Bij de publicatie van het rapport Sauvé [over kindermisbruik door geestelijken in Frankrijk], werd het celibaat van de priesters soms voorgesteld als een van de oorzaken van pedofiele daden. Jean de Saint-Chéron weerlegt deze aanklacht met kracht en bevestigt de zin van het priestercelibaat.
Het christendom is een gek verhaal. Wat wil je. Het is de religie van alle excessen. Dat weten we vanaf het begin. “Wij preken een gekruisigde Christus, voor de Joden een ergernis en voor de heidenen een dwaasheid”, zoals de heilige Paulus zei (1 Kor. 1, 23). Het celibaat “voor het Koninkrijk” volgens de gewijde formule, dat wil zeggen uit liefde voor God en voor de mensen, of het nu om religieuzen, godgewijde leken of ook priesters gaat, toont wat van deze dwaasheid. Paulus vervolgt: “Maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is Christus Gods kracht en Gods wijsheid” (1 Kor. 1, 24). Voor de christenen is de “dwaasheid” van het christendom een beeld van de wijsheid van God. Welnu het is altijd met deze wijsheid dat ons nuchter gezond verstand botst wanneer wij de religie proberen te begrijpen.
Als het over het celibaat van priesters in de Latijnse katholieke Kerk gaat — waar men enkel celibataire mannen tot priester wijdt, terwijl het in het Oosten, ook in de katholieke Kerk, mogelijk is gehuwde mannen te wijden — is het debat natuurlijk niet nieuw. In de 4de eeuw herinnerde de heilige Johannes Chrysostomus, bisschop van Constantinopel, naar aanleiding van debatten over de zeden van priesters eraan: “Iedereen beoordeelt de priester, en men oordeelt over hem alsof hij geen vlees en bloed was, alsof hij niet gevormd was door dezelfde leem, alsof hij een engel was vrij van alle menselijke zwakheden”. Welnu, wij weten wel dat het ingewikkelder is dan dat. Maar waarom blijft de Kerk dan koppig haar priesters halen onder de celibatairen die ze oproept om deze status te behouden?
In 1967, de tijd waar seksuele onthouding zeker niet tot de tijdgeest behoorde, heeft paus Paulus VI een encycliek gepubliceerd, sober getiteld Sacerdotalis Caelibatus. Daarin stelde hij de drievoudige betekenis van het priestercelibaat voor: overeenstemming met de celibataire Christus; volledige gave van zichzelf aan het volk van God; getuigenis van het eeuwig leven. Ver van een gebrek aan realisme, was de tekst niet alleen goed voorgesteld — en omzeilde de beproeving niet die het celibaat, zelfs vrijwillig en uit liefde gekozen, in het leven van een man betekent — maar gaf gevolg aan de grote tegenwerpingen van de wereld en van het “pragmatisme”. De brief opende met een uiteenzetting van deze tegenwerpingen (historische complexiteit van de kwestie van het celibaat; nijpend gebrek aan priesters; ‘geweld de natuur aangedaan’; risico op ontrouw aan het celibaat en dus uittreden, enz.). Deze lijst is nog helemaal actueel in 2021, en de tegenstanders van het priestercelibaat die geen ideeën meer hebben zouden er vast nieuwe argumenten voor hun etentjes in de stad kunnen uit halen.
Alvorens de zin van het priestercelibaat te verduidelijken door een zeer fragmentarische herinnering aan wat het christendom eigenlijk is, horen en lezen we een hedendaags bezwaar dat zich vandaag een weg baant in de kronkels van bepaalde gewetens die blijkbaar heel verlicht zijn: er zou een oorzakelijk verband zijn tussen het priestercelibaat en de afschuwelijke misdaden die door het rapport Sauvé aan het licht kwamen. Ik vind het uitermate pijnlijk hier eraan te moeten herinneren dat de overgrote meerderheid van pedofiele misdaden begaan wordt door mensen die geen celibaat beloofd hebben, en die al één of meerdere seksuele partners hebben die behoren tot de categorie van instemmende volwassenen. Het is pijnlijk eraan te herinneren, maar zonder twijfel moet iemand het doen. Dat men verband legt tussen de discipline van het celibaat en de priesters die weggaan met een vrouwelijke parochiaan, of nog tragischer, die een dubbelleven leiden in de schaduw, tot daar toe. Maar met pedocriminaliteit!… Zo een vermoeden van oorzakelijk verband berust overigens op een vreemde opvatting van de natuurlijke neigingen van de mens. En het zou een erg erbarmelijke visie zijn op het huwelijk om daarin een remedie te zien voor de ergste seksuele schaamteloosheden.
