Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Joodse professor verdedigt het kruisbeeld

5 oktober 2010

Voor professor Weiler, spreker aan het Hof van Straatsburg in de zaak over de aanwezigheid van kruisbeelden in Italiaanse openbare scholen,mag verdraagzaamheid jegens anderen niet leiden tot onverdraagzaamheid jegens de eigen identiteit.


Op 30 juni ll. is professor Joseph Halevi Horowitz Weiler tussengekomen voor de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, namens Italië en acht andere landen die zich hierbij aansluiten. Deze Kamer dient zich uit te spreken over het beroep door de Italiaanse Staat tegen een vonnis van hetzelfde Europese Hof aangetekend, dat Italië verplicht om kruisbeelden uit openbare scholen te verwijderen. Dit vonnis werd geveld na een lange procedure ingeleid door Mevrouw Solie Lautsi, moeder van een Italiaanse leerling van Finse afkomst.

 

Professor Weiler is een vermaard rechtsgeleerde, afkomstig uit Zuid-Afrika, gespecialiseerd in Europees recht. Hij gaf les op menige plaats in Europa en in de Verenigde Staten, en is met name titularis van de leerstoel Europees recht “Jean Monnet” in Harvard, en medestichter van de Academie van Europees recht.

 

Zijn tussenkomst gaat uit van de vaststelling dat het Hof in zijn beslissing drie sleutel­principes formuleert en dat de tussenkomende Staten ten volle akkoord gaan met twee daarvan, maar niet met de derde. Zij gaan ten volle akkoord met het principe volgens dewelke het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voor alle burgers de vrijheid van godsdienst garandeert, evenals de vrijheid tegenover de godsdienst (wat men positieve en negatieve godsdienstvrijheid noemt). Zij gaan eveneens volledig akkoord met de noodzaak dat een school vormt en opvoedt tot verdraag­zaamheid en pluralisme.

 

Het probleem ligt in wat het Hof zegt over het principe van ‘neutraliteit’: “De plicht van neutraliteit en onpartijdigheid van de Staat, zegt het vonnis, is onverenigbaar met een of andere beoordelingsmacht van deze wat de wettigheid van de geloofsovertuigingen of de uitdrukkingsmodaliteiten ervan betreft. Op het gebied van het onderwijs, zou de neutraliteit het pluralisme moeten garanderen. 

 

Met zo’n premisse was volgens professor Weiler “ de conclusie onvermijdelijk: de aanwezigheid van het kruisbeeld in een klaslokaal moest natuurlijk beschouwd worden als uitdrukking van een oordeel over de wettigheid van een geloofsovertuiging – het christendom – en dus als een overtreding van het Verdrag” . Voor hem is “deze formulering van ‘neutraliteit’ gebaseerd op twee denkfouten die fataal zijn voor de aangenomen conclusies”.

 

Verschillende formules

In het systeem voorzien door het Verdrag moeten de Lidstaten de vrijheid garanderen om al dan niet godsdienst te praktiseren. Maar deze verplichting wordt volgens Weiler “ door een grote vrijheid gecompenseerd wanneer het om godsdienst gaat of om de religieuze erfenis in de collectieve identiteit van het volk en de ‘symbologie’ van de Staat” .

 

De formules zijn zeer verschillend. In Frankrijk bijvoorbeeld maakt het laïcisme deel uit van de definitie van de Staat. Laatstgenoemde mag dus de aanwezigheid van religieuze symbolen op openbare plaatsen niet toestaan. Maar “geen enkele Staat wordt in het systeem van het Verdrag verplicht om het laïcisme aan te nemen.” Aan de overkant van het Kanaal, in Engeland, “bestaat er een staatskerk, waarvan het hoofd eveneens staatshoofd is, waar de religieuze leiders eveneens automatische deel uitmaken van de wetgevende macht. Op de nationale vlag staat het kruis en het volkslied is een bede aan God om de monarch te redden en om hem overwinning en roem te schenken” . Dit land past dus niet binnen de nauwe grenzen van neutraliteit die door het Hof worden bepaald.

