Op Pinksteren zendt Jezus ons zijn Geest. Door de genade en de gaven die de derde Persoon van de Heilige Drievuldigheid ons schenkt, kunnen wij ons ten volle identificeren met Christus, de eeuwige Zoon van de Vader.
De Heer die ons tot het einde toe heeft liefgehad (cf. Joh. 13, 1), heeft zich niet tevreden gesteld met ons zijn leven te geven, wat reeds het hoogste teken van liefde is (Joh. 15, 13). In de Eucharistie schenkt Hij ons letterlijk zijn leven door ons zijn Lichaam en zijn Bloed te geven (evenals Zijn Woord, in de liturgie van het Woord). Op het kruis heeft Hij ons geschonken wat hem het dierbaarste was op aarde, zijn eigen Moeder. Hij heeft toegestaan dat zijn Hart zou worden doorboord om zo uit te storten al wat het bevat, bloed en water, beeld van de Eucharistie en van het Doopsel, en tevens van alle sacramenten. Bij de Hemelvaart heeft Hij onze menselijke staat verheven tot aan de rechterzijde van de Vader, waar nu zetelt Jezus, ware God en ware mens.
Tenslotte op Pinksteren, deelt Jezus ons zijn Geest mee: “De Trooster, de Heilige Geest, die mijn Vader in mijn naam zal zenden, Hij zal u alles leren, en u alles in herinnering brengen wat Ik u heb gezegd” (Joh. 14, 26). De Geest leert ons en deelt ons de volheid van de naastenliefde en van de waarheid mee.
De gaven van de Heilige Geest zijn als de wind die blaast in de zeilen van de boot van ons bestaan. Zij helpen ons sneller en verder te gaan in onze vereenzelviging met Christus. Anders gezegd, in het christelijk leven zijn wij niet beperkt tot het roeien, tot onze menselijke krachten alleen.
Het ontzag voor God
De gaven van de Heilige Geest worden gewoonlijk voorgesteld als een hiërarchie. Het ontzag voor God is de eerste en a.h.w. de meest elementaire. Het maakt ons gehoorzaam aan God, gevoelig voor en gewillig voor zijn Woord. Het ontzag voor God is niet die “wereldse vrees”, de vrees te mishagen aan de wereld die ons omringt, de bezorgdheid voor andermans mening die zoveel mensen vandaag verlamt. Zij is ook niet de “slaafse vrees”: een soort angst voor een wraakzuchtige god, eigen aan de primitieve godsdiensten, die men niet kent en waarvan men de woede wil bedaren met offers.
Deze gave wekt in ons de kinderlijke vrees op, de vrees voor alles wat ons zou kunnen verwijderen van de Liefde Gods, en dus ook de afschuw voor de zonde. Want deze is waarlijk het enige wat we hier op aarde moeten vrezen: “Vrees niet dezen die het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; vrees eerder hem die én de ziel én het lichaam in de hel kan verderven” (Matt. 10, 28).
Het ontzag voor God zet ons ook aan tot de nederigheid, een gezond wantrouwen tegenover onszelf: ons niet te ernstig opnemen, niet denken dat we alles kennen, niet alleen beslissen over ons leven. Het is ook wantrouwen voor wat ons in de materiële wereld aantrekt en ons van God afkeert. Het doet ons neigen tot matigheid, tot het matig gebruik van de goederen van deze wereld.
De vroomheid
De vroomheid is de gave waardoor wij God erkennen als onze Vader. Zij wekt in ons het vertrouwen, de tederheid, de overgave van de kinderen op: “Ik zeg u: wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er niet ingaan” (Marcus 10, 15). De vroomheid helpt ons ook het vierde gebod te beleven, nl. de eerbied en de liefde voor de ouders en de oversten. Zij doet ons het ultiem motief van de naastenliefde ontdekken: “Voorwaar, Ik zeg u: Wat gij voor één van mijn geringste broeders gedaan hebt, dat hebt gij voor Mij gedaan” (Matt. 25, 40).
De vroomheid leert ons bidden: “Zo ook komt de Geest onze zwakheid ter hulp. Want we weten niet eens wat we behoren te vragen; maar de Geest zelf smeekt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rom. 8, 26). Zij leert ons ook het ware vragend gebed te beleven, dat geen persoonlijke eis is , maar eerder een smidse waarin onze wil geïdentificeerd wordt met de wil van God.
De kennis
De derde gave is deze van de kennis. Deze leert ons het geschapene beter te kennen, maar dan als een weg naar God. In feite verkondigt de hele schepping de grootheid en de glorie van de Schepper: “De hemelen verhalen de glorie van God, het firmament verkondigt het werk Zijner handen” (Psalm 19, 2). Door de gave van de kennis kunnen wij ook bij wat ons omringt het onderscheid maken tussen wat ons nader bij God brengt en wat ons ervan verwijdert.
Zij helpt ons “in elke situatie, hoe alledaags ook, (…) iets heiligs, iets goddelijks te vinden” dat wij moeten ontdekken(Heilige Josemaría, homilie De wereld hartstochtelijk liefhebben). Met de gave van de kennis leert men waarlijk de meest gewone zaken te heiligen. Men vermijdt ook zich ongeordend te hechten aan de aardse werkelijkheden, door hun echte finaliteit te onderscheiden.
