Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De hedendaagse wereld begrijpen (5/10)

11 augustus 2014

“De zin van de geschiedenis” is het vijfde artikel in een reeks van tien. In deze teksten trachten verschillende auteurs na te denken over de hedendaagse wereld en de denkbeelden die ons leven en handelen beheersen. Ze bespreken ook de troeven van de christelijke boodschap in deze postmoderne cultuur die haar voor nieuwe uitdagingen stelt.

 

Elke mens zoekt antwoorden op de essentiële vragen van het leven. Op gevaar af in angst te leven, wil hij weten waar hij vandaan komt, waar hij naartoe gaat, en welke zin hij moet geven aan de tijd die voorbijgaat, welke weg hij moet volgen op de weg van het leven.

De denkers van de postmoderniteit stellen het klassieke geërfde kader van de christelijke openbaring ter discussie: de schepping, de intrede van God in de tijd, onze eeuwige bestemming. In plaats daarvan stellen zij een lijdzaam aanvaarden van het heden voor, dat geen enkel perspectief biedt en wanhoop zaait.

1. Het christelijk begrip van de geschiedenis

Tegenover deze nihilistische visie verkondigt het christendom dat enkel God zin geeft aan de geschiedenis. Reeds de Joodse wereld van het Oude Testament stelde een geschiedenis voor die haar oorsprong vond in God en die op weg was naar een volheid die samenviel met de komst van de Messias.

Voor de heilige Paulus is deze volheid die samenvalt met de geboorte van de Zoon van God ook “volheid van de tijd”. Johannes Paulus II verklaart dit aldus: Inderdaad is juist doordat God door de menswording in de geschiedenis der mensen is binnengetreden, de tijd vervuld. De eeuwigheid is in de tijd binnengegaan: is er een grotere ‘vervulling’ denkbaar? En is wel een andere ‘vervulling’ mogelijk?” (Apostolische brief Tertio millenio adveniente, 10-11-94, n. 9). De “volheid van de tijd” is niet zomaar een gunstig moment op de tijdlijn van de geschiedenis: zij is de Eeuwige zelf die onze tijd komt verlossen door hem zijn volheid, zijn eeuwige dimensie te geven.

De tijd vertoont een paradox: de tijd die ik beweer te hebben ontsnapt mij voortdurend zoals de korrels van de zandloper die onverbiddelijk wegvloeien. De christelijke roeping plaatst ons in een tijd geleefd in Christus, in de Eeuwige. Deze tijd is niet aangetast door de aardse eindigheid: hij wordt een “schat verzameld in de hemel” (cf. Mt 6, 20). Dat is helemaal de zin van de christelijke hoop die al, zij het op onvolmaakte manier, bezit wat zij verhoopt.

Ons leven speelt zich af in de tijd die ons gegeven is om de liefde van God te beantwoorden of te weigeren, een tijd van voorbereiding en beproeving met het oog op de wederkomst van Christus. In de geschiedenis is de Kerk het teken en het sacrament van het heil (dat wil zeggen het teken dat dit heil effectief maakt). Het “einde der tijden” zal zien hoe het goede volledig zegeviert over het kwaad. Het zal onze ultieme hoop in vervulling doen gaan, en al onze relatieve zuiver aardse hoop overstijgen.

2. De schakel tussen de geschiedenis van de mensheid en de heilsgeschiedenis

De parabel van het goede graan en het onkruid kan ons dit duidelijk maken. De meester van het huis antwoordt tegen de knechten die voorstellen het onkruid dat de vijand gezaaid heeft meteen al uit te rukken: “Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen:‛Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur’ “(Mt 13, 30).

Deze parabel roept volgende beschouwingen op:

  • wij zijn de echte acteurs in ons leven en in de geschiedenis (wij zijn het die zaaien en oogsten); onze persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid zijn effectief
  • het menselijk leven en de geschiedenis zijn getekend door de vooruitgang en de crisissen, door de strijd tussen het goede en het kwade; het is goed en billijk een vreedzame strijd te voeren voor de vooruitgang en voor het goede; deze strijd draagt bij aan onze eigen voltooiing in Christus
  • maar wij kunnen niet het paradijs op aarde willen inrichten (zoals in de ketterij van het “millenarisme” ): dat is een illusie, want het einddoel van de menselijke geschiedenis ligt niet “in” deze geschiedenis. Er zal tot het einde onkruid zijn.
  • de geschiedenis is op weg naar de eeuwigheid, waar de meester zal oogsten en het kaf van het koren scheiden, beeld van het laatste oordeel waar de goeden beloond en de slechten gestraft zullen worden. Wij zijn voorbestemd tot volmaakt geluk, maar in de “schuur” van de meester van het huis, namelijk de hemel: “Gij hebt ons gemaakt naar U, en rusteloos blijft ons hart totdat het zijn rust vindt in U” (Sint Augustinus, Belijdenissen, 1, 1).

Met andere woorden: de menselijke geschiedenis en de heilsgeschiedenis kruisen elkaar, maar zonder zich te vermengen.

3. Hoe het bestaan van het kwaad uitleggen?

De juiste vraag is: hoe kan men de verzekering dat er een goede God is verzoenen met de realiteit van natuurlijke catastrofen, ziekten en dood, onrechtvaardigheden, enz.?

Het menselijk denken dat altijd reeds met dit probleem geconfronteerd werd, heeft verschillende oplossingen uitgewerkt. Het boeddhisme bijvoorbeeld stelt voor zich aan het zijn te onttrekken en dus ook aan het lijden. Sommige filosofen, zoals Spinoza, trachten het kwaad te doen opgaan in een universeel denkbeeld dat erop gericht is het onbelangrijk te maken. Anderen ontkennen het bestaan van God of herleiden hem tot een onpersoonlijke realiteit (de “ultieme realiteit”).

Het verhaal in Genesis openbaart ons het bestaan van een scheppende God die “bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was” (1, 31). Het is de mensheid, als een zaad in de persoon van Adam, die haar vrijheid slecht gebruikt heeft, en zo de aanvankelijke orde die door de Schepper gewild was verstoorde. Maar God laat zijn schepsel niet in de steek en belooft dadelijk een Verlosser.

Dit verhaal is een mysterie, zoals de realiteit van het kwaad overigens. Het valt ons zwaar te begrijpen dat wij delen in de schuld van Adam. Maar deze laatste was slechts “het beeld van de Mens die komen moest” (Rom 5, 14). Als wij niet delen in zijn schuld, zouden wij ook niet kunnen deelhebben aan de verdiensten van de nieuwe Adam, Christus: “Dit betekent, één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot vrijspraak en leven voor allen” (Rom 5, 18).

Het is juist door het lijden — door op zijn schouders het lijden van de hele mensheid te dragen — dat Christus de mensheid verlost heeft. En Hij heeft haar verlost door een zo krachtige Liefde — goddelijke kracht — te openbaren dat hij de dood, oerbeeld van het kwaad, overwonnen heeft. Met Pinksteren heeft Christus ons zijn Geest gezonden die ons laat deelhebben aan zijn zege over het kwaad.

Van toen af heeft het lijden, dat steeds een wezenlijk deel uitmaakt in de geschiedenis van de mensheid, een zin, een heilskracht, een verlossingskracht. Deze bevestiging, die de menselijke verbeelding tart, vinden we in de kern van de boodschap die Christus ons geopenbaard heeft: “Want Joden eisen wonderen, heidenen verlangen wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor de Joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, is Hij Gods kracht en Gods wijsheid. Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen” (1 Kor 1, 22-25).

Waar onze menselijke wijsheid enkel mysterie en tegenspraak ziet, biedt het christelijk geloof een wondere synthese tussen tijd en eeuwigheid, tussen begin en einde, tussen de realiteit van de zonde en de werking van de genade.

Stefaan Seminckx is priester, doctor in de Geneeskunde en de Theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Helene en Jos Van Dyck.