 

“In Europa bestaat er een buitengewone variëteit in de betrekkingen tussen Kerk en Staat. Meer dan de helft van de Europese bevolking leeft in staten die men tot het laïcisme kan rekenen. Onvermijdelijk krijgen de Staat en haar symbolen hun plaats in het openbaar onderwijs. Sommigen daarvan hebben echter een godsdienstige oorsprong of drukken een religieuze identiteit uit. In Europa is het kruis het meest zichtbare voorbeeld dat op talrijke vlaggen prijkt, op bergtoppen, gebouwen, enz. Het is echter verkeerd zoals sommigen te beweren dat het kruis alleen maar een religieuze betekenis heeft. In de ogen van de geschiedenis is het de twee tegelijkertijd en een integrerend deel van de nationale identiteit van talrijke Europese staten . 

 

Weiler geeft een voorbeeld: “Let eens op de foto van de koningin van Engeland in de klaslokalen. Deze afbeelding heeft, net als het kruisbeeld, een dubbele betekenis. Het is het beeld van het staatshoofd. En het is eveneens het beeld van het hoofd van de Kerk van Engeland. Het is bijna als de paus, die staatshoofd en hoofd van een kerk is. Zou men aanvaarden als iemand vraagt dat de foto van de koningin niet in de scholen geplaatst mag worden, omdat dat niet verenigbaar is met zijn geloofsovertuiging en zijn recht op opvoeding, omdat hij katholiek, joods of mohammedaans is?” Op dezelfde manier zou men de Grondwet van Ierland of Duitsland niet mogen afficheren noch lezen in de klaslokalen; immers in zijn inleiding bevat de eerste een verwijzing naar de Heilige Drievuldigheid en naar Jezus Christus God en Heer, en de tweede naar God.

 

“Het staat vast dat het recht op vrijheid van godsdienst aan elke leerling die zich ertegen verzet de mogelijkheid moet garanderen om niet in een religieuze handeling verwikkeld te raken, om niet aan een religieuze plechtigheid deel te nemen of om niet gebonden te zijn aan een of andere religieus lidmaatschap, zodat deze daden geen voorwaarde kunnen vormen voor het gebruik van rechten die door de Staat gegarandeerd worden. De belanghebbende zou zeker het recht moeten hebben om ‘God save the Queen’ niet te zingen als dat in tegenstelling met zijn wereldbeschouwing is. Maar kan deze student eisen dat niemand het zingt?”

 

Een les in pluralisme

Weiler identificeert hier “een enorme les in pluralisme en verdraagzaamheid. Alle kinderen in Europa, atheïsten of gelovigen, christenen, moslims en joden, leren als onderdeel van hun Europese erfenis dat Europa enerzijds het recht verzekert om hun godsdienst vrij te beoefenen – met inachtneming van de grenzen van de rechten van de anderen en van de openbare orde – en anderzijds het recht om helemaal niet te geloven.”

 

“In talrijke staten die niet tot het laïcisme behoren zijn grote delen van de bevolking, misschien zelfs de meerderheid, niet meer gelovig. Maar de onafgebroken verstrengeling van religieuze symbolen op openbaar domein en vanwege de staat, wordt altijd door de geseculariseerde bevolking aanvaard als deel uitmakend van de nationale identiteit, en als een teken van verdraagzaamheid tussen de medeburgers van deze staten.”

 

Het zou kunnen, verzekert Weiler, dat op een dag de Britten willen breken met de nationale Kerk, zoals de Zweden gedaan hebben, of dat de Italianen op democratische wijze besluiten om een laïcistische staat te vormen. Maar voor elk van deze landen “komt deze keuze hen toe, niet aan dit eerwaardige Hof, en het Verdrag werd nooit geïnterpreteerd op een manier die het zou verplichten om het te doen, dat is zeker”. “De eisende partij, Mevrouw Lautsi, verwacht van dit Hof niet dat het het recht van Italië erkent om laïcistisch te zijn, maar dat het dit oplegt als een plicht. Dit heeft geen wettelijke basis. 