Voorbij de vermelding van deze absurditeit, moet men eraan herinneren dat de zin van het celibaat in geen enkel geval begrensd zou kunnen worden tot een kerkelijke discipline, als een “verplichte last” die opgelegd wordt aan allen die wensen priester te worden. Integendeel, men moet begrijpen dat de Latijnse katholieke Kerk haar priesters uitsluitend kiest tussen diegenen die verkiezen celibatair te zijn. En als men Rooms katholiek is van de Latijnse ritus, is het feit dat men zich niet tot het celibaat “geroepen” voelt een uitstekende aanwijzing dat men eenvoudigweg niet geroepen is om priester te worden. (Nog een dwaasheid die enkel het geloof erkennen kan als wijsheid).
Dit gezegd zijnde, laten we het probleem van de strijd die geleverd moet worden door diegenen die tot het celibaat geroepen zijn niet uit de weg gaan. Het gaat er niet om de onschuldige, de wereldvreemde of de naïeve te spelen, alsof er niets aan de hand is. Maar om de beproeving te erkennen om er de diepe zin van te ontdekken, de grootheid, de mysterieuze vreugde van een gegeven, profetisch leven, volgens het getuigenis van zoveel priesters met een mooi en vruchtbaar leven, vandaag en in de loop van de geschiedenis. Deze vreugde ontgaat aan wie weigert te begrijpen dat in het christendom, “de dwaasheid van God wijzer is dan de mensen” (1 Kor. 1, 25). Maar laten we tenminste begrijpen dat de “dwaasheid van God” altijd gericht is naar zijn liefde, en dat geen enkele christelijke radicaliteit zou kunnen uitmonden in een gewelddadig fanatisme — dat eerder een kenmerk is van de afwezigheid van God.
Pater Albert Chapelle, een groot jezuïetentheoloog, schreef in 1977 in Sexualité et sainteté dat “wie niet aanvaardt het celibaat op pijnlijke wijze waar te nemen, niet weet wat celibaat is. Het celibaat verarmt op niveau van de driften; het celibaat is verzaken aan het complement van mensheid dat een levenspartner kan brengen”. Alleen het mysterie van het Evangelie, alsook het mysterie van een specifieke roeping, kunnen een daad zo verheven als die van een vrijwillig verzaken aan de natuurlijke roeping van de mens (het huwelijk), die een goede en fantastische zaak is, doen begrijpen. Verwerpen we onmiddellijk dat in de christelijke spiritualiteit het huwelijk niet zou beschouwd worden als een radicale keuze, een gave van iemands leven uit liefde. Het celibaat van de priesters is onbegrijpelijk, natuurlijk! Maar Christus zelf verkondigt in verband met diegenen die verzaken aan het huwelijk “omwille van het Rijk der hemelen”, dat enkel “hij aan wie het gegeven is” het kan begrijpen (Mt 19, 12). Welnu, diegenen die het tegelijkertijd “kunnen begrijpen” en geroepen zijn om dit leven te omhelzen, vormen maar een minuscuul deel van de bevolking (anders zou het geboortecijfer een klap krijgen).
