Een interview van de ceremoniemeester van paus Benedictus XVI over de recente tendensen van de liturgie van de Kerk.
In dit interview afgenomen door John Allen, zegt Mgr. Guido Marini, ceremoniemeester van paus Benedictus XVI (de persoon die de missen en andere liturgische ceremonies van de paus organiseert) zeer duidelijk dat de paus verkiest te werken met voorstellen, eerder dan met bevelen. Gewoonlijk ziet men Mgr. Marini eerder op de achtergrond, maar hij trad wat op de voorgrond toen hij te Rome een toespraak hield voor een vergadering van Engelstalige priesters waarin hij het liturgisch project verdedigde van de “hervorming van de hervorming”. Deze commentaar gaf aanleiding tot een reeks speculaties in de blogs en in de kringen van liturgisten omtrent een mogelijke herziening van de katholieke eredienst onder Benedictus XVI. De critici ervan zien erin een “terugkeer” op de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). De boodschap van Mgr. Marini was dat, indien onder Benedictus XVI de wind duidelijk waait in een meer traditionele richting, zij die een opzienbarende ommekeer in de ene of de andere richting verwachten, zeer zeker zullen teleurgesteld worden.
Wat had u voor de geest op 6 januari toen u sprak over de “hervorming van de hervorming”?
— In feite heb ik deze uitdrukking niet gebruikt alsof ze van eigen vinding was, maar als een uitdrukking die anderen al ettelijke jaren gebruiken, waaronder vanzelfsprekend kardinaal Ratzinger. Ik wou niet in detail treden omtrent wat verschillende personen zouden kunnen bedoelen met deze uitdrukking, want er zijn verschillende manieren om die te verstaan. Ik denk dat de beste, de meest correcte wijze om deze uitdrukking te begrijpen beslist niet inhoudt dat men de hervormingen verwerpt die door het Tweede Vaticaans Concilie werden ingesteld. Het gaat er eerder om een verdere stap te zetten in het begrijpen en het ervaren van de authentieke liturgische geest, die de erfenis van onze traditie verenigt met de conciliaire hervorming, in een geest van ontwikkeling binnen de continuïteit.
Kardinaal Ratzinger heeft zich wel eens verzet tegen de nieuwe omwentelingen in de liturgie, zeggende dat wij nood hadden aan een periode van stabiliteit: akkoord?
— Ja, ja…. volledig akkoord! Ik denk niet dat de liturgie van de Kerk nood heeft aan radicale veranderingen of vervormingen, juist omdat dit niet in de logica zou passen van die geest van ontwikkeling binnen de continuïteit. Ik denk eerder dat het gaat om wat reeds bestaat te verstevigen, op een meer authentieke wijze en in overeenkomst met de ware geest van de Kerk.
Er is geen terugkeer naar de periode van vóór Vaticanum II?
— Uiteraard niet. Een “terugkeer” zou geen zin hebben, want zo werkt het leven van de Kerk niet. Zij gaat vooruit in de tijd, en ontwikkelt zich altijd zonder ooit iets te verliezen van haar voorbije of tegenwoordige leven.
U heeft gesproken over meer traditionele klanken in de pauselijke liturgie, zoals bijvoorbeeld het kruis op het altaar zetten, of de communie geven op de tong. Als ik u goed begrijp, suggereert u niet dat dit voorboden zijn van het nieuwe liturgiebeleid van de hele Kerk?
— De paus heeft deze oplossingen voorgesteld en stelt ze nog voor. Het is de stijl van deze paus op te treden met voorstellen en niet met bevelen. Het idee is dat dit alles geleidelijk aan goed zou kunnen aanvaard worden bij het zien van de ware betekenis van sommige beslissingen en richtingen. Zulks lijkt mij een kenmerkende eigenschap van paus Benedictus XVI.
Wij weten niet of wat de paus voorbrengt onder de vorm van voorstellen eens een disciplinaire norm zal worden. Wij kunnen het niet zeggen. Zeker bestaat de huidige geest erin voorstellen te doen voor de stijl van de vieringen van de Kerk. Wanneer de Heilige Vader echter iets voorstelt, is zulks niet enkel iets van zijn persoonlijke voorkeur, maar wel een heldere en precieze oriëntering voor de hele Kerk.
