Een boekenshop voor katholieke inspiratie Verzending binnen heel BelgiëPapers over actuele onderwerpen

De voordelen van de niet-gemengde school

23 september 2012

 

Een Amerikaans rechtsprofessor neemt de verdediging op van het gescheiden onderwijs voor jongens en meisjes. Zij raadt dit model zelfs aan voor het openbaar onderwijs.

 

 

In de Verenigde Staten was het gemengd onderwijs in de openbare scholen een onaantastbaar beginsel tot de jaren negentig en werd het beschermd door federale wetten. In 1996 richtte een journalist-miljonair de Young Womens’s Leadership School op in het oosten van Harlem, New York. Het ging om een school die bestemd was voor meisjes — enkel meisjes — van arme gezinnen die een hoog percentage van schoolverlating, vroegtijdige zwangerschappen, enz. kende. Groeperingen van feministen en van verdedigers van de burgerrechten vielen het centrum aan. Regeringsexperten vroegen zich af of het wel wettelijk was dat deze school openbare gelden ontving. Maar de academische resultaten konden niet worden weerlegd: 100 % van de leerlingen kregen toegang tot de Universiteit. Toen kwam in de Verenigde Staten een debat op gang omtrent de vraag of het niet-gemengd onderwijs zou moeten ingang vinden in het openbaar onderwijs. Rosemary Salomone, Professor van Grondwettelijk Recht aan de St. Johns Universiteit van New York en uitgesproken feministe verdedigt die scholen wanneer men hun recht wil verminderen om subsidies te bekomen.

 

Kunt u mij het einde van het gebeuren vertellen, asjeblief? Hoe is het afgelopen met de meisjesschool van Harlem?

— Die werkt verder met een groot academisch succes. Haar leerlingen zijn arme, zeer arme meisjes. In die wijk is het gewoon dat de meisjes een tweede zwangerschap kennen rond 16 jaar. Zij hadden geen enkele toekomstperspectief. Deze school heeft hun de idee bijgebracht dat ze een intellectueel leven konden leiden! Het opvoedingsmodel legt de klemtoon op de wetenschappelijke vakken. Tot dan toe onderwezen de meisjesscholen het haarkappen, het naaien of het secretariaat…

 

Heeft de Noord-Amerikaanse maatschappij deze school aanvaard?

— De school heeft een grote ideologische en zelfs wettelijke tegenstand gekend. Zij bevond zich tegenover een felle verwerping vanwege feministische groeperingen en burgerrechten-activisten, die haar strekking discriminatoir vonden. Er zijn protesten geweest tegen de verantwoordelijken van het onderwijs van de administratie Clinton. De regering bestelde studies om na te gaan of de school wettelijk was en of ze subsidies moest ontvangen.

 

Leiderschap van de meisjes

 

En heeft ze publieke subsidies bekomen?

— In 2002 heeft het Congres van de Verenigde Staten een wet goedgekeurd die niet-gemengde opvoedingscentra, of scholen met aparte klassen voor jongens en meisjes, toeliet openbare gelden te ontvangen. Deze reglementering verkreeg de steun zowel van de democraten als van de republikeinen. Deze centra werden beschouwd als een project van pedagogische vernieuwing. Maar het succes van de school van Harlem heeft het debat doen openen omtrent de gescheiden opvoeding, iets wat tot dan toe in het openbaar onderwijs verboden was in de Verenigde Staten. Er werden studies gepubliceerd die ertoe leidden dit debat onder de experten scherper te stellen.

 

Welk soort van studies?

— Studies die enerzijds aantoonden dat de meisjes in hun opgroei leden aan problemen van zelfwaardering en anderzijds dat zij op wetenschappelijk gebied minder goede nota’s hadden dan de jongens. Men heeft anderzijds hoge cijfers van mislukking op school vastgesteld bij de jongens.

 

Waarin zijn die Noord-Amerikaanse scholen anders?

— Ze voerden voor de meisjes versterkte onderwijsprogramma’s in voor de mathematica en de wetenschappen. In de niet-gemengde scholen hebben zij betere nota’s in deze vakken en zijn er meer leerlingen die voor wetenschappelijke loopbanen kiezen. Dit model begunstigt de persoonlijke ontwikkeling van de meisjes en hun geschiktheid voor leadership; en bovendien biedt het een omgeving die ertoe bijdraagt zich te concentreren op de academische activiteit en op een groter perspectief van universitaire keuze.

 

Werden er nog andere centra geopend?