 

Maar hoe zit het met de culturele identiteit van Europa op een ogenblik dat immigranten van zeer verschillende herkomst en godsdienst toestromen? “(…) de boodschap van verdraag­zaamheid jegens de andere mag niet vertaald worden in een boodschap van onverdraagzaam­heid jegens zijn eigen identiteit” . Dit vereist evenmin “dat de Staat zich van een deel van haar culturele identiteit zou moeten ontdoen, met als enige reden dat de uitingen van die identiteit religieus zouden kunnen zijn of van religieuze oorsprong” .

 

Professor Weiler is van mening dat het standpunt van het Hof in zijn vonnis, niet overeenstemt met het systeem van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het vertolkt veeleer de waarden van een seculiere staat. Het aanvaarden van dit standpunt zou “de veramerikanisering van Europa veronderstellen , (…) op twee manieren: allereerst één enkele regel voor iedereen; vervolgens een strikte scheiding, in Amerikaanse stijl, tussen Kerk en Staat, alsof men er niet op kan vertrouwen dat de volkeren van de lidstaten met een niet-seculiere identiteit, de principes van verdraagzaamheid en pluralisme zouden kunnen beleven”.

 

Een partijdige houding

De tweede fout die Weiler in het vonnis van het Hof identificeert is “de praktische en conceptuele verwarring tussen laïcisme, scheiding van Kerk en Staat, en neutraliteit” .

 

“Heden is de voornaamste maatschappelijke scheiding met betrekking tot de godsdienst in onze staten niet de tegenstelling tussen katholiek en protestant, maar die tussen gelovig en laïcistisch”. Het laïcisme is geen lege categorie die eenvoudigweg afwezigheid van geloof betekent. Velen beschouwen het als een breed standpunt dat ondermeer de politieke overtuiging ondersteunt dat godsdienst alleen maar in de privésfeer gewettigd is”.

 

Het laïcisme is volgens Weiler “een achtenswaardig politiek standpunt, maar zeker niet ‘neutraal’. (…) Het wil een ‘gestript’ openbaar domein, klaslokalen die van elk religieus symbool ontdaan zijn. Het is juridisch oneerlijk om een politiek standpunt in te nemen dat onze maatschappij verdeelt en te beweren dat dit enigszins neutraal is”.

 

Er is geen enkele reden om de aanwezigheid van een kruisbeeld in de klas als dwang te ervaren: “(…) het gevolgde leerprogramma hoort de context uit te leggen en kinderen in Italiaanse klassen verdraagzaamheid en pluralisme te onderwijzen. Ook andere oplossingen zijn denkbaar, zoals bijvoorbeeld het tonen van symbolen van verschillende godsdiensten, of andere leervormen om de boodschap van het pluralisme aan bod te laten komen.

 

De oplossingen kunnen van land tot land verschillen, stelt Weiler voor. “Gezien de verscheidenheden van Europa op dit punt is het duidelijk dat er geen algemene oplossing kan zijn die aan elke lidstaat, elke klas en elke situatie aangepast wordt. Men moet rekening houden met de politieke en sociale werkelijkheid van de verschillende plaatsen, hun demografie, hun geschiedenis en hun gevoeligheden, alsmede met de gevoeligheden van de ouders. Maar met een kruisbeeld aan de muur is Frankrijk niet meer Frankrijk. Italië zonder het kruisbeeld aan de muur is niet meer Italië. Hetzelfde geldt voor Engeland zonder God Save the Queen.”

 

“Eén regel voor iedereen, zoals de tweede Kamer heeft besloten, beroofd van historische, politieke, demografische en culturele context, is niet alleen maar af te raden. Het ondermijnt het meest authentieke pluralisme, diversiteit en verscheidenheid die het Verdrag wil beschermen, en die het waarmerk van Europa zijn“.

 

Bron van de citaten: www.paperblog.fr . De structuur van de samenvatting is geïnspireerd op een artikel van www.aceprensa.com . Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Jos en Helene Van Dyck-Luyten. Zie ook ons artikel “Niet alles is een mensenrecht”.