Wij worden geconfronteerd met een nieuwe orthodoxie, die geen tegenspraak duldt. In dit tweedelig artikel analyseert de auteur de strategieën van de onverdraagzaamheid tegenover het intellectueel debat.
Het intimideren van de tegenstander uit zich door te dreigen met het boycotten van instellingen, van ondernemingen of van intellectuelen die er meningen op na houden die indruisen tegen de opinie die door een groep verdedigd wordt. (…)
Dit was duidelijk te merken tijdens de campagnes ten voordele van het homohuwelijk in de Verenigde Staten. Indien grote Hollywood-magnaten of de oprichter van Amazon, Jeff Bezos, miljoenen dollars schenken om de zaak van het homohuwelijk te steunen is dat een bewijs voor hun progressieve gulheid en niemand zal hun recht om dat te doen in twijfel trekken.
Als daarentegen Dan Cathy, de eigenaar van de restaurantketen Chick-fil-A, in een interview verklaart dat zijn onderneming de traditionele familie ondersteunt en dat hij bovendien organisaties die tegen het homohuwelijk zijn financieel heeft ondersteund, eisen groepen gay-activisten de boycot van zijn restaurants en zijn de burgemeesters van Chicago, Boston en San Francisco er als de kippen bij om te verklaren dat de keten op hun grondgebied niet welkom is. Dan Cathy heeft heel duidelijk gezegd dat, hoewel hij ideologisch gekant is tegen het homohuwelijk, zijn restaurantketen niemand van zijn werknemers of klanten ooit gediscrimineerd heeft op basis van zijn seksuele oriëntatie.
Vreemd genoeg protesteren diezelfden die voor een ideologische zaak oproepen tot een boycot verontwaardigd wanneer een christelijke fotograaf geen reportage wil maken van een homohuwelijk en dagen hem voor de rechter op beschuldiging van discriminatie. In augustus laatstleden heeft het Opperste Gerechtshof van Nieuw Mexico een kleine handelszaak, Elane Photography, een boete opgelegd omdat ze geweigerd had een reportage te maken van zo’n huwelijk. Zou men ook van discriminatie spreken indien de fotograaf weigerde een reportage te maken voor de promotie van een circus dat vertoningen met dieren aanbood als bleek dat hij gekant was tegen dit soort praktijken?
Academische vrijheid
Maar de voorvechters van het homohuwelijk stellen zich enkel tevreden met het onvoorwaardelijk instemmen met hun positie. Deze houding gaat zelfs tot het in vraag stellen van de academische vrijheid, wanneer iemand de nieuwe orthodoxie durft in twijfel te trekken. Zo blijven de verdedigers van adoptie door koppels van hetzelfde geslacht maar herhalen dat kinderen die door dit soort koppels opgevoed worden geen enkel nadeel ondervinden tegenover de anderen, en zij citeren meerdere studies om hun beweringen te ondersteunen, studies die op een “wetenschappelijke consensus” zouden wijzen.
Maar als een socioloog zoals de Amerikaan Mark Regnerus van de Universiteit van Texas een volledig onderzoek voorlegt met nieuwe, belangrijke bewijzen op verschillende gevolgen die waargenomen werden bij kinderen naargelang ze opgevoed werden in een homoseksueel gezin of in een gezin met een gehuwde vader en moeder, dan is de academische vrijheid ineens niet meer onaantastbaar. Gay-activisten betitelden deze conclusies als “frauduleus” en “lasterlijk”. Zij lagen zelfs aan de oorsprong van een herziening van de methodologie van de studie door een comité van de Universiteit, die uiteindelijk concludeerde dat het werk geen enkele methodologische fout bevatte (zie hier).
Door het absoluut willen normaliseren van gelijk welk seksueel gedrag kunnen de druk en het voluntarisme de wetenschappelijke bewijzen vervangen. Zo vraagt de Lunacek resolutie aan de Wereldgezondheidszorg “identiteitstoornissen in verband met geslacht te schrappen van de mentale en gedragsstoornissen, en een nieuwe rangschikking van deze stoornissen als niet pathologische stoornissen te waarborgen”. Wat telt is niet langer wat de medische wereld zegt maar wat een lobby eist.
De Kerk zegt het
Een truc eigen aan het vrijzinnig fundamentalisme is om sowieso een echt publiek debat te weigeren over argumenten die door gelovige burgers of door de katholieke Kerk worden verdedigd. Het is niet dat men hen argumenten vraagt die kunnen aanvaard worden in de civiele en politieke sfeer, in plaats van redenen van religieuze aard. Men gaat er gewoon van uit dat hun argumenten besmet zijn door hun herkomst, zodat ze toelaten zou neerkomen op het zich onderwerpen aan een “inmenging” van de Kerk, of van de gelovigen in het algemeen, die “hun eigen overtuigingen willen opleggen”. Men zou dus moeten toelaten dat enkel het “niet-religieuze” standpunt aan iedereen wordt opgelegd.
In principe zijn in een burgerlijk debat niet de subjectieve motieven die een mening rechtvaardigen belangrijk, maar wel de redenen die deze mening inspireren. Maar het gemakkelijk excuus een veronderstelde religieuze inmenging aan het licht te brengen vermijdt om de discussie aan te gaan om te weten of een argument gefundeerd is of niet.
