Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De hedendaagse wereld begrijpen (6/10)

9 september 2014

“De crisis van het transcendente” is het zesde artikel in een reeks van tien. In deze teksten trachten verschillende auteurs na te denken over de hedendaagse wereld en de denkbeelden die ons leven en handelen beheersen. Ze bespreken ook de troeven van de christelijke boodschap in deze postmoderne cultuur die haar voor nieuwe uitdagingen stelt.

 

Verjaag de ware God, en de afgoden komen in galop aan. Wanneer men de godsdienst voor het galgenveld bestemt, duiken vervangende vormen van geloof op, toegespitst op het “ik” of het “wij”: de mening, de mode, de macht, de volksstam, de clan, de politieke of de sociale klasse… Het materiële onder al zijn vormen beweert het op de geest te halen: rush naar geld, aanbidding van het gouden kalf. Men sluit zich op in een ivoren toren, men wil gelijk “hebben”, zelfs tegen het klaarblijkelijke in. Eenmaal God verbannen naar de vergeethoek, de godsdienst eerst opgesloten in de sacristieën, daarna uitgestald in de musea, waagt men zich in een ongerept woud waar de stoutmoedigste zich opricht als de monarch van een rijk van illusies.

Het hedendaags atheïsme is niet noodzakelijk agressief: het is onbewust geworden, het is in de cultuur doorgedrongen. Niet enkel op het vlak van de kennis of van wat publiek is, maar ook bij het inrichten van het dagelijks leven. In de school, op het kantoor, in het gezin, in het ziekenhuis is het geen zeldzaamheid dat men beslissingen neemt alsof God niet bestond. Of wanneer Hij bestaat, alsof Hij zich niet met ons bezig houdt. Door zo te handelen heeft men niet de indruk veel te verliezen. En ziezo, men dompelt zich onder in de middelmatigheid, waarvan gezegd wordt dat deze erin bestaat het essentiële voorbij te gaan zonder er zich rekenschap van te geven. En dat tot wanneer een crisis deze verbazende ongegeneerdheid komt treffen…

1. De eerste crisis

Het woordenboek definieert de crisis als een “ernstige fase in het verloop der zaken, der gebeurtenissen, der ideeën”. De eerste crisis gaat terug tot het begin van de geschiedenis van de mensheid, toen plots geniepig werd gefluisterd: “Ge zult zijn als goden, die het goed en het kwaad kennen” (Gen 3, 5). Gij hebt noch de boom van het leven, noch de boom van de kennis van het goede en het kwade nodig. Het staat u vrij uw eigen moraal te fabriceren, en daarna met het leven en de dood te knutselen. Dat was de eerste bekoring, die zich onder verschillende aspecten in de loop der tijden terug voordoet.

2. De crisis van de geest

In 2014 herdenken wij het uitbarsten van de Eerste Wereldoorlog. Te Ieper staat het Museum In Flanders Fields, ingericht in de na de wapenstilstand herbouwde Lakenhalle, klaar om u in zijn nieuwe versie het afschuwelijke te tonen van dit conflict dat tot dan toe geen voorgaande kende. Aan het einde van het bezoek dringt zich één gedachte op: nooit meer oorlog!

Dat was ook de wens die heerste na het verdrag van Versailles. In dat jaar publiceerde Paul Valéry in volle naoorlogse euforie te Londen zijn twee Lettres sur la crise de l’esprit. De aanvang is plechtig en kort: “Wij, beschavingen, weten nu dat wij sterfelijk zijn”. En te betogen: “Wij hadden horen spreken over volledig verdwenen werelden, verzonken rijken met al hun mensen en al hun uitrusting; ondergegaan in de onontginbare diepte van de eeuwen met hun goden en hun wetten…”. Wij dachten dat deze schipbreuken niet voor ons waren. Maar“wij zien nu dat de afgrond van de geschiedenis groot genoeg is voor de hele wereld. Wij voelen aan dat een beschaving dezelfde breekbaarheid heeft als een leven (…) Het wiegen van het schip is zo erg geweest dat de best opgehangen lampen uiteindelijk zijn gekanteld”.