Zulks brengt een ruimere vraag naar boven. Het is klaar dat Benedictus XVI een sterke liturgische visie heeft, maar totnogtoe heeft hij geen radicale liturgische hervorming in gang gezet. Het komt me voor dat u al hebt uitgelegd waarom: zijn strategie bestaat erin eerder voor te stellen dan op te leggen. Is het zo?
— Ja, zo zou ik het zeggen. Het komt me voor dat hij een visie heeft die verankerd is in zijn groot geloof in het leven van de Kerk, die zeker haar eigen begrip heeft van de tijd, met haar eigen ritme. Wanneer men sommige realiteiten bekijkt, en ook de tijd waarin men leeft, kunnen zekere zaken soms niet snel worden opgelegd. Ze moeten stilaan binnendringen in de denkwijze van de Kerk, in haar manier van aanvoelen, in haar klimaat. In die context is het mogelijk ten slotte tot een meer precieze disciplinaire norm te geraken, maar het is wellicht nuttig vooreerst een gunstig klimaat te scheppen.
Moet men de cultuur van de Kerk smeden vóór haar wetgeving?
— Ik denk het, zelfs als de twee aspecten moeten samengaan, want de disciplinaire normen helpen eveneens een cultuur te smeden. Tevens is er een proces van culturele vorming die kan leiden tot disciplinaire normen. Het komt me voor dat men het evenwicht tussen beide fasen voor de geest moet houden.
De nieuwe uitgave van de Engelse vertaling van het Romeins missaal komt weldra uit. Heeft u ze gezien?
— Neen. Zoals u weet is ze een taak die tot de bevoegdheid van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst behoort. Ik weet dat dit met grote schreden vooruit gaat.
Zal de paus dit nieuw missaal gebruiken wanneer hij in Engeland zal zijn in september?
— Ik weet het niet, want dat is nog niet beslist. Wij weten niet of het tegen die tijd definitief zal zijn goedgekeurd. Als de vertaling is goedgekeurd, zal het zeker deze zijn welke de paus zal gebruiken.
De nieuwe vertaling werd soms bekritiseerd wegens het gebruik van niet-dagelijkse bewoordingen, die misschien voor het gelovige volk onverstaanbaar zijn. Bent u akkoord met de idee dat een soort “sacrale taal” soms een goede zaak is, om de mensen op te tillen boven hun dagelijkse ervaring?
— Ja, dat denk ik wel. De liturgie heeft voorzeker een volkse dimensie, maar ze heeft ook haar eigen taal en haar eigen referentiekader. Soms moet men ons helpen begrijpen dat bij het binnentreden in de liturgische ruimte, in het klimaat van de liturgie, wij werkelijk binnenkomen in een andere dimensie, die niet deze is van onze alledaagse wereld. De paus spreekt dikwijls over de liturgie als een soort van hemelse ruimte, die weliswaar niet los is van de wereld, maar die ons een nieuwe wijze van beleving van onze wereldervaring biedt. Dat alles moet samengaan en wordt soms uitgedrukt in een taal die niet de alledaagse taal is, maar de taal van het gebed en van de spiritualiteit, die haar eigen schoonheid heeft.
Bij de motu proprio van 2007 heeft Benedictus XVI een ruimere viering toegestaan van de oude Latijnse mis, doorgaans genoemd « Tridentijnse mis », naast de nieuwe mis. Nu de stemming rond deze beslissing is geluwd, waar staan we?
— Naar mijn mening is het thans belangrijk dat deze twee vormen van de Romeinse ritus naar mekaar toezien met een grote sereniteit, beseffend dat zij deel uitmaken van het leven van de Kerk, en dat geen enkele van de twee de enige ware of authentieke uitdrukking ervan is. Beter nog, de twee vormen van de Romeinse ritus kunnen mekaar verrijken. Dat is de weg die wij zouden moeten gaan, want wellicht zijn we nog niet gekomen tot deze houding van sereniteit en aanvaarding in ons dagelijks leven.
Dit interview werd verleend in februari 2010 en werd gepubliceerd onder de titel « Proposals for the liturgy » in « Position Papers », n. 436, April 2010. Het werd vertaald uit het Frans door Walter Van Goethem.