De Standaard van 30-5-12 publiceert een stellingname van de aartsbisschop van Mechelen-Brussel n.a.v. de tiende verjaardag van de wet over euthanasie in België.
In mei 2002 nam een parlementaire meerderheid een wet aan over euthanasie. Tien jaar na de afkondiging van die wet is het tijd om een balans op te maken. Al ten tijde van de parlementaire debatten spraken de Belgische bisschoppen hun vrees uit dat de wet het respect voor de meest kwetsbare personen en zorgverleners ernstig zou bedreigen.
Vandaag moet eerst en vooral het oprecht meeleven worden benoemd dat ieder van ons voelt voor mensen die intens lijden, die gebukt gaan onder ziekte en onder het vooruitzicht van een naderende dood. Wie kan er onverschillig blijven voor hun ontreddering? Het is volledig te begrijpen dat dan het verlangen ontstaat om voorgoed in te slapen en zo van alles verlost te zijn.
Toch dient een vraag om te sterven meestal gedecodeerd te worden als een noodkreet. Het uitschreeuwen van wanhoop valt dus niet noodzakelijk te verstaan als een echte bereidheid om te sterven. Het gepaste antwoord is dan ook het verlangen om waardig te leven, dat verstopt zit achter de doodswens, alle kansen te geven. En als behandelingen uitgeput zijn of disproportioneel worden, dient kwaliteitsvolle palliatieve zorg het over te nemen.
Dunne lijn
Het is belangrijk om die palliatieve zorg bijkomende middelen te geven en verder uit te bouwen, zodat mensen in alle waardigheid en sereniteit kunnen leven en sterven. Zo vermijdt men dat een mensenleven opzettelijk wordt beëindigd. Dat is trouwens een schending van het gebod dat wezenlijk is voor elke samenleving: dat een onschuldige niet wetens en willens mag worden gedood.
Er zijn natuurlijk gevallen waarin, vanuit technisch oogpunt, de scheidingslijn tussen sommige palliatieve praktijken en bepaalde euthanasiehandelingen zeer dun kan lijken. Het is dan de menselijke context, de aard van de gebruikte middelen en de intentie die het hele verschil maken.
De bewonderenswaardige en deskundige inzet van zorgverleners die, ver van elke vorm van therapeutische hardnekkigheid, pijn bestrijden, lijden verlichten en met een groot hart zieken en hun naasten tot het einde toe bijstaan, verdient alle lof. Er zijn veel families die kunnen getuigen over de warmte van de laatste dagen die ze, in grote menselijkheid, samen met hun geliefden konden doorbrengen. Ik heb eveneens veel lof voor de moed van zorgverleners die, in weerwil van eventuele druk, hun recht op gewetensbezwaar inroepen en weigeren euthanasie uit te voeren of eraan mee te werken.
Verplicht de ogen gesloten
In het pleidooi voor de depenalisering van euthanasie beriep men zich vaak op de individuele vrijheid om zelf over het eigen leven en dood te kunnen beschikken. Maar nu, tien jaar later, zien we scherper dat er bij euthanasie meer op het spel staat dan alleen de vrijheid van de aanvragers. De depenalisering wijzigde voor talrijke zorgverstrekkers wezenlijke aspecten van hun beroep. Ze deed soms het vertrouwen wankelen tussen leden van eenzelfde familie of ten aanzien van het medisch korps. En ze heeft, op een subtiele manier, kwetsbare mensen doen denken dat ze er goed aan deden om euthanasie te vragen.
Bovendien is de vrees die tien jaar geleden werd geformuleerd vandaag realiteit geworden. Bij het tot stand komen van de wet nam de wetgever meerdere voorzorgsmaatregelen om het toepassingsgebied van de wet strikt af te bakenen. Maar als de deur op een kier staat, wordt die onvermijdelijk verder geopend. Vandaag is de Federale Controlecommissie haast verplicht om de ogen te sluiten voor praktijken die niet conform de wet zijn. De commissie erkent trouwens expliciet haar onvermogen om de toepassing van de wet doeltreffend te controleren.
Individuele vrijheid, algemeen belang
Is het in de gegeven omstandigheden redelijk een nieuwe uitbreiding van de wet voor te stellen, wetend dat oncontroleerbare praktijken de wetgever nadien zullen dwingen weer nieuwe uitbreidingen te overwegen? In sommige domeinen vraagt het algemeen belang dat er een duidelijk “ja” of “neen” wordt geformuleerd. En de geschiedenis heeft getoond dat we daartoe in staat zijn. Als het gaat om lijden en dood biedt alleen een resoluut “ja” aan een competente en liefdevolle aanwezigheid bij zieken en stervenden werkelijk toekomst voor onze samenleving. En de palliatieve zorg, die steeds voor verbetering vatbaar is, biedt ons daartoe de mogelijkheid. Afzien van euthanasie kan voor sommigen een vermindering lijken van hun individuele vrijheid. En in een bepaald opzicht is het dat ook. Maar op langere termijn gaat het om een belangrijke bijdrage aan het algemeen belang.