Tegenwoordig schuilt het gevaar eerder in het feit dat de staat tracht zijn eigen overtuigingen op te dringen aan de Kerk. Dat heeft men kunnen vaststellen tijdens de recente aanbevelingen van het Comité van de UNO over de Rechten van het Kind, dat zijn bevoegdheden te buiten ging en van de gelegenheid profiteerde om te vragen dat de Kerk zijn leer omtrent abortus, homoseksualiteit en beschikbaarheid van contraceptiva voor adolescenten zou veranderen. Of wanneer de administratie van Obama, om de gezondheidshervormingen door te voeren, de werkgever tracht te verplichten in zijn ziekteverzekering bepaalde contraceptieve middelen alsook abortus te dekken, zelfs als dat ingaat tegen zijn overtuiging.
In andere gevallen gaat de inmenging van de staat tot binnen in de Kerk. Toen in 2012 de synode van de (anglicaanse) kerk van Engeland besloot om, op dat moment, de wijding van vrouwelijke bisschoppen niet goed te keuren, waren er parlementairen die niet alleen aandrongen dat vrouwen bisschop konden zijn, maar die voorstelden dat het Parlement de kerk zou verplichten de kwestie te herzien zonder de volgende synode af te wachten.
Orwelliaanse newspeak”
Een nieuwe orthodoxie vereist ook een nieuwe taal, beter nog, een verandering van de betekenis van woorden. In de lijn van de orwelliaanse newspeak gaan op die manier bepaalde woorden precies het tegenovergestelde betekenen van hun oorspronkelijke betekenis.
De journaliste Christina Odone vertelt in het weekblad New Statesman (14-01-2014) dat toen het Verenigd Koninkrijk discuteerde over de kwestie van het homohuwelijk, de organisatie Christian Concern een bijeenkomst plande in de Law Society om het onderwerp te bespreken, een bijeenkomst waarop zijzelf uitgenodigd was. Maar enkele dagen van tevoren weigerde de Law Society hen het gebruik van de lokalen onder voorwendsel dat er meningen tegen het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht zouden kunnen naar voren gebracht worden, wat inging tegen hun “politiek van diversiteit”. Eenzelfde weigering, met hetzelfde excuus namelijk “politiek van diversiteit” viel hen te beurt toen ze probeerden de salons van het Queen Elisabeth II Conference Centre te gebruiken.
Eigenlijk kan het rituele inroepen van het respect voor de “diversiteit” en voor de “inclusie” dienen voor het opleggen van één enige gedachte en het uitsluiten van wie een andere opinie verkondigt.
Het is nooit gemakkelijk geweest een dissident te tolereren. Nieuw is dat in naam van de tolerantie bepaalde westerse regeringen op onverdraagzame wijze handelen tegenover groepen die stellingen innemen die afwijken van het “politiek correcte”. Michael Casey, een Australische socioloog, heeft de verandering goed begrepen en legt uit: “Intolerantie betekent respect weigeren voor de rechten van anderen, maar nu is dat uitgebreid tot iets dat helemaal geen vorm van intolerantie meer is, nl. ons goed recht om te weigeren keuzes te onderschrijven waarmee we niet akkoord gaan en om te zeggen dat we deze slecht vinden. Intolerant tolerantie houdt in dat we in naam van de tolerantie worden gedwongen bepaalde waarden en praktijken goed te keuren.”
Evenmin is het belangrijk dat de meerderheid van de mensen vindt dat die waarden en praktijken niet bij wet moeten opgelegd worden. Dat kon men duidelijk zien tijdens de grote strijd betreffende het huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht in de Verenigde Staten. Tot 2012 werd het voorstel verworpen in 32 staten waar over dit soort huwelijk een referendum gehouden werd. Pas in 2012, tijdens de raadplegingen verbonden aan de presidentsverkiezingen, werd het voorstel aangenomen door volksstemming in drie staten (Maine, Maryland en Washington), met een zeer krappe meerderheid. Maar alle referendums zijn niet evenwaardig: als ik win is het de uitdrukking van de wil van het volk; als de anderen winnen is het een poging om de rechten van de minderheden te verguizen.
Daarom hebben de voorstanders van het homohuwelijk hun strijd vooral gericht op de federale rechtbanken en het Opperste Gerechtshof om in te gaan tegen deze wil van het volk. In naam van de democratie kan men de stem van het volk negeren.
Laten we hopen dat we niet komen tot de orwelliaanse “misdaad van de gedachte”. Om niet op deze weg verder te gaan zou de nieuwe orthodoxie zich moeten herinneren wat Orwell schreef in zijn voorwoord van Animal Farm: “Als vrijheid iets betekent dan is het wel het recht om te mogen zeggen aan de anderen wat ze niet willen horen”.
Toen de liberalen in de minderheid waren ondersteunden zij de alternatieve cultuur die de modellen steunde die afweken van diegene die toen van kracht waren. Eender welke poging om deze te hinderen zou aan de kaak gesteld zijn als onderdrukking of autoritarisme. Men zou kunnen verwachten dat zij deze houding van openheid en dialoog bewaard zouden hebben. Maar nu zij het establishment vormen, verafschuwen zij het als men een of ander alternatief durft voor te stellen tegenover hun credo.
Ignacio Aréchaga is directeur van het agentschap Aceprensa. Dit artikel werd gepubliceerd op de site van dit agentschap onder de titel “De manieren om te intimideren. De intolerantie van een nieuwe orthodoxie”. Bron: http:/www.aceprensa.com/articles/modos-de-intimidar/. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck. Een verbetering werd aangebracht op 3-3-17.