdedigt krachtig wat door het Tweede Vaticaans Concilie (cf. Gaudium et Spes, nr. 50) en Humanae Vitae wordt voorgehouden, in het bijzonder dat de echtelijke liefde geheel en al menselijk en exclusief moet zijn en open moet staan voor het nieuwe leven (Humanae Vitae, nr. 11 en cf. 9 en 12)”. De heilige Johannes Paulus II heeft het onderricht van Humanae Vitae verdiept in zijn theologie van het lichaam, uiteengezet tijdens 129 catecheses op woensdag, tussen 1979 en 1984.
De anticonceptie werd veroordeeld op het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), in de Pastorale Constitutie Gaudium et Spes (nr. 51), steunend op de encycliek Casti Connubii en de toespraak van Pius XII die verder geciteerd wordt.
Johannes XXIII heeft in de encycliek Mater et Magistra (1961) eraan herinnerd dat “(…) omdat het menselijk leven aan andere mensen wordt doorgegeven door een persoonlijke en bewuste act, hieruit volgt, dat dit moet geschieden volgens de heilige, onveranderlijke en onschendbare wetten van God, die door iedereen moeten worden erkend en geëerbiedigd. Op dit gebied mag men dus niet de methoden en middelen gebruiken, die geoorloofd kunnen zijn bij het overbrengen van het leven van planten en dieren (nr.193)”.
In een toespraak in 1956 merkt Pius XII op dat “het nooit toegelaten is deze diverse aspecten zodanig te scheiden dat hetzij de bedoeling voort te planten, hetzij de echtelijke relatie “positief worden uitgesloten” (Toespraak tot de deelnemers aan het 2de Wereldcongres van Napels over de menselijke vruchtbaarheid en steriliteit). In zijn beroemde toespraak tot de vroedvrouwen (1951), preciseert hij dat “dit voorschrift [dat de anticonceptie veroordeelt] vandaag zoals gisteren ten volle van kracht is, en dat ook morgen en altijd zal zijn, want het is niet zomaar een eenvoudig voorschrift van menselijk recht, maar de uitdrukking van een natuurlijke en goddelijke wet”.
Pius XI gebruikt in de encycliek Casti Connubii (1930) een bijzonder plechtige taal om anticonceptieve praktijken te veroordelen; hij wijst erop dat het gaat om een “christelijke leer zoals die doorgegeven is sinds het begin, en steeds trouw bewaard”. Men zou nog meerdere andere documenten kunnen citeren.
Deze eensgezindheid en deze bestendigheid in de Traditie en het Leergezag van de Kerk maken duidelijk dat het probleem dat Humanae Vitae in 1968 bestudeerde was niet of anticonceptie op moreel vlak goed of slecht was. Deze kwestie was sinds lang beslist. De vraag was te weten of de hormonale pil, die eind de jaren 50 ontdekt was, beantwoordde aan de definitie van anticonceptie. Het antwoord was onbetwistbaar positief.
Wat moet veranderen
De verandering in de Kerk ontstaat niet door de controverse “conservatieven – progressieven”, die steriel is. Ze doet zich voor in de bekering en de trouw aan Christus, die altijd vruchtbaar is. Zoals ieder lichaam is de Kerk, Mystiek Lichaam van Christus, gezond, dynamisch, in staat te groeien en vooruit te gaan wanneer heel het organisme, in elk van zijn cellen, “trouw” is aan zijn DNA. In een lichaam geven genetische mutaties meestal aanleiding tot tumoren.
De anticonceptiementaliteit had een spiraal van wanhoop voor gevolg, een “cultuur van de dood”, om de woorden van de heilige Johannes Paulus II (Evangelium Vitae, nr. 87) te gebruiken. Sommigen zeggen nu dat het onverantwoord is kinderen te hebben in een wereld die zo verdorven is, zonder te zien dat aan de oorsprong van deze verdorvenheid precies een ziekte van de ziel ligt, een afwijzing van het leven, een vergeten van de ware liefde, de enige die het menselijk hart kan vervullen.
Wat moet veranderen is onze blik: onze inzichten bekeren, ze bevrijden van de ketenen van ideologieën, terugkeren naar de vanzelfsprekendheid: wanneer de seksuele daad ontdaan wordt van zijn betekenis, is er niets ernstigs meer dat trouw rechtvaardigt; niets belet nog werkelijk seks te hebben met eender wie, eender wanneer en eender hoe. Niets belet nog een reducerende visie van de vrouw, die als seksueel object gezien wordt; niets laat nog toe regeringen of internationale instellingen tegen te houden die aan de mensen en aan de naties dwingende maatregelen voor familieplanning opleggen.
Indien dit argument niet overtuigt, spreken de feiten voor zichzelf. Alle effecten van de pil, in 1968 door Paulus VI beschreven in zijn encycliek in nr. 17, zijn vandaag voor ons tentoongespreid: de veralgemening van de echtscheiding, de seksuele anarchie met een sleep aan geweld en verslavingen, de minachting voor de vrouw, de inmenging van de overheid in de meest intieme kern van de persoon en van de echtparen, om niet te spreken van het alarmerend probleem van de demografische achteruitgang van heel het Westen. Daarom spreekt paus Franciscus — en veel herders en moralisten met hem — over de “profetische genialiteit” van zijn voorganger.
Men moet ook de intellectuele eerlijkheid herwinnen tegenover de verworvenheden van de wetenschap: een echt verantwoordelijk vaderschap, zoals beschreven door de Kerk, kan indien nodig steunen op moderne en efficiënte methoden voor geboorteregeling, vertrekkend van de zelf-observatie van de vrouwelijke cyclus. Deze methodes verbinden het hele echtpaar — niet alleen de vrouw —, en bevorderen de dialoog; ze zijn gratis en, wanneer er ernstige redenen zijn om een zwangerschap te vermijden, zijn ze even betrouwbaar als de hormonale anticonceptie, zonder alle nadelen van hormonen, namelijk veel bijwerkingen (waaronder sommige, zoals kanker en trombose, tot de dood kunnen leiden), velerlei tegenindicaties en de noodzaak regelmatig op medische controle te gaan.
Een bekering van de harten
Wat ook moet veranderen zijn onze harten. Zijn we hervallen in de “hardheid van het hart” waarover Jezus spreekt in antwoord op een vraag over de echtelijke liefde (Mt 19, 8)? Is ons ontgaan dat de Heer het huwelijk verheven heeft tot een sacrament, om ons te genezen van onze hardheid, door van de liefde een gave te maken, een genade van God, eerder dan dat het een verplichting is?
Geloven wij in de immense kracht van de genade? De herders van de Kerk worden uitgenodigd om de hoop die van God komt mee te delen — “Alles is mogelijk voor hem die gelooft” (Mc 9, 23) —, niet het besloten gezichtsveld van een menselijke visie. Zij mogen de gelovigen niet kwetsen door sussende en sentimentele woorden die, terwijl ze wanhopen aan de grootsheid van de mens en de kracht van de genade, alles verontschuldigen en niets eisen. De werkelijkheidszin van de priester moet niet die van de mensen zijn, maar die van God die één geworden is met alle mensen.
Alleen Christus brengt aan de uitdaging van de liefde het beslissende antwoord van “hoop die niet beschaamd wordt, omdat de liefde van God is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest, die ons geschonken is” (Rom. 5, 5).
Stefaan Seminckx is priester, Doctor in de geneeskunde en in de theologie. Hij is de auteur van het boek “ Liefde is jezelf geven”, waarin de ideeën van dit artikel uitgewerkt worden.