— Dit model heeft zich ontwikkeld in de grote steden van de Verenigde Staten, zoals Dallas, Boston en Chicago. Er is er een, Queen Campus, dat geopend werd in de moeilijke wijk van de Bronx van New York. Voor het ogenblik zijn er meer dan honderd openbare scholen met niet-gemengde opvoeding en 1.700 die deze programma’s van scheiding jongens-meisjes in bepaalde periodes van het pedagogische verloop invoeren of voor bepaalde klassen. Maar, in tegenstelling tot wat er gebeurt in Engeland of in Spanje, waar deze scholen verbonden zijn aan religieuze of elitaire centra, zijn het in de Verenigde Staten openbare instellingen waar minderjarige kinderen uit armenwijken worden geschoold, hoofdzakelijk om meer kansen te geven aan de meisjes.

 

Kon het feit dat de verantwoordelijke voor de Opvoeding van de regering Obama, Arne Duncan, een verdedigster is van dit opvoedingsmodel, invloed hebben op dit debat? Wordt het openen van deze publieke centra zonder problemen toegelaten?

— Neen. Men moet de reden aangeven waarom men de meisjes van de jongens scheidt om de indruk te vermijden van een seksuele discriminatie. Er moet een gewichtige reden zijn: bijvoorbeeld het feit iets meer te bekomen op academisch vlak of bij te dragen tot het vermeerderen van het rendement van de migrantenleerlingen of van die uit arme gezinnen komen. Ze moeten beschikken over programma’s, curricula, materiële middelen en ploegen professoren en instellingen die vergelijkbaar zijn met de andere. Het wordt streng gecontroleerd.

 

Ze kunnen het recht op gelijkheid bedreigen …

— Zulks niet wanneer men dezelfde inhoud van cursussen heeft als in de andere scholen. Zij discrimineren niet wanneer ze meer kansen geven aan de leerlingen, wanneer ze betere resultaten bekomen. Maar wat mij echt fantastisch voorkomt is het feit dat dit model successen behaalt op academisch vlak in de openbare centra, met kinderen uit zwakke socio-economische middens. Dat zij dezelfde kansen hebben als de leerlingen van de elite-scholen.

 

“Ze zijn er niet voor iedereen”

Thans gaat Rosemary Salomone de wereld rond om conferenties te geven om het stelsel van gescheiden klassen in de Verenigde Staten te verdedigen, een systeem waardoor men tot een politieke consensus gekomen is om dit project niet te reduceren tot het privé onderwijs en om het in te voeren in het openbaar onderwijs. Ze kwam langs in Madrid en in Bilbao, dank zij de groep COAS, die de scholen van niet-gemengde opvoeding groepeert.

 

U bent Professor van Grondwettelijk Recht aan de St. Johns University: hoe bent u scheep gegaan in deze kruistocht?

— Ik heb een gemengde school gevolgd. Op een bepaald ogenblik moest ik kiezen tussen het feit populair te zijn of een goed leerlinge. Dat beviel mij niet. Op 14 jaar heeft men mij in een katholiek centrum voor meisjes gebracht. Daar heb ik mezelf ontdekt. Ik moest niet kiezen. Ik kon tegelijkertijd populair zijn en een goed leerlinge. Ik voelde mij sterker. Jaren later heb ik het geval van de school van Harlem gekend. Dat maakte op  mij een sterke indruk en ik ben begonnen belangstelling te hebben voor dat model. Later heeft de regering mij gecontacteerd om raad te geven omtrent de wettelijkheid van deze centra.

 

Denkt u dat deze scholen talrijker zouden kunnen worden en in de mode raken?

— Daarom gaat het niet. De niet-gemengde school is niet goed voor alle kinderen, of voor alle leeftijden. Maar er zijn leerlingen, vooral tijdens de puberteitsjaren, die zich sterker voelen en beter voorbereid voor de reële wereld wanneer ze uit niet-gemengde scholen komen. Het moet een bijkomende optie zijn, zoals elk ander pedagogisch project. Het moet een vrije en persoonlijke keuze zijn van elk gezin en van elke leerling.

 

Dit interview werd uitgevoerd door Marta Fernández Vallejo voor het Spaanse dagblad “El Correo” van 16-4-02. Het werd gepubliceerd onder de titel “De niet-gemengde scholen begunstigen de geschiktheid tot leadership van de meisjes”. Deze tekst werd uit het Frans vertaald door Walter Van Goethem.