De sterkte
De gave van sterkte vervolmaakt de gelijknamige menselijke deugd. Kort voor de Hemelvaart belooft Jezus aan de leerlingen de sterkte die van de Heilige Geest komt: “Zie, Ik zend de belofte van mijn Vader over u neer; blijft in de stad, totdat gij bekleed zijt met kracht uit den hoge” (Lucas 24, 49).
De gave van sterkte berust paradoxaal op het bewustzijn van onze zwakheid : het is dan dat God kan handelen. De heilige Paulus drukt dit uit in een bekende formule: “Want als ik zwak ben, ben ik sterk “ (2 Cor 12, 10).
De sterkte is niet de brutaliteit, noch het feit grote krachttoeren te verwezenlijken. Ze komt eerder tot uiting in de standvastigheid, de volharding om het goede te doen, de weerstand in de beproeving of in de bekoring, de ambitie de heldhaftigheid te beleven in de kleine dingen van het alledaagse, het zich bestendig geven aan de anderen, een vastberaden man of vrouw te zijn: “Het is zeer belangrijk, uiterst belangrijk, een grote en zeer besliste vastberadenheid te hebben om niet op te houden om de heiligheid te bereiken, wat er ook kan voorvallen, wat men ook moet bewerken, zelfs als men zucht, zelfs als men zijn doel bereikt of dat men op de weg sterft of dat men niet het hart heeft de werken te doen die er zijn op deze weg, zelfs als de wereld instort” (Heilige Theresa van Avila, De weg van volmaaktheid, 21, 2).
De raad
Door de gave van raad geeft de Heilige Geest ons ingevingen en leidt Hij ons. Hij brengt de deugd van de voorzichtigheid tot volmaaktheid. Deze gave is in het bijzonder nodig voor hen die anderen in hun geestelijk leven richting geven.
Er zijn in ons leven vele toestanden waarin wij niet zeer goed weten wat te zeggen of wat te doen: “Als ze u overleveren, weest dan niet bezorgd hoe of wat gij zult zeggen; want in dat uur zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen. Immers niet gij zijt het die spreekt, maar het is de geest van uw Vader, die door u spreekt (Matt. 10, 19-20).
De gave van raad helpt ons altijd te handelen met een recht geweten. De Heilige Geest verleent ons deze gave langs een klassieke weg, deze van de geestelijke leiding en langs de nog eenvoudiger weg van het gebed: “Neem geen beslissing zonder de aangelegenheid in tegenwoordigheid van God overwogen te hebben (Heilige Josemaría, De Weg, nr. 266).
Het inzicht
“Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, dan zal Hij u tot de volle waarheid leiden” (Joh. 16, 13): de Heilige Geest geeft ons ook de gave van het inzicht, die ons tot een dieper begrip brengt van de goddelijke zaken, van de openbaring. Het is daarom dat er mensen zijn zonder enige vorming die de realiteiten van het geloof veel beter begrijpen dan sommige grote theologen. Door het inzicht aanvaarden we beter de mysteries van het geloof zoals de Kerk, de Eucharistie, enz. En wat we misschien al honderd maal hebben gelezen of gehoord krijgt in onze ogen een nieuwe helderheid.
Het inzicht maakt de beschouwing van God in het gewone leven gemakkelijker. Wij kunnen deze gave beantwoorden door in ons bezinning en bewaring van onze blik en onze verbeelding te bevorderen: “Maar de ongeestelijke mens aanvaardt niet wat van Gods geest komt, want het is hem een dwaasheid; en hij kan het zelfs niet kennen, omdat het door de Geest is dat men moet oordelen” (1 Cor 2, 14).
De wijsheid
Tenslotte is er de grootste van alle gaven van de Heilige Geest: de wijsheid. Wanneer God aan Salomon aanbood Hem te vragen wat hij wou, bad de koning van Israël de Heer hem de gave van de wijsheid toe te staan, en dit verzoek behaagde aan God (cf. 1 Kon 3, 10).
De wijsheid is intiem verbonden met de Liefde: zij is een kennis verbonden met de liefde, met het bezit van God (zowat als de kennis die men heeft van een vrucht wanneer men die in de mond heeft). Zij geeft vrede en rust, want zij laat toe de zaken te zien zoals God ze ziet. In deze zin gaat de wijsheid de gave van het inzicht te boven.
“De wijsheid is meer waard dan juwelen, geen kostbaarheid komt haar nabij” (Spreuken, 8,11). “Ik heb haar gesteld boven scepters en tronen, en bij haar vergeleken telde ik rijkdom voor niets (…). Want alle goud is met haar vergeleken wat stof, en zilver geldt naast haar enkel als slijk. Meer dan gezondheid en schoonheid had ik haar lief, en gaf haar de voorkeur boven het licht, want de glans die zij uitstraalt dooft nooit. Tegelijk met haar viel mij groter goed nog ten deel (…), daar de wijsheid het meebracht; ik wist nochtans niet dat zij er de moeder van was (…). Zij is voor de mensen een onuitputtelijke schat; die haar benutten, verwerven Gods vriendschap” (Wijsh 7, 8-14).
Stefaan Seminckx is priester, doctor in de geneeskunde en in de theologie. Deze tekst vond inspiratie in de meditaties van de reeks “Spreken met God” van Francisco Fernandez-Carvajal (uitgave De Boog, 1997, deel III – Paastijd). Hij werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.