Wat kunnen wij leken, gelovig of niet, begrijpen? Sommige priesters zeggen in vertrouwen dat ze zelf pas laat de zin van het celibaat begrepen waartoe ze zich veel jaren eerder geroepen voelden, terwijl ze ongetwijfeld de radicale grootsheid van de liefde onderscheidden zonder ze daarom goed te vatten. Dat is het geval bij Mgr. Gobilliard, hulpbisschop van het bisdom Lyon, die spreekt over het “kruis” van het celibaat en het “lijden” door het verzaken aan het lichamelijk vaderschap, terwijl hij wijst op de grote vreugde van dit offer: “Ik herinner me heel goed de dag toen ik tegelijkertijd mijn celibaat begrepen en aanvaard heb, schrijft hij. Ik was al priester. Het was in het Spallanzani-ziekenhuis voor terminale infectieziekten waar ik aalmoezenier was. Mario, bij wie ik me bevond, was aan het sterven aan aids. Op een dag zei hij me, terwijl hij me in de ogen keek: ‘ik geloof dat ik het celibaat van de priesters begrepen heb!’ Onmiddellijk heb ik hem geantwoord: “wel, leg het mij uit, want ik heb niet alles begrepen!” Na even nagedacht te hebben zei hij rustig: “Wanneer jij er bent, rust ik in jouw hart! […] In jouw hart is er niemand die je meer moet beminnen dan mij als je bij mij bent. Jouw hart is vrij om er alleen voor mij te zijn en dat maakt mij rustig. […] Indien je gehuwd was, zou ik weten dat er in jouw hart iemand belangrijker is dan ik en dat zou normaal zijn. Evenzo wanneer je kinderen zou hebben […]”. Hij had gelijk, het celibaat dat een diocesaan priester beleeft is het celibaat van Christus zelf. Dat alles overstijgt ons en natuurlijk op het niveau van de vereisten die dat celibaat inhoudt”. Toen hij ontdekte dat hij gekozen had een arme te zijn tussen de armen begreep deze rijpe priester de zin van wat hij al vijftien jaar beleefde.
We kunnen niet ontsnappen aan de bovennatuurlijke kwestie, wanneer het over het christendom gaat. Daar moet men altijd op terugkomen. Want niets is meer concreet dan het celibaat van een priester, of mysterieuzer. Het is een fysieke, zichtbare, moeilijke realiteit, waarvan de zin die meer dan vijftig jaar geleden door paus Paulus VI herhaald werd, de grote waardigheid van de mens openbaart die in staat is te beminnen boven zijn krachten, en zo om te spreken van het onzichtbare. Als de wijsheid van deze wereld dwaasheid is voor God, dan heeft het christendom het lef om te onderrichten dat het is omdat de wijsheid van de wereld niet ver genoeg kijkt. “want ge zijt niet bedacht op wat God wil, maar slechts op wat de mensen willen” (Mt 16, 23) zal Christus tegen Petrus zeggen die afgeschrikt wordt door het idee van het kruis.
Het gewijde celibaat doet geen afbreuk aan de waardigheid van de seksuele daad, noch de pracht van het huwelijk. Het zegt anders, op een bovennatuurlijke, misschien onbegrijpelijke wijze voor onze onrustige geesten die te angstig zijn dat we niet meer zouden kunnen genieten, dat de liefde een totale gave van zichzelf is, en dat de christenen reeds een ander leven beleven, eeuwig gelukkig. Priesters die zich aan het celibaat wijden zijn getuigen van het onzichtbare, als wachters van de hoop. Zij getuigen dat, volgens de woorden van Theresa van Avila, God alleen volstaat om een menselijk leven te vervullen. Zij zeggen ons dat wij gemaakt zijn om ons volledig te geven en om eeuwig te leven.
Bij zo een hoge betekenis, ziet men beter de wonde die door de ontrouw aan dit celibaat aan heel de Kerk wordt toegebracht. Men ziet ook hoeveel — ondanks alle leugenachtige argumenten getekend door de geest van de wereld — de katholieke Kerk van de Latijnse ritus van haar profetisme zou verliezen, zelfs onbegrepen of slecht begrepen, door terug te komen op deze discipline die wil dat men slechts celibatairen priester wijdt. Nooit zal men het christendom en zijn verbijsterende dwaasheid kunnen begrijpen als men niet langer bedenkt dat een christen iemand is die werkelijk gelooft in de verrijzenis van Christus in zijn vlees. En die bevestigt dat het leven eeuwig is.
Jean de Saint-Chéron is essayist en heeft in 2021 “Les bons chrétiens” (Salvator) een essay over de zin van het christendom in de hedendaagse wereld gepubliceerd. Bron: https://www.lefigaro.fr/vox/religion/les-pretres-qui-vouent-le-celibat-sont-des-temoins-de-l-invisible-des-sentinelles-de-l-esperance-20211124. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck.