Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

Voor de priesterwijding van vrouwen?

29 juli 2014

De synode van de Anglicaanse kerk van Engeland stemde op maandag 14 juli ten gunste van de bisschopswijding van vrouwen, nadat zij reeds enkele jaren geleden hun wijding tot priester had toegelaten. Deze hervorming moet om geldig verklaard te worden nog eens voorgelegd worden aan de algemene synode in november. Bij deze gelegenheid publiceren wij een artikel over de stelling van de katholieke Kerk wat betreft de priesterwijding van vrouwen.

In de loop van haar geschiedenis heeft de Kerk veranderingen ingevoerd — en zal dat zeker nog verder doen — aan de praktische organisatie van haar zielzorg, aan de wijze van verkiezing en benoeming van de bisschoppen, aan de manier om de paus te kiezen, aan het vormingsprogramma van de priesters, enz. Zij moet echter trouw blijven aan de wil van Jezus Christus, want de Kerk is geen gemeenschap die ontstaan is door het toedoen van mannen en vrouwen die inspiratie vinden in Jezus van Nazareth, maar een door Jezus van Nazareth bijeengeroepen gemeenschap: de bewoording “Kerk” komt voort uit het Griekse woord “ekklesia” dat betekent bijeenroepen. Aldus onderschrijven de gelovigen van de Kerk een project waarvan de essentiële lijnen van Jezus Christus komen. Noch de inhoud van het geloof, noch de essentiële structuur van de Kerk kunnen worden bepaald of gewijzigd door een democratische stemming van de gelovigen.

Het is om die reden dat Paulus VI en Johannes Paulus II duidelijk hebben bevestigd dat noch zij noch wie ook het nodige gezag bezitten om vrouwen toe te laten tot het priesterschap toe te treden. Deze pausen oordelen — met de hele Traditie van de Kerk sedert de apostelen — dat de lezing van de Evangeliën uitwijst dat Jezus van Nazareth enkel mannen heeft gewild als priesters in zijn Kerk.

Sommigen hebben zich afgevraagd of deze houding van Jezus niet ingegeven was door de tijdgeest van zijn tijd. De Evangeliën tonen ons echter een Jezus die, ook in zijn relaties met de vrouwen, op een — voor die tijd en plaats waar Hij leefde — weinig gebruikelijke wijze handelde. Hij aanvaardde zo dat een groep vrouwen hem vergezelde op zijn missionaire tochten (cf. Lc 8, 2-3), iets wat de oude profeten niet hadden gedaan, en wat ook de meesters van Israël van die tijd niet deden. Jezus neemt vrijelijk afstand van de Wet van Mozes om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen tegenover de banden van het huwelijk te bevestigen, in tegenstelling met hoe er toen in de Joodse wereld werd geleefd (cf. Mc 10, 2-11 en Mt 19, 3-9). Bij het vergeving schenken van de overspelige vrouw toont hij aan dat men niet strenger moet zijn voor de fout van een vrouw als tegenover deze van een man (cf. Joh 8, 11). Door de vrouwen te zenden om aan de apostelen het bericht van zijn verrijzenis te brengen, maakt hij duidelijk dat hij — anders dan de Joodse geest van die tijd — waarde hecht aan het getuigenis van de vrouwen.

Hoe hebben de apostelen en de eerste christenen de beslissing van Jezus uitgelegd om geen vrouwen tot het priesterschap toe te laten? De volgende feiten leren ons dat: Maria, de moeder van Jezus bezet een voorkeurplaats in de eerste christelijke gemeenschap, maar wanneer de beslissing wordt genomen om Judas te vervangen, is het niet zij die geroepen wordt in de groep van de twaalf te komen, maar Matthias (cf. Hand. 1, 24). Men kan ook in herinnering brengen dat wanneer de Kerk breekt met de door Mozes onderrichtte praktijken en nader gaat naar de wereld van het hellenisme — waar verscheidene aan heidense godheden gebrachte culten toevertrouwd waren aan priesteressen — dat de christenen zich niet de vraag stelden het priesterschap toe te staan aan vrouwen. In verscheidene teksten van het Nieuwe Testament is er sprake van vrouwen die in de evangelisatie werken — een evolutie tegenover het judaïsme — maar nooit van vrouwelijke priesters (cf. Hnd 18, 26 en 21, 9; Rom 16, 1, 3-12; Fil 4, 2-3). Anders gezegd:zij, die mogen aanzien worden als de beste uitleggers van de gedachten van Jezus, waren van mening dat het gedrag van de Meester van dit voorschrift uitging.

De theologie voegt daaraan toe dat deze regel van de Kerk ook zo wordt begrepen omdat de priester, in de uitoefening van zijn ambt, Christus vertegenwoordigt, zoals men dat in een bijzonder duidelijke wijze ziet in het vieren van de eucharistie, wanneer hij de woorden van de consecratie uitspreekt. Men mag zeggen dat op dat ogenblik de priester het beeld zelf is van Christus. En Christus was en blijft een man. Vermits de sacramenten tekenen zijn die werkelijk maken wat zij verbeelden, maakt het feit dat de priester een man is, zijn hoedanigheid van teken dat Christus vertegenwoordigt meer vatbaar.

De aanwezigheid van de vrouwen is thans meer dan in het verleden zichtbaar in bepaalde sectoren van de Kerk: in de zielzorg van de parochies, waar zij talrijker zijn dan de mannen; in de kerkelijke universitaire faculteiten, niet enkel als studentinnen, maar ook aan hoge onderwijsposities; op bepaalde posities van diocesane curies, enz. Wat meer is, het kerkelijk gezag heeft op een betekenisvolle en vernieuwende wijze hun belang erkend: er werden bijvoorbeeld meerdere vrouwen — Theresia van Jezus, Catharina van Siena, enz. —, tot kerkleraar benoemd, net zoals Augustinus van Hippo of Thomas van Aquino.

Evenwel beschouwt men nog altijd hun toetreding tot het priesterschap als onmogelijk. De fundamentele reden daarvan is dat betreffende het wezenlijke van de sacramenten en het beslissende in de inrichting van de Kerk, noch de pausen, noch de oecumenische concilies zich gemachtigd achten de wil van Christus te veranderen. En de Kerk oordeelt dat de priesterwijding van de vrouwen een essentieel punt zou veranderen aan haar eigen inrichting en aan het wijdingssacrament. Daarom achtte Johannes-Paulus II het nodig deze leer — gebaseerd op de constante en universele Traditie van de Kerk — te bevestigen en te verklaren dat deze definitief door alle gelovigen moet behouden worden (cf. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over het toelaten van vrouwen tot het ambtelijk priesterschap [15 oktober 1976]; Johannes Paulus, Apostolische Brief “Ordinatio sacerdotalis” [22 mei 1994]). Een katholiek gelooft in de bijstand aan de Kerk door de Heilige Geest. Hij heeft dus meer vertrouwen in het Woord Gods dat door de Kerk wordt medegedeeld dan door een meerderheid van de openbare opinie die zich in tegengestelde zin zou kunnen uitdrukken.

Het doel van de Kerk is niet zich aan de wereld aan te passen. Een volledige aanpassing aan de denkvormen van het milieu, aan het politically correct, zou de Kerk omvormen tot een ouderwetse maatschappij die enkele ritussen overbrengt, een folklore, een eenvoudig sierstuk, wellicht sympathiek voor de nostalgiekers van het verleden, maar volledige onnuttig om ons te begeleiden op de weg naar het eeuwig leven. De door bepaalde mensen vereiste modernisering van de Kerk — het “aggiornamento”, zoals men zegde ten tijde van het concilie Vaticanum II — bestaat niet uit een aanpassing aan de “diktaten” van de eigentijdse cultuur. Zij onderstelt eerder het actualiseren van de middelen om zich tegen het kwaad, tegen het onrecht, tegen de zonde in de wereld te verzetten, om mannen en vrouwen van onze tijd naar God te brengen. Met dit doel is het dwingend noodzakelijk niet af te wijken van de wil van haar Stichter, Jezus Christus, tweede Persoon van de allerheiligste Drievuldigheid.

Emmanuel Cabello is priester, Doctor in de Opvoedingswetenschappen en in de Theologie. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.