3. De geestverwarring

De auteur van Le cimetière marin stelt zich vragen omtrent de oorzaken van zo’n wankeling. De wanorde van wat hij noemt L’Europe mentale, komt volgens hem voort uit het in de gecultiveerde geesten vrij naast mekaar bestaan van de meest disparate ideeën, van de meest aan elkaar tegengestelde beginselen van leven en kennis. Hij ziet daarin een kenmerk van de moderne tijd die hij niet zonder lyrisme beschrijft: “Het Europa van 1914 was wellicht gekomen tot de limiet van het modernisme. Iedere geest van een zekere klasse was een kruispunt voor alle soorten van opinies; iedere denker een universele uitstalling van gedachten (…) Hoeveel materiaal, hoeveel werken, hoeveel berekeningen, leeggeplunderde eeuwen, hoeveel heterogene levens samen waren er nodig opdat die carnaval zou mogelijk zijn en werd binnengebracht als een vorm van de hoogste wijsheid en een triomf van de mensheid?”

Men woont een carnaval van ideeën bij die uitmondt in het volgend spektakel: “op een onmetelijk terras van Elsenor dat gaat van Basel tot Keulen, dat raakt aan de zandhopen van Nieuwpoort, aan de moerassen van de Somme, aan het krijt van Champagne en het graniet van de Elzas, kijkt de Europese Hamlet naar miljoenen spectra”. De conclusie laat niet op zich wachten, zij neemt profetische accenten aan: “Nog heerst een zekere verwarring, maar nog even, en alles zal opklaren; wij zullen dan het verschijnen zien van het mirakel van een dierenmaatschappij, een perfecte en definitieve mierenhoop.”

Ik kan de lezer slechts verwijzen naar de originele tekst. Dit soort geschrift met profetische accenten verliest veel door het citeren met stukken en brokken. Onthouden we in ieder geval een gedachte die deels de actuele crisis kan verklaren: deze van een “mentale wanorde” die leidt tot het “teloorgaan van de Europese ziel”.

Zonder universeel referent kunnen tegengestelde ideeën in dezelfde hersenen samenwonen, soms tegen alle gezond verstand in. De onverschilligheid wordt dan de te volgen regel; het moreel relativisme stelt zich als een gedragsregel — uiteraard een gebroken regel —, waar de ethiek wordt verward met dat wat de wet toelaat, promoveert of bezegelt. De overvloed van wetten in alle richtingen tracht het vacuüm van morele waarden op te vullen. Om het ontbreken van hogere beginselen op te vullen, aanvaardt men het risico in tegenstrijdigheid te vervallen, voorgesteld als vrijheid van de geest.

Heeft het “zwakke denken”, het einde van de “grote verhalen” — kenmerkend voor de postmoderniteit — een toekomst? Ja, in de mate dat ieder probleem ertoe leidt oplossingen te zoeken.

4. De crisis: een uitdaging aanvaarden

Sommige strijders van 1914 hadden het begrepen, wanneer zij met Kerstmis tot een wapenstilstand beslisten, zowat alsof men gaat staken. Engelsen, Belgen en Duitsers hebben kaarsen aangestoken op kilometers van loopgrachten. En een Frans soldaat vroeg zich af: “Arme kleine God van liefde, deze nacht geboren, hoe hebt gij de mensen kunnen liefhebben?

Om te ontsnappen uit het benauwende labyrint van onzekere opinies, moet een bepaalde intellectuele striktheid hervonden worden, zowel als een minimum aan spirituele samenhang. Het Tweede Vaticaans concilie oordeelde dat de “scheiding tussen het geloof dat zij beweren te hebben en het dagelijks gedrag van velen moet gerekend worden onder de ergste fouten van deze tijd” (Gaudium et spes, 43).

Hoe de geest en de waarheid in harmonie brengen, hoe de mensen onderling verzoenen? De door de heilige Josemaría gedane oproep enkele maanden vóór het uitbarsten van de Tweede Wereldoorlog blijft actueel: “Een geheim. Een geheim om op de daken te schreeuwen: deze wereldcrisissen zijn crisissen van heiligen. God wenst een handvol van “Zijn” mensen in iedere menselijke activiteit. En dan… pax Christi in regno Christi, de vrede van Christus in het rijk van Christus” (De Weg, 301).

De aandachtige bezoeker van In Flanders Fields ontdekt niet zonder verrassing in de uitrusting van de Canadese soldaten een Evangelie volgens Marcus, tweetalige uitgave van Army and Navy. Hij bemerkt ook een rozenkrans die gevonden werd tussen de persoonlijke voorwerpen van een andere strijder. Misschien is zoiets de aanloop van een oplossing in de zin van de bedenking van Johannes-Paulus II: “Een geloof dat geen cultuur wordt is een geloof dat niet ten volle is aangenomen, niet ten volle doordacht, niet trouw beleefd”.

Jean Gottigny is priester, Doctor in de Filosofie en in de Theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.